Beste kiezer,

Dit verkiezingsprogramma vormt de blauwdruk voor een welvarend Vlaanderen. Een Vlaanderen waar wie werkt, spaart en onderneemt of dat gedaan heeft, gekoesterd wordt, en waar de overheid een efficiënt en doeltreffend bestuur garandeert. Want voldoende welvaart is een absolute voorwaarde om als samenleving te kunnen blijven investeren in cruciale zaken als gezondheidszorg, onderwijs, justitie en veiligheid.

De N-VA maakt duidelijke keuzes om die welvaart – úw welvaart – veilig te stellen. We zorgen voor gezonde begrotingen, zodat we weerbaar zijn tegen de stormen van morgen. We belonen wie werkt en bijdraagt aan onze welvaart. We maken ons sociaal stelsel rechtvaardiger en zijn streng voor wie er misbruik van maakt. We investeren in technologie en innovatie. We omarmen kernenergie als een cruciaal deel van onze toekomstige energiemix om onze stroomvoorziening betaalbaar, duurzaam en betrouwbaar te houden. We staan voor een gecontroleerd migratiebeleid dat onze gemeenschap versterkt in plaats van verzwakt.

U heeft ongetwijfeld gemerkt dat de federale regering de voorbije vier jaar andere keuzes heeft gemaakt. De begroting ontspoorde. Men besloot om vooral niet-werkenden te belonen. De lasten op arbeid werden niet verlaagd, terwijl werkloosheidsuitkeringen en leeflonen wél fors stegen. Onze energiebevoorrading kwam in gevaar door het groene verzet tegen kernenergie. En we zagen mensonterende toestanden in de straten van onze hoofdstad door een veel te laks asiel- en migratiebeleid.

In Vlaanderen maken we wél de juiste keuzes. Keuzes waarin we moeten blijven volharden. We houden onze begroting op orde, terwijl we fors blijven investeren in onderwijs, kinderopvang en welzijn. Sociaal beleid wordt consequent gekoppeld aan taalvereisten en de begeleiding naar werk. We houden onze Vlaamse belastingen consequent lager dan die in andere regio’s. We blijven volop investeren in innovatie. En met trots dragen we een positief Vlaams gemeenschapsverhaal uit, dat ons als Vlamingen verbindt in plaats van verdeelt. Het staat in schril contrast met het federale niveau, waar de stilstand regeert.

Confederalisme blijft een noodzakelijke voorwaarde om ons sterk welvaartsprogramma volwaardig uit te voeren. Om Vlamingen het beleid te geven waarvoor ze stemmen. De optelsom België mist de politieke daadkracht om de grote uitdagingen van de toekomst aan te pakken. Dat hebben de afgelopen vier jaar opnieuw ten overvloede bewezen. Alleen vanuit een sterke en zelfbewuste Vlaamse democratie kunnen we de juiste keuzes garanderen om onze en uw toekomstige welvaart te verzekeren.

Stem N-VA om dit programma ook in realiteit om te zetten.

Voor Vlaamse welvaart.

Bart De Wever, algemeen voorzitter N-VA

PRE-AMBULE: het confederale model

Door de huidige staatsstructuur blijven zowel Vlamingen als Franstaligen tijd en energie verspillen. Bovendien is nu ook het federale geld op en zal, zonder ingrijpen, de aflossing van de Belgische schulden op de schouders van de Vlamingen terechtkomen.

We kunnen het ons niet langer veroorloven om dat zomaar te ondergaan. Enkel een confederale paradigmashift kan onze Vlaamse welvaart beschermen en zorgen voor efficiënt bestuur, communautaire rust en een volwaardige democratische vertegenwoordiging van de Vlamingen.

Ons confederale model werd in detail uitgewerkt op het N-VA-congres van februari 2014 en blijft ook vandaag volledig behouden.

Confederalisme is vandaag het eerste en meest essentiële doel van onze politieke actie. We passen voor elke herfederalisering van bevoegdheden. Vlaanderen kan evenmin onder Belgische curatele geplaatst worden. We passen ook voor een zoveelste onvolledige staatshervorming zoals de zes voorgaande, waarbij de Vlamingen enkel stukjes en brokjes van bevoegdheden kregen in ruil voor een grote zak geld aan Wallonië en Brussel.

De Vlaamse democratische meerderheid moet ontgrendeld en gerespecteerd worden.

