“Wat me opvalt aan ‘Het verhaal van Vlaanderen’ is dat er vanuit een welbepaalde hoek enorm veel kritiek komt”, opent Bart De Wever en het mag duidelijk zijn: het zit ‘m hoog, de voortdurende discussies over het tv-programma dat op zondagavond vlot 1,2 miljoen Vlamingen aan het scherm kluistert. En al helemaal na de aflevering over de Guldensporenslag - toch de lakmoesproef van de makers om de onafhankelijkheid van de subsidies vanuit N-VA-hoek te bewijzen. “De historici van het postmoderne slag komen eropaf als vliegen op honing, met een ongelooflijke intensiteit om het hele project op een lage en leugenachtige manier af te breken.”

Geeft u eens een voorbeeld.

Bart: “De Brabantse betrokkenheid bij het Franse leger was minimaal en is perfect puur feodaal te verklaren, terwijl in de kronieken van die tijd wel degelijk staat dat de sympathie van de Brabanders bij de Vlamingen lag. En de betrokkenheid vanuit Waalse kant bij het Vlaamse leger, was evenzeer minimaal en te verklaren door familiebanden van een aantal ridders met Gwijde van Dampierre. Dat wordt nu gepimpt tot een soort van bewijs dat er Vlamingen tegen Vlamingen vochten en de Walen meededen tegen de Fransen. Dat is gewoon onzin. Zever. Een toxische agenda. Hebt u gelezen wat Marc Reynebeau, nochtans ook een historicus, schrijft in ‘De Standaard’? Dat bùlkt van leugens, om toch maar ‘Het verhaal van Vlaanderen’ tot op de grond te kunnen afbreken.”

U bedoelt zijn stelling over “de identiteitspolitieke framing van de serie, die sterk wordt gepromoot door de Vlaams-nationalistische sponsors ervan in de Vlaamse Regering”?

Bart: “Hij is zodanig gretig anti-nationalistisch dat het ronduit leugenachtig wordt. De politiek is totaal afzijdig geweest in het maken van dit programma. Het idee dat ‘Het verhaal van Vlaanderen’ een soort van staatsnationalistische televisie is, is gewoon bullshit. Ik zou er mij zelfs niet mee willen bemoeien - dat is mijn rol niet.”

Eerlijk is eerlijk: de Vlaamse ministers van de N-VA zijn gretig geweest met subsidies.

Bart: “Met subsidies, ja. Maar wij zijn geen sponsors. Sponsoring houdt in dat je iets te zeggen hebt over de inhoud, zodat het product naar zijn believen voldoet. Ik moet vooral vaststellen dat ‘Het verhaal van Vlaanderen’ de linkerzijde heeft gemobiliseerd om tégen subsidies te zijn. Normaal zijn zij degene die elke subsidie voor elke cultuuruiting te vuur en te zwaard verdedigen.”

Is ‘Het verhaal van Vlaanderen’ zijn geld waard?

Bart: “Die subsidies - en ze komen niet alléén van N-VA-ministers - zijn al bij al een onbetekenend bedrag voor een héél succesvolle tv-reeks. Als je het uitrekent per kijker per aflevering, heb je dus voor een paar centen aan volkspedagogie gedaan. Ik weet ook wel dat men met reuzenstappen doorheen duizenden jaren geschiedenis stapt. Toch doet het programma exact wat het belooft: vensters openen op ons verleden en daar op een populaire, samenvattende manier een beeld van schetsen. En het goeie is: het voedt het debat.”

Dat klinkt paradoxaal, nee? Want u verwijt net historici “van het postmoderne slag” dat ze hun mening erover geven.

Bart: “Maar waar zágen zij toch over? Een historicus zou net supergelukkig moeten zijn dat een overheid middelen vrijmaakt om hun vakgebied naar de brede bevolking te brengen en hen de opportuniteit te bieden extra nuances te plaatsen. Maar dat doen ze niet. Ze breken het af. Dat de Guldensporenslag belangrijk is voor Vlaanderen, staat toch buiten kijf?”

Dat de Slag niet belangrijk was, beweert toch niemand? Het enige wat nu is bijgekleurd, is het beeld dat door Hendrik Conscience is blijven hangen.

Bart: “Het is net vanuit dat negentiende-eeuwse perspectief dat de Guldensporenslag belangrijk is. Conscience heeft een stichtende roman geschreven van de jonge, Vlaamse, moderne natie zoals we die vandaag kennen. Niet vergeten dat het Vlaanderen van Conscience straatarm was, in tegenstelling tot de rijke regio in de Middeleeuwen. In de negentiende eeuw stierven mensen van de honger en was malaria een inheemse ziekte: in zo’n context was een verhaal over een gedeeld roemrijk verleden bijzonder waardevol.”

Toch schreef Conscience ‘De Leeuw van Vlaanderen’ vanuit een Bélgisch perspectief, dat in 1838 - toen het boek uitkwam - piepjong was.

