Ook niet-beroepsactieven en uitkeringsgerechtigden moeten worden geactiveerd om de werkzaamheidsgraad op te krikken naar 80 procent. In Vlaanderen zijn er ongeveer 44.000 mensen die een leefloon ontvangen van het OCMW. Om een leefloon te ontvangen, moeten de leefloongerechtigden de werkbereidheid aantonen. Dat kan door de inschrijving bij VDAB. Vandaag is slechts 56,5 procent van de OCMW-cliënten ingeschreven bij VDAB. Dat aantal moet omhoog. Dat kan door de inschrijving bij VDAB te verplichten voor alle leefloners.

Artikel 60-tewerkstelling

De OCMW’s hebben de opdracht om de leefloongerechtigden toe te leiden naar een job. Artikel 60-tewerkstelling is daarvoor het belangrijkste instrument. De leefloners gaan maximaal 24 maanden aan de slag in een beschermde omgeving en ontvangen het gewaarborgd minimumloon. Een artikel 60-tewerkstelling heeft een dubbele doelstelling, namelijk het verwerven van beroepservaring en het opbouwen van sociale rechten. Om artikel 60 meer activerend te maken, wordt het sinds 2017 gekoppeld aan de ‘Tijdelijke Werkervaring’ (TWE OCMW) met een sterkere klemtoon op begeleiding en de uitstroom naar het NEC (normaal economisch circuit), legt Axel Ronse uit.

In 2021 had bijna 74 procent van de deelnemers van artikel 60 een migratieachtergrond en was 63 procent kortgeschoold. We zien dat deze groepen vaak oververtegenwoordigd zijn in de werkloosheidsstatistieken. Daarom is artikel 60 – TWE OCMW een uitgelezen instrument om werklozen met een migratieachtergrond en kortgeschoolden te bereiken, stelt Ronse.

Acht concrete voorstellen

Er zijn nog heel wat kansen om leefloners meer en beter te activeren. Daarom legt Ronse acht concrete voorstellen op tafel:

  1. Maak werk van de verplichte inschrijving bij VDAB en meer instroom: Gemiddeld stapt ongeveer 14 procent van de leefloners in een traject ‘Tijdelijke Werkervaring’ (TWE OCMW), dat aantal moet hoger. Ook moeten alle leefloners effectief ingeschreven zijn bij VDAB.
  2. Overtuig ook kleinere OCMW’s: ongeveer 87 procent van de OCMW’s zetten in op TWE OCMW. Toch zijn er grote verschillen. 62 procent van de TWE OCMW-trajecten worden vanuit de 13 centrumsteden opgestart. Leefloners in de centrumsteden hebben bovendien meer kans om aan de slag te gaan na artikel 60. Om het instrument TWE OCMW alle kansen te geven, blijft het belangrijk om alle OCMW’s, en zeker de kleinere, mee te krijgen. De voortrekkers kunnen door het delen van goede praktijken en expertise de achterblijvers stimuleren en ondersteunen.
  3. Betrek meer private werkgevers: het aandeel private werkgevers waar leefloners aan de slag kunnen, neemt toe, maar blijft beperkt tot minder dan 10 procent. OCMW’s hebben vaak niet het netwerk van private werkgevers. VDAB heeft dat wel.
  4. Zet de begeleiding meer in op activering: veel tijd en energie van de begeleiding gaat naar administratieve opvolging. Daardoor staat de eigenlijke trajectbegeleiding met het oog op duurzame uitstroom soms op de achtergrond. We stellen vast dat er enorme verschillen zijn in begeleiding tussen OCMW’s. Grote steden beschikken over uitgebouwde tewerkstellingsdiensten die heel wat expertise en kennis hebben opgebouwd. Vooral kleinere OCMW’s ontbreekt het aan uitgewerkte instrumenten, methodieken en gespecialiseerde kennis.
  5. Wissel data en verslagen beter uit: vandaag is er amper uitwisseling van data. Daardoor is er geen monitoring mogelijk. Met een samenwerkingsovereenkomst tussen de OCMW’s en VDAB moet er werk worden gemaakt van een betere koppeling van de databanken en een efficiënt rapporteringssysteem.
  6. Versterk de samenwerking tussen OCMW en VDAB: VDAB zet sterk in op de samenwerkingsverbanden met lokale besturen. Momenteel hebben 200 van de 300 steden en gemeenten een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst is belangrijk voor de samenwerking in het kader van TWE OCMW, wijkwerken en de gemeenschapsdienst.
  7. Monitor de uitstroom: op basis van de opgevraagde cijfers blijkt dat 52 procent uitstroomde naar een tewerkstelling. Bij meer dan 80 procent gaat het over een tewerkstelling in het NEC, bij 8 procent naar de sociale economie. Een verdere verfijning van de cijfers is een must om de uitstroom beter in kaart te brengen.
  8. Zorg dat werken loont: leefloners die aan de slag gaan, moeten zich ook verbeteren. Door een cumul van allerhande sociale voordelen is de kloof tussen werken en niet werken te klein.

De voorstellen zijn verder uitgewerkt in deze conceptnota.