Sinds enkele jaren kan je na het secundair onderwijs een opleiding tot tandartsassistent volgen via een opleiding aan de VDAB en met stages in een tandartspraktijk. De tandartsassistent assisteert in die praktijk ‘aan de stoel’ en helpt bij administratieve taken, maar werkt niet in de mond van de patiënt. Die taak is voorbehouden aan de tandarts.

“Nochtans blijkt uit een bevraging dat de meerderheid van de Vlaamse tandartsen vindt dat er een belangrijke taak is weggelegd voor mondhygiënisten. De universitair opgeleide tandarts kan zich op die manier ook meer toeleggen op de complexe behandelingen, die beantwoorden aan de academische opleiding die hij of zij heeft genoten”, aldus Croo.

Preventieve mondzorg

Bovendien wordt de mondhygiënist zo opgeleid dat hij of zij uiteindelijk ook kan instaan voor voorlichting op het gebied van mondzorg.  “Onder meer de sociaal-economisch zwakkere gezinnen zijn daarbij gebaat”, weet Croo. “Ook het screenen van patiënten in rusthuizen en patiënten met bijzondere noden hoort daarbij. Meer preventieve zorg zou een grote impact moeten hebben op de gezondheidskosten omdat je ernstige aandoeningen ermee kan voorkomen.”

Nieuw beroep

Beide N-VA-volksvertegenwoordigers kijken alvast uit naar de resultaten van de doorlichting van de opleiding tot Bachelor in de mondzorg. “De zogenaamde ‘visitatie’ van die opleiding is een stap in het totaaltraject van de erkenning ervan, maar nog geen goedkeuring. Eens er witte rook is over de opleiding dringen we daarom aan op een effectieve goedkeuring ervan. Daarbij moet ook de federale wetgeving worden aangepast”, meent Van Camp. Zij zal daarover de minister van Volksgezondheid ondervragen.

“We hebben het hier niet over zomaar een nieuwe opleiding maar over een nieuw beroep, dat de organisatie van de tandheelkunde moet verbeteren en uiteindelijk ook de gezondheid naar een hoger niveau moet tillen”, verduidelijkt Croo. “Die moderne organisatie wordt al lang door wetenschappelijke inzichten ondersteund. Tijd dat we het mondzorglandschap ook effectief aanpassen aan de huidige inzichten”, besluit haar collega Van Camp.