Vandaag heeft minister-president Rudi Vervoort in de commissie voor Binnenlandse Zaken zijn Gewestelijk Preventie- en Veiligheidsplan voorgesteld. De N-VA is niet mals voor dit plan. Het bevat weliswaar een reeks goede voorstellen maar daarnaast heeft het plan ook een aantal grote tekortkomingen, waaronder een aantal principiële waarop we hier dieper ingaan.

Vooreerst bevat het plan veel te weinig sturing vanuit het gewest en vanuit de bevoegde instelling Brussel Preventie en Veiligheid (BPV). Zolang een fusie van de zes politiezones geen feit is, is een kordate en gefocuste aansturing essentieel om zo het gebrek aan eenheid van leiding, aanpak en informatiegaring in het gewest inzake preventie en veiligheid enigszins te compenseren. Belangrijke dossiers als een geharmoniseerd prostitutiebeleid, een algemeen politiereglement en een centrale aankoopdienst komen amper aan bod, laat staan dat er een duidelijke tijdsplanning naar voren wordt geschoven.

Ook inzake preventie is de N-VA teleurgesteld. Geen woord over buurtinformatienetwerken (BIN). Deze kunnen nochtans een belangrijke rol spelen in het sensibiliseren en detecteren van verdachte situaties en zelfs een gemeenschapsvormend karakter hebben. Bovendien telt het Brussels gewest slechts een drietal BINs, daar waar bijvoorbeeld alleen al in het Antwerpse stadscentrum er zeven BINs aanwezig zijn. Ook is nergens sprake van Lokale Integrale Veiligheidscellen (LIVC), een overlegplatform waar informatie over terrorismebestrijding kan worden uitgewisseld tussen verschillende overheidsdiensten. Ook wordt nergens de BIBOB-wet aangehaald die voorafgaande controles door lokale besturen bij het afleveren van vergunningen regelt.

Met verwondering stelt de N-VA ook vast dat een samenwerking met de Franstalige gemeenschap op het vlak van preventie inzake gewelddadige radicalisering wordt aangekondigd. Over een gelijkaardige samenwerking met Vlaanderen werd geen woord gerept.

Vele relevante federale projecten komen ook niet echt aan bod. We denken hierbij aan de ondersteuning van het Kanaalplan (huis-aan-huiscontroles, de doorlichting van ‘obscure’ vzw’s), de succesvolle Gaudi-acties waarbij illegalen die strafbare feiten plegen worden opgespoord en berecht, de regionale aanpak van georganiseerde misdaad (RIEC) e.d. Die projecten hebben een eerder repressief karakter. Een kordaat lik-op-stukbeleid is duidelijk niet de ambitie van de Brusselse regering.

Overigens vond de presentatie door de zogenaamd tweetalige instelling Brussel Preventie en Veiligheid (BPV) voor 95 procent plaats in het Frans. Johan Van den Driessche heeft in zijn repliek daartegen geprotesteerd en duidelijk gemaakt dat dit niet voor herhaling vatbaar is.