Elk jaar nemen leerkrachten honderdduizenden beslissingen over getuigschriften, A-, B- of C-attesten – en toch trekken jaarlijks gemiddeld maar 10 tot 20 benadeelden naar de Raad van State. Dit kleine aantal juridische betwistingen werpt wel een heel grote schaduw over het onderwijs: veel directies en leerkrachten voelen zich genoodzaakt om elke beslissing te verantwoorden met dikke pakken papier, voor het geval er later een B- of een C-attest van komt en deze beslissing juridisch aangevochten zou worden. Dat neemt veel waardevolle tijd van onze leerkrachten in beslag. Dat heeft ook een impact op de onderwijskwaliteit, want leerkrachten kunnen zich door al die planlast dus ook minder concentreren op hun kerntaak: lesgeven.
‘Vermoeden van deskundigheid’
Weyts verankert het ‘vermoeden van deskundigheid’ decretaal voor alle leerkrachten. Politieagenten, treinconducteurs, beëdigde ambtenaren en bijvoorbeeld boswachters genieten dit ‘vermoeden van deskundigheid’ al langer. Die juridische term betekent dat hun beslissingen betwist kunnen worden, maar dat de bewijslast dan ligt bij diegene die de beslissing betwist. Een beëdigde ambtenaar moet niet bewijzen dat zijn versie van de feiten juist is: het is aan de andere partij om te bewijzen dat de realiteit anders was of dat er een fout werd gemaakt.
Juridisch fonds voor betwistingen
Als leerlingen of hun ouders toch nog naar een externe rechtbank zoals de Raad van State stappen tegen beslissingen van de klassenraad over een B- of een C-attest of tegen een schorsing of een uitsluiting, dan zal de Vlaamse Overheid de gerechtskosten dragen in plaats van de scholen. Weyts creëert hiervoor een juridisch fonds.