Na bijna twee jaar coronacrisis, waarvan ruim één met de regering-De Croo aan het roer, moeten we in de vierde (!) golf vaststellen dat niet-covid-zorg wordt uitgesteld. Dat zet extra druk op een zich verder splijtende samenleving waarbij groepen elkaar met de vinger wijzen. De crisis verloopt grillig en de wetenschappelijke onderbouw is beweeglijk, maar ook als we daar rekening mee houden bij de beoordeling van het beleid mogen niet alle vragen weggewuifd worden met het excuus dat de leercurve nog loopt.
Dat uitstel van de behandeling van niet-corona-aandoeningen tijdens de vierde golf roept terechte vragen op. Ik gooide minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) in het parlement wat ik noemde ‘het gebrek aan een expansievat’ voor de voeten, waarop hij als door een horzel gebeten reageerde.
Vreemd, want mag men niet verwachten dat mensen met een zorgnood passend geholpen worden in een land met ons welvaartspeil? Uiteraard is die uitdaging groter in een acute crisissituatie. Dat was het geval in de lente van vorig jaar en zelfs bij een tweede golf kon dat nog als verontschuldiging opgeworpen worden. Maar past de verwijzing naar een viruspandemie nog bij een vierde golf en wordt ze nog eens opgeworpen bij een eventuele vijfde golf?
In een interview in Humo, dat ook bij De Morgen online verscheen, komt minister Vandenbroucke, desgevraagd, terug op onze woordenwissel in de Kamer. In zijn antwoord gooit hij opnieuw twee zaken door elkaar. De discussie over de omkadering van de ‘normale’ zorg, ingesteld op de gewone behoefte aangevuld met een buffer, is één zaak. Daarnaast moet een performant zorgstelsel ook een noodscenario achter de hand houden bij aanhoudende crises.
De gewone zorg zo breed uitbouwen dat die in alle crisisomstandigheden alle zorg kan bieden, is een slecht idee. In normale tijden zou dan veel zorgcapaciteit ongebruikt blijven, wat een onverantwoorde besteding van belastinggeld betekent. Het is even vreemd te verwachten dat de reguliere zorg ook in uitzonderlijke crisisomstandigheden alles moeten kunnen opvangen.
Zowel uit zijn reactie in de Kamer als in Humo blijkt dat minister Vandenbroucke principieel afkerig staat tegenover zo’n noodplanning. Hij rekent volkomen op maatregelen die ervoor moeten zorgen dat covid een ‘nuleffect’ heeft op de zorgbelasting. Lees: liever vermijden dat mensen met corona in het ziekenhuis komen dan ervoor te zorgen dat zij én alle anderen de passende zorg kunnen krijgen.