Het verdict van het Rekenhof oogt niet fraai: “Een evaluatie van het beleid is niet mogelijk. Er worden geen verslagen opgesteld, het ontbreekt aan een globale inventaris van de genomen maatregelen en er bestaat geen geïnstitutionaliseerde formele coördinatie tussen de drie spelers Safe Brussels, vzw Transit en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.”

Chaos en wetteloosheid

Een grootschalige studie over het Belgisch drugsbeleid – uitgevoerd door de UGent, de Université Catholique de Louvain en de KU Leuven vorig jaar – kwam eerder tot een gelijkaardige conclusie: het drugsbeleid is te versnipperd en vaak ontbreekt een duidelijke visie. "Met de oprichting van gebruiksruimtes, geeft de meerderheid het signaal dat drugs oké zijn en dat we in Brussel in feite een halve stap zetten richting legalisering. Terwijl de federale regering drugsbezit voornamelijk wil beboeten. Het is onmogelijk om de federale en de gewestelijke plannen met elkaar te verzoenen. Dat zal leiden tot chaos en wetteloosheid op het terrein”, stelt Vanden Borre vast.

Geen tijd meer

Volgens Vervoort is het gebrek aan coördinatie en opvolging te wijten aan het feit dat men nog maar toe is aan de tweede uitgave van het gewestelijk veiligheidsplan. Het nieuwe plan 2025-2029 zal onder meer moeten zorgen voor een vlottere coördinatie tussen de verschillende spelers. Maar volgens Vanden Borre is er geen tijd meer: “Er moet en er kan nu al actie ondernomen worden. Zo moet de vzw Transit geïntegreerd worden in safe.brussels Daarnaast moet het gewestelijk veiligheidsplan de zonale veiligheidsplannen vervangen. Want bij het eerste gewestelijk veiligheidsplan werd de strijd tegen drugs en verslaving als één van de prioriteiten bestempeld. Maar niet alle politiezones namen die prioriteit over in hun zonaal veiligheidsplan, wat nochtans de bedoeling is. Tot slot moet er ook meer ingezet worden op repressie en bestuurlijke handhaving. Brussel loopt op dat vlak ten opzichte van Vlaamse en Europese steden een stuk achter”, besluit Vanden Borre.