Mannen lezen geen handleidingen, zijn wel keien in kaartlezen, maar vraag ze niet om 2 dingen tegelijk te doen. Ja, ik trek hier het blik diep gewortelde stereotypen open. Ik hoor u al fulmineren: hokjesdenker! Maar wat als ik u nu zeg dat er misschien een grond van waarheid zit in die stereotypische opdelingen? Wat als mannen en vrouwen in de kern nu eenmaal niet gewoon exact hetzelfde zijn? Zij dus ook niet hetzelfde benaderd moeten worden? En dat als we dat wel doen, we altijd een van beide in de steek laten.

Een korte aanloop om u eerst op uw paard te zetten, alvorens ik wil aankaarten hoe we mannen vooral niet bereiken. Nu u dan toch op uw paard zit, kan u gelijk met mij ten strijde trekken om dat tij te keren: de geestelijke gezondheidszorg bereikt mannen vaak veel te laat, of zelfs helemaal niet. Is onze zorg niet te veel op vrouwen gericht?

Het begint al bij het praten over problemen. Er wordt wel eens grappend opgemerkt hoe vrouwen een hele dag door kunnen praten. Hoe zij veel meer woorden gebruiken dan mannen. Dat is ook gewoon zo. Vrouwen gebruiken woorden om zich te uiten, frustratie weg te werken, lotgenoten te vinden en tot oplossingen te komen. U begrijpt dat dit in de geestelijke gezondheidzorg een troef is voor vrouwelijke patiënten. Wanneer je de woorden niet meekreeg om je te uiten, misschien je zelfs liever niet met woorden uit, dan moet je van een heel eind verder komen om je draai of aansluiting te vinden in therapie. Of je die woorden nu niet meekreeg omdat onze samenleving ze decennialang niet geschikt achtte voor jongens, of mannen gewoon eerder geneigd zijn zich anders te uiten dan met woorden; doet er op dat punt weinig meer toe.

Wanneer je de woorden niet hebt, is de drempel vele malen hoger. Reken daar nog bij dat onze samenleving decennialang mannen vertelde dat ze maar flink moesten zijn, dat jongens niet huilen en al zeker niet zitten te babbelen als viswijven… Dan kan het je toch niet verbazen dat we cijfers in de gezondheidszorg zien, die we zien. En is het niet bepaald vreemd dat we geconfronteerd worden met suïcidecijfers die bij mannen hoger liggen dan bij vrouwen met een grote piek bij mannen ouder dan 70 jaar.

Hoe dat opgelost zien? Wanneer een Stephen Fry en Mathias Vergels openlijk spreken over hun worstelingen met bipolariteit, dan doorbreekt dat een taboe. Het taboe dat mannen maar moeten doordoen. Het taboe dat maakt dat een man die zich aandient bij de huisarts pillen krijgt voor de fysieke klachten, terwijl een vrouw vragen over haar gemoedstoestand krijgt. Misschien moeten we mannen andere spreekwoordelijke, of zelfs letterlijke, werktuigen geven om zich te uiten.

Dat hobby’s als bijlwerpen of hypes als ‘rage rooms’ in opmars zijn, is niet omdat de wereld plots zoveel agressiever is. Kan het niet dat dit een antwoord biedt op een nood die er is om stoom af te laten? Niemand zal pleiten voor het uiten van je woede met de borden uit je eigen keukenkast. Maar is het geen guilty pleasure voor velen van ons om brullend spul tegen de grond te keilen, wetende dat je er niet voor in de problemen komt?

De stoom aflaten zal waarschijnlijk niemand van een depressie genezen en kan al zeker geen vervanging zijn voor de nodige medicatie bij een psychische stoornis. Maar wanneer we afstappen van praten als basis voor ons idee van zelfzorg en laagdrempelige zorg, misschien komen we dan wel tot methoden waarvoor woorden niet nodig zijn, waarbij meer mannen aansluiting vinden. Als dat zo is, misschien kunnen we dan ver voor ze de bergaf gaan zorgen voor een rustpunt.

En als al dat dan waar zou zijn. Is het dan zo erg om te durven stellen dat mannen en vrouwen niet hetzelfde zijn? Dat we ze niet hetzelfde moeten benaderen als we willen dat we ze allebei evenzeer helpen?