 

Het programma van de N-VA voor de verkiezingen van juni 2024 heeft Vlaamse, federale en Europese aspecten. In Wallonië stelt de N-VA geen regionale lijsten voor (voor het Waals Parlement), enkel lijsten voor federale verkiezingen en bevoegdheden. Het federale programma van de N-VA is identiek in Vlaanderen, Brussel en Wallonië.

1. VOOR VLAAMSE WELVAART

1.1 BEGROTINGEN OP ORDE

  • Bij ongewijzigd beleid is België op weg naar het grootste begrotingstekort van Europa.
  • De PS vermeldt in haar verkiezingsprogramma bijna 250 keer het woord ‘budget’, maar bijna altijd gaat dat over nog meer uitgaven.

Wij willen de begroting op orde zetten door de taken van de overheid te beperken tot de essentie, door hervormingen die meer mensen aan de slag brengen en door de economische groei te verhogen met een vrijer ondernemersklimaat.

Zonder ingrijpen ontspoort de federale begroting. We stevenen in België af op een begrotingstekort van 45 miljard euro of ruim 4.000 euro per burger, per jaar. De komende bestuursperiode staan we nochtans voor grote uitdagingen: de kerntaak van de overheid - de bescherming en de veiligheid van de burger - vereist meer middelen. Daarnaast worden we geconfronteerd met de oplopende vergrijzingsfactuur en de klimaattransitie en moeten we blijven investeren in onder meer de versterking van ons onderwijs en de toegankelijkheid en betaalbaarheid van ons zorgstelsel.

Die uitdagingen moeten we aanpakken binnen een gezond begrotingskader. De N-VA bewijst dat dat kan, in Vlaanderen en in de talrijke steden en gemeenten waar we besturen. Een gezonde begroting is geen dogmatiek, zoals sommigen beweren. Het is goed bestuur. Met een gezonde begroting zijn we gewapend voor toekomstige crisissen en kunnen we steun bieden waar nodig. Een gezonde overheid zorgt ervoor dat we belastingen kunnen verlagen en kunnen investeren in infrastructuur in plaats van steeds meer geld te zien wegvloeien naar rentes op onze schulden.

  • Ook de volgende Vlaamse Regering behoudt een begroting in evenwicht als belangrijke doelstelling. Alle nieuwe uitgaven, lastenverlagingen en investeringen dienen gefinancierd te worden door besparingen en hervormingen elders.
  • Op federaal niveau, waar het overgrote deel van het begrotingstekort zich situeert, willen we opnieuw een gezonde begrotingscultuur installeren. Een begroting in evenwicht is op termijn alleen mogelijk binnen een confederale paradigmashift. De volgende regering moet onmiddellijk aan de slag om de schuldenspiraal te stoppen, en minstens opnieuw aan de Europese regels voldoen.
  • Om de andere regio’s te sensibiliseren en responsabiliseren in afwachting van fiscale autonomie, blokkeren we de dotaties nominaal in de tijd bij buitensporige tekorten of exploderende schuldgraden. De maatregel eindigt wanneer er een geloofwaardig traject richting begrotingsevenwicht met schuldafbouw kan worden voorgelegd.
  • Op lange termijn voeren we voor de publieke financiën opnieuw de Gouden Regel in: lopende uitgaven worden gedekt door lopende inkomsten. Voor productieverhogende investeringen kunnen bijkomende schulden worden aangegaan binnen de drie procentregel.
  • We voeren, naar Vlaams voorbeeld, een uitgavennorm in voor de finale primaire uitgaven op federaal niveau, zolang het totale overheidsbeslag boven 45 procent van ons bruto binnenlands product (bbp) ligt. We voeren structurele hervormingen door die de uitgavendynamiek van de sociale zekerheid onder controle brengen.
  • Om de kwaliteit van onze infrastructuur te garanderen, streven we naar een jaarlijkse investeringsnorm in vaste activa en infrastructuur (ook digitaal) van drie procent van het bbp.
  • We investeren in de ontwikkeling van een kennisoverheid waarbij we selectief omgaan met het inschakelen van externe adviesbureaus. We evalueren permanent de doeltreffendheid van bestaande contracten.
  • We voorzien een vervangingsratio voor ambtenaren en contractuele personeelsleden bij de federale en regionale overheidsdiensten. We maken een uitzondering voor veiligheidsfuncties en gespecialiseerde profielen. We verhogen de efficiëntie door het samenvoegen van administratieve diensten en omarmen nieuwe technologieën.
  • We verkopen niet-strategische overheidsparticipaties die niet tot de kerntaken van de overheid behoren. De opbrengst gaat naar schuldafbouw en naar investeringen in defensie, de klimaattransitie (bijvoorbeeld nieuwe kerncentrales) en digitalisering.
  • We verhogen de efficiëntie van de overheid door het afschaffen van overbodige structuren en adviesraden en het integreren van de verschillende databanken.
  • We schrappen stevig in de wirwar van subsidies door er duidelijke doelstellingen aan te koppelen en ze continu tegen het licht te houden. In navolging van Vlaanderen richt elk niveau een subsidiedatabank op die de nodige transparantie verleent.
  • We installeren een nieuwe begrotingscultuur op federaal niveau (naar analogie van Vlaanderen) waarbij er met meer ernst wordt omgegaan met de centen van onze burgers. De bevoegdheden Financiën en Begroting komen steeds bij dezelfde minister.Regeringen beginnen tijdig aan de opmaak van de begroting, waarbij het parlement correct en snel wordt geïnformeerd.
  • Naar Vlaams model wordt ook op federaal niveau gewerkt met een prestatiegerichte begroting, waarbij elke minister verantwoordelijk wordt voor zijn/haar budget en ook verantwoording aflegt voor de besteding van de toegewezen middelen. Jaarlijks publiceert elke overheid een centenboekje waarin transparant en duidelijk wordt gecommuniceerd waaraan de middelen worden besteed.
  • We herorganiseren de bestaande structuren en installeren een volwaardige begrotingswaakhond naar analogie van Nederland (Algemene Rekenkamer) en het Verenigd Koninkrijk (Office for Budget Responsibilty). Deze instantie wordt verantwoordelijk voor het vastleggen van de cijfermatige doelstellingen, conform het EU-begrotingskader, en het opvolgen van de begrotingsuitvoering. Het Rekenhof wordt gewaardeerd als een volwaardige auditor die de overheidsfinanciën doorlicht. Bij een negatief oordeel zal de betreffende regering worden veroordeeld tot herstelmaatregelen.