Bart: “Natuurlijk was hij een belgicist. Maar hij wou in de jonge natie aandacht creëren voor de Vlaamse component, die was weggeduwd door een volledig Franstalige elite. Daarvoor keek hij, zoals alle nationalisten, naar het verleden om gemeenschappelijke elementen te vinden die een natie kunnen vormen. Het is net omdat die francofone elite het idee van een Vlaams bewustzijn afwees, dat de Vlaamse Beweging is ontstaan.”

Zou daar de gewrongen houding uit voortkomen: misschien is het woord ‘Vlaanderen’ politiek besmet?

Bart: “Inzake postmoderne zelfhaat is de linkse elite wereldkampioen. Het woord ‘Vlaanderen’ mag niet vallen. ‘Vlaams’ is goed om over racisme, seksisme, imperialisme en kolonialisme te spreken. Uiterst rechts in Vlaanderen roept heel veel weerstand op, dat is een verzachtende omstandigheid. Maar desalniettemin is het opvallend hoe de zelfschaamte pathologische vormen heeft aangenomen.”

Wat ook opvalt: Pieter de Coninck leek in ‘Het verhaal van Vlaanderen’ een socialist avant la lettre.

Bart: “Dat is niets nieuws. De Guldensporenslag werd al in de negentiende eeuw zeer actief geclaimd door de socialisten, als een belangrijke stap in de democratisering van Vlaanderen. Want na 1302 komen de ambachten in de schepencolleges van de steden en krijgen ze zeggenschap over hun eigen loon- en arbeidsvoorwaarden. Tijdens 11 juli-manifestaties noemen ze de bourgeoisie nog ‘leliaarts’. Maar vreemd genoeg is de linkerzijde vandaag afgedwaald naar een woke zelfontkenning.”

Had u liever de klemtoon elders zien liggen?

Bart: “Ach, mijn broer Bruno (ook historicus, red.) zegt dat geschiedenis complexer is dan wiskunde en op dat vlak geef ik hem uitzonderlijk gelijk. Maar wellicht heeft men bij het samenstellen van ‘Het verhaal van Vlaanderen’ over 1302 een correctie willen aanbrengen op de 19de-eeuwse klemtoon op taal en cultuur.”

Of de programmamakers wilden niet in de hoek van het Vlaams nationalisme geduwd worden?

Bart: “Het sociaal aspect van ambachten die zich bevrijden wàs er al in 1302. Ik snap wel dat de programmamakers daar aandacht aan hebben besteed. Maar dat men het sociale aspect overbelicht en de typische feodale onenigheid tussen de graaf van Vlaanderen en zijn leenheer, de koning van Frankrijk, wat minder uitlegt? Ik sluit niet uit dat men dat heeft gedaan om de evidente kritiek van die postmoderne brigade voor te zijn. Tom Waes zei in ‘De Afspraak’ al dat “de flaminganten gingen verschieten.” O jee, dacht ik toen al.”

Historicus Jan Dumolyn deed er zondag nog een schepje bovenop: “De Vlamingen waren de Taliban van hun tijd”, zei hij.

Bart: “U kent de politieke achtergrond van Jan Dumolyn? (Hij was kandidaat voor de PVDA bij de gemeenteraadsverkiezingen in Gent, red.) Dan moet je dat soort onzin voor lief nemen, zeker? Maar het klopt dat het resultaat van de Slag ongezien was: een volksleger dat een ridderleger verslaat en de Franse edelen gewoon doodslaat. Dat is een historische waarheid. Maar om daar een morele kwalificatie van vandaag aan te geven en de Vlamingen te vergelijken met de Taliban, is een zware uitschuiver.”

Met dat in het achterhoofd, houdt u uw hart vast wanneer het straks over de Vlaamse Beweging na de Eerste Wereldoorlog en de collaboratie in de Tweede Wereldoorlog zal gaan?

Bart: “Helemaal niet. Ik heb absoluut geen moeite met een faire kijk op het verleden. Dat we nu anders terugkijken op de collaboratie - en op het kolonialisme - is niet meer dan normaal. De bevruchting door de Nieuwe Orde maakte veel Vlaamsgezinden klaar om tijdens WO II in de collaboratie te stappen, en dat was een tragische vergissing. Maar ik zou ook niet weten waarom dat afbreuk zou doen aan de eenentwintigste-eeuwse Vlaamse identiteit.”

Tot slot: Jan Breydel bestaat niet, of toch niet zoals we hem dankzij Conscience kennen. Mag zijn standbeeld in Brugge blijven staan?

Bart: “Ik ben absoluut geen voorstander van de cancelcultuur. Breydel is blijkbaar een geromantiseerde toevoeging uit de 15de-eeuw en Conscience heeft dat onwetend overgenomen: dat moet je hem toch vergeven? Maar zekerheden heb je niet meer. Als ik zie hoe het beeld van Thomas Jefferson uit het stadhuis van New York wordt gesleurd of dat van Voltaire voor de Académie Française in Parijs verwijderd is, dan verschiet ik nergens meer van.”