De Belgische overheid moest vorig jaar al voor 46,7 miljard euro bijpassen in de factuur van de sociale zekerheid. Amper 55 procent van de kosten wordt gedekt door de sociale bijdragen. In een ideale wereld zou dat 100 procent moeten zijn. “Een onhoudbare situatie”, zegt Anseeuw, “want diezelfde overheid kampt met een desastreus structureel begrotingstekort dat alsmaar groter wordt. De enige manier om onze sociale zekerheid overeind te houden, is meer mensen aan de slag te krijgen en houden. Net daarin faalt de regering-De Croo enorm.”

Niet werken blijft aantrekkelijk

De regering-De Croo blinkt uit in het aantrekkelijker maken van niet-werken. “Met een drievoudige verhoging van de werkloosheidsuitkeringen en het verhogen van het leefloon met meer dan 10 procent maakte de regering-De Croo het verschil tussen werken en niet-werken alleen maar kleiner, én jaagt ze de sociale zekerheid nodeloos op kosten. Twee keer zelfs: minder mensen aan het werk betekent meer uitgaven in de vorm van uitkeringen en tegelijk minder inkomsten doordat minder werkenden bijdragen”, legt Anseeuw uit.

Aantal langdurige zieken stijgt

Uit het rapport blijkt ook dat het aantal langdurige zieken alleen maar is toegenomen, terwijl het net een van de grote werven van deze Vivaldi-regering was om langdurig zieken meer te activeren. Tussen 2019 en 2021 steeg het aantal vergoede dagen in de invaliditeit met maar liefst 11,9 miljoen dagen.

Blunderboek

Het Rekenhof stelt zich ook ernstig vragen bij de manier waarop de federale regering de opbrengsten uit de strijd tegen fiscale fraude berekent. “Die opbrengsten blijken uiterst twijfelachtig te zijn, leest het rapport. Voor maar liefst 22 van de 30 maatregelen kunnen er zelfs geen betrouwbare cijfers worden voorgelegd”, aldus Björn Anseeuw, die van een heus blunderboek spreekt.

Pensioenfactuur stijgt

De federale overheid blijkt ook steeds dieper in de buidel te moeten tasten om de pensioenfactuur van de NMBS en Infrabel te betalen. “Niet moeilijk”, zegt Kamerlid Wim Van der Donckt. “Na 36 jaar heeft men bij de NMBS al een volledige loopbaan opgebouwd en het rijdend personeel kan op pensioen op 55 jaar, wat velen ook doen. Het blijft een vreemde eend in de bijt in vergelijking met de pensioenstelsels van andere statutaire medewerkers bij NMBS én werknemers in andere sectoren die veel langer aan de slag moeten. Het wordt dus tijd om alle pensioenstelsels te harmoniseren en meer ademruimte te creëren binnen onze sociale zekerheid.”