1.2 LAGERE BELASTINGEN

  • De belastingdruk op arbeid is nergens in de westerse wereld hoger dan in België. Toch heeft de regering-De Croo niet werken alleen maar aantrekkelijker gemaakt.
  • De PS wil verdergaan met het optrekken en verhogen van uitkeringen voor mensen die niet werken, en de lasten leggen bij mensen die sparen, werken en ondernemen. Lees: de Vlaming.

Wij willen dat het verschil tussen werken en niet werken opnieuw minstens 500 euro per maand bedraagt, dat uitkeringen en sociale voordelen altijd minder snel stijgen dan de lonen en dat er een mogelijkheid komt tot een netto-index.

De N-VA pleit resoluut voor lagere belastingen. De laatste jaren is de belastingdruk in België opnieuw toegenomen. Daarnaast is onze winkelkar steeds duurder geworden, niet alleen door de inflatie, maar ook door tal van taksen en accijnzen die enkel in België bestaan.

Aan een opslag of extra werken hou je steeds minder over. Als je 500 euro bruto opslag krijgt op een loon van 2.500 euro bruto, hou je van die opslag slechts 128 euro netto over. Dat is problematisch voor zowel werkgever als werknemer. Het is tijd om dat probleem aan te pakken en de tarieven in onze personenbelasting drastisch te verlagen. Het is tijd om alle belastingplichtigen meer zuurstof te geven. Ons uitgangspunt is simpel: een fiscale hervorming moet werken belonen.

