Slechte keuze om gemeenten grote rol te geven

Verstraeten ondervroeg Brussels collegelid Alain Maron over de nieuwe deadline voor de verplichte inburgering in Brussel. Normaal moest die in januari 2020 ingaan, maar de inwerkingtreding werd uitgesteld omdat de gemeenten niet klaar waren. Zowel voormalig minister van inburgering Homans als de Brusselse N-VA vonden het toekennen van een grote rol aan de gemeenten in de Brusselse inburgering een slechte keuze. “We zagen de bui al hangen in 2017, toen we stelden dat deze keuze tot chaos zou leiden”, zegt Verstraeten.

Maron neemt gas terug

De nieuwe deadline voor inwerkingtreding werd nu vastgelegd op 1 januari 2021. “Ik was bijzonder tevreden dat er nu eindelijk een duidelijke deadline voor de inwerkingtreding was. Collegelid Maron nam in de commissie echter meteen gas terug, en stelde dat dit “een doelstelling, maar geen belofte” is. Ik vind deze houding bijzonder teleurstellend en voel het volgende uitstel al in de lucht hangen.” 

Naar een eengemaakt Brussels inburgeringstraject?

Maron blijft hameren op de noodzaak om al de inburgeringstrajecten, die nu door de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie georganiseerd worden, in te kantelen in de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) en een eengemaakt Brussels inburgeringstraject te vormen. “Maron stelt dat hij dit besproken heeft met Vlaams minister Somers. Minister Somers zelf verklaart dan weer dat daar nooit over gesproken is. Ik weet niet wie ik nu moet geloven”, zegt Verstraeten. 

Vlaamse inburgeringstrajecten zijn populair

Voor Verstraeten gaat die keuze in ieder geval rechtstreeks in tegen het samenwerkingsakkoord met Vlaanderen en de Brusselse ordonnantie. “Die hebben deze rol toebedeeld aan de taalgemeenschappen. Vlaanderen organiseert al 15 jaar inburgeringstrajecten in Brussel op vrijwillige basis. Deze werken enorm goed, zijn bijzonder populair, en geven de mogelijkheid aan nieuwkomers in Brussel om ook Nederlands te leren. Dat verhoogt enorm hun kansen op de arbeidsmarkt.” 

GGC is de facto eentalig Frans

Bovendien zou zo’n inkanteling in de GGC een achterstelling van het Nederlands betekenen. “Zowat alle wettelijk verplicht tweetalige instellingen van de GGC slagen er niet in om de taalwetten na te leven en dienstverlening in het Nederlands te garanderen, of het nu om rusthuizen, ziekenhuizen of huisartsenwachtposten gaat. De wettelijke tweetaligheid van de GGC is de facto Franse eentaligheid”, besluit Gilles Verstraeten.