Feit: zowel de lonen als de koopkracht gaan erop vooruit dankzij het gevoerde herstelbeleid

“In 2015 steeg de totale beloning van werknemers met 1,1 procent”, leert De Standaard uit het jongste rapport van de Nationale Bank. “Ongeveer de helft daarvan is te danken aan een hoger arbeidsvolume: er zijn meer mensen aan de slag, of mensen werken meer uren en strijken zo een hoger loon op. Maar ook het gemiddelde uurloon is vorig jaar gestegen: met gemiddeld 0,5 procent.”

En dan hebben we nog de taxshift niet in rekening gebracht. Die zorgt ervoor dat werknemers meer nettoloon overhouden. Toegegeven: de impact van die historische belastingverschuiving was in 2015 nog vrij bescheiden. Maar de komende jaren laat ze zich steeds sterker voelen: “Voor de laagste lonen komt dat neer op 150 euro per maand extra, voor de hoogste ongeveer de helft”, brengt De Standaard in herinnering.

Maar zoals die krant terecht opmerkt: “Dat de lonen stijgen, betekent niet dat werknemers beter af zijn. Want tegelijk wordt ook het leven duurder, bijvoorbeeld omdat belastingverhogingen elektriciteit een pak duurder gemaakt hebben.” Het is dus zaak om het beschikbare inkomen uit werk en vermogen te corrigeren met die grotere levensduurte. En wat blijkt? “Dan blijft een inkomensstijging van 1,3 procent over. Dat is de grootste stijging in meer dan vijf jaar.

Conclusie van De Standaard: “De koopkracht is dus niet gedaald. Er zijn zeker verliezers, maar een doorsnee Belg houdt aan het eind van de maand meer over, ondanks hogere belastingen, bijvoorbeeld op tabak of elektriciteit.” Of zoals Kamerfractievoorzitter Peter De Roover begin maart al vaststelde: “De bewering van de oppositie dat de regeringsmaatregelen de koopkracht zouden aantasten, wordt daarmee aantoonbaar tegengesproken.”

Onderwerpen