'Jobs, Jobs, Jobs.' Dat was het credo van de vorige federale regering. Onder die Zweedse ploeg, met de N-VA, werden netto ruim 300.000 extra banen gecreëerd. Het resultaat van een weloverwogen beleidsmix. Daarbij werden zeker inspanningen gevraagd, zoals loonmatiging en een indexsprong, maar werden tegelijk de lasten op arbeid verlaagd. Zo verbeterde onze concurrentiekracht. Het resultaat: de jobmotor sloeg aan en de koopkracht steeg fors.

Ook de loonwet, die de voorbije weken tot spanningen leidde in de huidige meerderheid, werd door de Zweedse regering grondig en goed hervormd. Zolang er geen decentraal loonoverleg komt op sector- en bedrijfsniveau dat meer vrijheid biedt om over een all-inpakket te onderhandelen, blijft de hervormde Zweedse loonwet de beste waarborg voor onze concurrentiekracht.

Die loonwet blijft voorlopig behouden, maar een van de prijzen die de liberalen daarvoor betalen, is een verhoging van de brutominimumlonen, op termijn met meer dan 20 procent. Volgens PS-voorzitter Paul Magnette vormt dat een integraal onderdeel van het net afgesloten akkoord. Daarmee komt premier Alexander De Croo (Open VLD) tegemoet aan een eis van de PS, de PTB en de radicale FGTB.

Het huidige interprofessionele brutominimumloon bedraagt in België nochtans 1.626 euro, en hoort daarmee bij de hoogste van Europa. In veel sectoren geldt een nog hoger sectoraal minimumloon. Dat bedrag fors verder verhogen klinkt goed en sociaal, maar is in de praktijk de beste garantie op een verlies van concurrentiekracht, jobvernietiging en uiteindelijk meer armoede.

De PS meent met hogere brutominimumlonen minder working poor te krijgen, terwijl we in België eerder een probleem hebben van te veel non working poor. Net dat probleem zal nog toenemen.

Paradoxaal genoeg zouden de gevolgen van een hoger brutominimumloon het meest uitgesproken negatief zijn voor Brussel en Wallonië, regio’s die een werkzaamheidsgraad hebben van respectievelijk amper 61,3 en 64,6 procent, waarmee ze het veel minder goed doen dan Vlaanderen (ongeveer 75 procent). Bij uitstek de kwetsbaarste groepen in de samenleving, zoals jongeren, laaggeschoolden, allochtonen en langdurig werklozen, worden getroffen. Zij zullen moeilijker een job vinden.

Dat partijen die in die regio’s al decennia aan de macht zijn en geen resultaten boeken nu federaal een retour du coeur-beleid opleggen is een gevolg van het ontbreken van een Vlaamse regeringsmeerderheid.

Starterjobs

Het is ook een nieuwe inbreuk op het succesvolle beleid van jobcreatie onder de Zweedse regering, waar met de zogenaamde 'starterjobs' het omgekeerde gebeurde, met name een verlaging van de brutominimumloonkosten voor jonge werknemers (-18 procent voor 18-jarigen, -12 procent voor 19-jarigen, -6 procent voor 20-jarigen), mét behoud van hun nettoloon. Zo creëerden we extra jobs voor kwetsbare jongeren en garandeerden we hun koopkracht.

De regeringsbeslissing over hogere brutominimumlonen staat bovendien niet op zichzelf. Recentelijk werden ook de uitkeringen voor onder meer langdurig werklozen disproportioneel verhoogd, zonder ook maar één bijkomende activerende maatregel. Het is zoals Magnette stelt: 'De socialisten zijn terug.' Jobcreatie is niet langer een prioriteit en over de ambitie om de werkzaamheidsgraad naar 80 procent te verhogen heerst stilte. Dat roept herinneringen op aan de regering-Di Rupo, toen de private jobcreatie onbestaande was.

België heeft geen probleem van een te laag minimumloon of van te lage uitkeringen voor langdurige werklozen. Het echte probleem is onder andere dat mensen die wel werken hier te zwaar worden belast. De vorige regering heeft op dat vlak een aanzienlijke stap gezet, met name voor de laagste lonen. Op dat pad zou men verder moeten gaan.

De regering-De Croo gaat er prat op een zeer sociaal beleid te voeren, maar door ongedekte cheques, onzinnige maatregelen als het verhogen van het brutominimumloon en het ontbreken van echte hervormingen zal ze net het omgekeerde oogsten. Dat naar analogie met het klimaatbeleid, waar de regering zichzelf de ‘groenste ooit’ verklaart, maar in de feiten een nuluitstoot tegen 2050 sterk zal bemoeilijken met haar kernuitstap. Er gaapt een grote kloof tussen de realiteit en de fictie van paars-groen.

De federale optelsom van de twee democratieën maakt het vandaag onmogelijk een ambitieus arbeidsmarktbeleid te voeren dat ons naar een werkzaamheidsgraad van 80 procent stuwt. Vandaar onze vraag om dat beleidsdomein naar de deelstaten over te hevelen. Zo kan Vlaanderen maatregelen nemen om ondernemers zuurstof te geven en werken lonender te maken. En zo kan Wallonië kiezen voor hogere brutominimumlonen, maar is het wel zelf verantwoordelijk voor de gevolgen en moet de Vlaamse concurrentiekracht niet in de klappen delen. Helaas heerst ook op institutioneel vlak stilte.