Uit de Taalscreening, of KOALA-toets, die sinds vorig jaar jaarlijks wordt afgenomen bij kleuters van vijf jaar in de derde kleuterklas, blijkt dat 14 procent van hen nood heeft aan extra taalondersteuning, 4 procent heeft nood aan een intensieve begeleiding. Die resultaten zijn iets beter dan die van vorig jaar, toen 15 procent van de kleuters een taalachterstand voor Nederlands had.

Vooral in grootsteden

Vooral kinderen in grote steden scoren onder het Vlaams gemiddelde. In Antwerpen heeft 29 procent nood aan extra begeleiding, in Gent 23 procent en in Brussel 25 procent. Ook in scholen met veel kinderen met een andere thuistaal scoren leerlingen minder goed. In totaal heeft 25 procent van de kleuters in die scholen nood aan extra taalondersteuning, al is dat wel een daling tegenover vorig jaar (28 procent).

Nefast voor alle kinderen

Voor minister van Onderwijs Ben Weyts zijn er vooral extra maatregelen nodig in steden of regio's waar de leerlingen onder het Vlaamse gemiddelde scoorden: "Als pakweg een op de vier kleuters te beperkt Nederlands begrijpt, dan is dat absoluut nefast voor álle kinderen in die klas. We zouden daar extra maatregelen moeten nemen, zoals striktere engagementen van ouders om hun kinderen ook na schooltijd in contact te brengen met het Nederlands."

Repressieve maatregelen

De minister wil meer inzetten op ouderlijke betrokkenheid, en wil daar desnoods een stok voor achter de deur houden. "Enerzijds kunnen we de ouders proberen te stimuleren, maar naast de positieve maatregelen moeten we ook oog hebben voor repressieve maatregelen. We moeten nadenken over mogelijkheden om in te grijpen wanneer ouders manifest de ouderlijke verantwoordelijkheid ontlopen, bijvoorbeeld over ingrijpen in het groeipakket of in premies van de overheid."

Meten is weten

Vlaams Parlementslid Annabel Tavernier reageert op de cijfers: “Deze resultaten tonen aan dat de taalscreening geen dag te vroeg kwam. Dankzij de screening weten we precies hoe de vork aan de steel zit en hoeveel kleuters extra taalondersteuning nodig hebben om aan het eerste leerjaar te kunnen beginnen. Meten is weten. Hoe vroeger je kan ingrijpen met remediëring en taalintegratietrajecten, hoe beter. Een goede kennis van het Nederlands is een belangrijke voorspeller voor de slaagkansen in het onderwijs en later op de arbeidsmarkt.”

Annabel Tavernier

Daarnaast is het volgens Tavernier belangrijk dat kleuters ook na de lesuren zoveel mogelijk in contact komen met het Nederlands.

“We zien dat vooral leerlingen die thuis geen Nederlands spreken extra taalondersteuning nodig hebben. Maar een taal leer je niet alleen op school. Ik wil ouders dan ook oproepen om ook na de lesuren hun kinderen zoveel als mogelijk in contact te brengen met het Nederlands. Dat kan door je kind in te schrijven in een zomerschool die sinds vorig jaar bestaat voor kleuters, maar ook op een laagdrempelige manier door bijvoorbeeld samen met je kind naar Ketnet te kijken.”