Op het Brusselse Luxemburg- en Schumanplein woedt al maanden een discussie over de nieuwe begrotingsregels voor de Europese lidstaten. Die zal een apotheose kennen tijdens het Belgische voorzitterschap van de Raad van de EU in de eerste helft van volgend jaar, tegen een achtergrond van economisch tumult, internationaal conflict en oplopende rentes. De regels die tot verantwoordelijke begrotingen moeten leiden, komen almaar meer onder druk.

Na de bankencrisis, die uitmondde in de Griekse tragedie van 2010, besloot de EU dat het alle hens aan dek was. Het versterkte en verruimde stabiliteits- en groeipact moest de nodige veiligheden in het budgettair systeem inbouwen en de Maastrichtnormen extra versterken. Iedereen was het erover eens dat we ons geen herhaling van het Griekse scenario konden permitteren.

Helaas zijn herinneringen vluchtig. Economisch herstel, lage rentes en het lakse monetair beleid van de EU hebben geleid tot een nieuw Europees adagium: ‘Dat gat in de begroting is er vanzelf gekomen en zal ook vanzelf weer weggaan.’ Niets is minder waar. Sinds de coronacrisis zitten we in een andere realiteit. Door de oplopende rentes hangt de overheidsschuld als een zwaard van Damocles boven de lidstaten. Landen als Italië, maar ook België, komen zo vroeg of laat in het vizier van de internationale markten.

Noord-zuidtegenstelling

In België kristalliseert de noord-zuidtegenstelling zich als vanouds. De politieke breuklijn door Europa loopt dwars door België en door het partijlandschap. Vooruit-voorzitter Conner Rousseau riep deze week op tot een minder rigide begrotingskader om investeringen mogelijk te maken. Dat we moeten blijven investeren is voor iedereen duidelijk, maar als dat een excuus is om de putten nog dieper te maken, is dat spelen met de toekomstige welvaart. De tering naar de nering zetten staat niet in het economisch handboek van een socialist.

De rekening op orde hebben is de beste verzekering tegen toekomstige crisissen en maakt dat we kunnen investeren in de maatschappelijke uitdagingen die op ons afkomen.

Ook de standpunten van Vlaanderen en Wallonië over verantwoordelijk budgettair beleid en het veiligstellen van de welvaart van onze burgers liggen mijlenver uiteen. Vlaanderen kijkt naar het noorden en pleit ervoor verantwoordelijk om te springen met de centen van de mensen. De rekening op orde hebben is nog altijd de beste verzekering tegen toekomstige crisissen en maakt dat we kunnen investeren in de maatschappelijke uitdagingen die op ons afkomen.

Ten zuiden van de taalgrens vieren ze de budgettaire teugels. In plaats van de nodige hervormingen door te voeren om onze welvaart veilig te stellen, pleiten de Franstaligen er liever voor de Europese afspraken zelf aan te passen. We overtreden de opgelegde regels toch al zo lang, dan kunnen we ze evengoed veranderen in functie van ons non-beleid, is het Franstalige credo.  

Ik bespaar u de techniciteit van de Europese besluitvormingsmachine. Tot nader order wordt het Europees financieel en begrotingsstandpunt vertolkt door mijn federale collega. Om tot een gedragen standpunt te komen met de deelstaten worden veel vergaderingen georganiseerd. Daar knelt alweer het schoentje. De visies, gebruiken, economische realiteiten en politieke constellaties liggen zo ver uit elkaar dat de conclusie luidt dat België geen standpunt hééft.

Als gevolg daarvan hebben we geen sterke stem met een duidelijke visie aan de Europese tafel en leggen we ons neer bij wat de andere lidstaten ons opleggen. Dat staat in schril contrast met andere kleinere lidstaten die fel van zich laten horen, zoals Nederland en Denemarken.

Rug rechten

Dat we er het zwijgen toe doen als één van de 27 in de Europese club, is al een triest schouwspel. Dat we als voorzitter van de Raad naar alle waarschijnlijkheid met lege handen staan, is evenwel een nieuw dieptepunt in de federale diplomatie. Ik roep mijn Vlaamse collega’s in de federale regering dan ook op de rug te rechten en Vlaanderen niet mee te slepen in het Belgische moeras.

Het Waalse en Brusselse standpunt van budgettaire laisser-faire is al langer doorgedrongen in de federale logica. Geen enkele geloofwaardige poging werd deze legislatuur ondernomen om de zaken min of meer op orde te stellen. In Brussel en Wallonië houdt men de schijn zelfs niet meer op. Hoe langer die Vlaams-Waalse tweespalt aansleept, hoe groter de kans wordt dat België in het vizier van de internationale markten komt.

Wij zijn bij de slechtste leerlingen van de klas. Het Belgische feestje zal hoe dan ook snel stoppen, ofwel doordat de internationale markten partycrashen, ofwel omdat we onze eigen race to the bottom hebben georganiseerd. Dat mijn Vlaamse collega’s in de federale regering de begrotingsregels niet scherp stellen en meegaan in het kortzichtige beleid van onze Waalse buren, is onbegrijpelijk en politiek onhoudbaar. Het toont opnieuw aan dat het Belgische model op is.