De echte vraag moet natuurlijk zijn of stemrecht vanaf zestien een stap vooruit is voor de democratie én een meerwaarde biedt voor de jongeren van zestien en zeventien jaar.

Vrolijk engagement

Voor de democratie is dat alvast niet vanzelfsprekend. Ja, actief burgerschap bij de jeugd is van onschatbare waarde. Maar wie met deze maatregel een grotere politieke participatie van de jeugd verwacht of wil forceren, is eraan voor de moeite. Uit Noors onderzoek blijkt dat er amper een verband bestaat tussen het verwerven van stemrecht en politieke interesse. Wanneer men al een toename van politieke interesse kan waarnemen, geldt dit alleen voor die jongeren die al politiek geïnteresseerd waren.

Een niet te onderschatten deel van de jongeren is vandaag al vrolijk bezig met maatschappelijk engagement - via hun jeugdbeweging bijvoorbeeld, of via andere vormen van vrijwilligerswerk. Ze wegen vaak op de besluitvorming via een kanaal als de lokale jeugdraad of via de organisatie waartoe ze behoren. Een opwaardering van die adviesraden kan een ongelooflijk hulpmiddel zijn voor de lokale bewindsvoerders.

Mensen verschillen. Terwijl de ene op zijn zeventiende een politiek beest is, geeft een ander op z'n twintigste geen bal om politiek. Daardoor is elke leeftijdsgrens arbitrair: waarom moet een zestienjarige stemrecht krijgen, maar een mature vijftienjarige die zijn leeftijd vooruit is niet?

De waarheid is dat je ergens een grens moet trekken. Achttien is de leeftijd waarop je een echte rol kan spelen in de samenleving: je kan voor het eerst echt werken, zelf een woning kopen of huren, je kan trouwen, draagt volle aansprakelijkheid, enzovoort. De meeste rechten krijg je bij je meerderjarigheid. Het is dan ook de meest logische leeftijdsgrens om stemrecht te verwerven.

Geen meerwaarde

Maar tegelijk met de toekenning van rechten legt de maatschappij ook plichten op. Wie pleit voor meer rechten moet daar ook de verantwoordelijkheid voor die rechten aan durven te koppelen. Sommigen zullen zich nog de discussie over meerderjarigheid herinneren in 1990. Toen werd de meerderjarigheid van eenentwintig naar achttien gebracht. Niet iedereen stond daar toen voor te springen, want het betekende dat een negentienjarige door het gerecht behandeld zou worden als een volwassene. De 'veiligheid' die we tot dan in ons strafrecht bouwden rond jongeren, hebben we toen verlaagd tot achttien.

Stemrecht voor zestienjarigen is geen meerwaarde voor jongeren. Het hoeft niet te verbazen dat vele minderjarigen vandaag geen voorstander zijn van stemrecht, zoals vorig jaar bevestigd werd door een peiling in Wallonië. Door dat stemrecht leg je bij zestienjarigen een extra verantwoordelijkheid en ondergraaf je de zorgeloze bewegingsvrijheid van de jongere. Stemrecht is natuurlijk niet vrijblijvend: het betekent dat je nadenkt over de richting die de maatschappij uit moet. Maar hoe kan je verantwoordelijkheid dragen voor de samenleving, als je nog geen verantwoordelijkheid draagt voor je eigen leven?

Als partij heeft de N-VA niets te verliezen bij een uitbreiding van het stemrecht: integendeel, volgens peilingen zouden we dan nog hoger scoren. Maar het lijkt erop dat het standpunt van anderen meer wordt ingegeven door de keuze om makkelijk te scoren - ook in de media - dan door een echte bekommernis om jeugdig engagement. Net dat politiek cynisme willen we onze jeugd besparen.