  • Het verschil tussen werken en niet werken moet opnieuw minstens 500 euro per maand zijn. Om dat te bereiken nemen we twee maatregelen:
    • Een hoger nettoloon: de bijzondere bijdrage sociale zekerheid staat een beetje verborgen op de loonfiche, maar u betaalt ze wel degelijk. We schaffen deze ‘crisisbelasting’ die werd ingevoerd in 1992 af.
    • Na de enorme verhogingen de voorbije jaren, stellen we voor om enkele uitkeringen zoals de werkloosheidsuitkering en het leefloon gedurende enkele jaren nominaal te blokkeren.
  • Naast de loonnorm voeren we ook een wettelijke uitkeringsnorm in: de uitkeringen (leefloon en werkloosheid) kunnen nooit sterker toenemen dan de stijging van de laagste lonen (die via de bestaande loonwet berekend wordt). Pensioenen en ziekteuitkeringen worden hiervan uitgezonderd.
  • We maken een netto-index mogelijk die de koopkracht beschermt, in plaats van de inkomsten van de overheid.
    • Als er meerdere indexeringen op een korte periode plaatsvinden, moet er een systeem komen waarbij het mogelijk is dat enkel de nettolonen geïndexeerd worden in plaats van de brutolonen.
  • Vlaanderen blijft verder de belastingen verlagen.
    • Wonen
      • We laten de registratierechten verder dalen naar 1 procent voor de aankoop van de enige eigen woning. Hiermee verhogen we verder de toegankelijkheid tot een eigen woning voor jonge kopers.
    • Erfbelasting
      • We streven op langere termijn naar een volledige afschaffing van de erfbelasting. We laten in eerste instantie prioritair de tarieven in rechte lijn verder dalen voor kleine erfenissen en voorzien in een volledige vrijstelling voor de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende partner, en voor alle kinderen.
      • We verlagen de tarieven en verhogen de grensbedragen voor alle erfgenamen van kinderloze alleenstaanden. Zo kunnen zij bijvoorbeeld ook hun petekind, broer of zus laten erven tegen de laagste tarieven.
      • We maken de afhandeling van een erfenis eenvoudiger voor erfgenamen. De grensbedragen indexeren we jaarlijks met een vast percentage.
    • Onroerende voorheffing
      • We schaffen het Vlaams gedeelte van de onroerende voorheffing af.
  • Fiscale hervorming
    • Ook voor de N-VA moet er een grote fiscale hervorming komen. Het minimale verschil van 500 euro per maand tussen werken en niet werken is slechts een startpunt. Daarop moeten we verder bouwen met een hervorming die (meer) werken lonender maakt.
    • Wie werkt, belandt vandaag veel te snel met een deel van het inkomen in de hoogste belastingschijven. Dat willen we hervormen:
       
      Huidig systeem – inkomsten 2024  
      0 - 15.820 25 %
      15.820 – 27.920 40 %
      27.920 – 48.320 45 %
      48.320 - … 50 %
      Voorstel  
      0 – 20.000 25 %
      20.000 – 30.000 35 %
      30.000 – 65.000 40 %
      65.000 - … 49 %
    • Dit financieren we via een vereenvoudiging van de fiscaliteit, waarbij we schrappen in weinig gebruikte codes en in belastingvoordelen die inactiviteit stimuleren.
      • Belangrijke belastingverminderingen, bijvoorbeeld in het kader van pensioenopbouw of het ondersteunen van startende ondernemingen, behouden we en bundelen we in duidelijk afgebakende korven. Op die manier zorgen we voor meer fiscale neutraliteit voor sparen, investeringen, beleggingen en verzekeringen.
      • We willen het spaargeld activeren door de huidige vrijstelling van 833 euro voor dividenden uit te breiden naar alle inkomsten uit kapitaal, zoals bijvoorbeeld inkomsten uit beleggingsfondsen of aandelenspaarplannen.
      • Fiscale stelsels die zorgen voor negatieve arbeidsprikkels schaffen we af. Zo krijgen werkloosheidsuitkeringen vandaag een ruime belastingvermindering. Voor langdurig werklozen schaffen we deze belastingvermindering af. In sommige gevallen krijgen ze personenbelastingen terug, ook al betalen ze geen euro belasting: dat zijn zogenaamde ‘belastingkredieten’. In de toekomst willen wij die belastingkredieten enkel toekennen indien er wel degelijk belastingen betaald worden.
      • We streven naar een harmonisering tussen sociale en fiscale loonbegrippen om zo de rechtszekerheid voor werknemers en werkgevers te vergroten (onder andere inzake kosten eigen aan de werkgever).
      • We zorgen voor meer rechtszekerheid door voor inkomsten uit cryptomunten en andere occasionele inkomsten een vrijstelling tot een bepaald plafondbedrag te voorzien.
      • De Dienst Voorafgaande Beslissingen of rulingdienst staat open voor alle belastingplichtigen die zekerheid willen over bepaalde fiscale vraagstukken. In sommige gevallen worden de beslissingen van de rulingdienst vervolgens aangevochten door andere fiscale diensten. We pleiten voor rechtszekerheid en behouden een onafhankelijke en bereikbare rulingdienst voor alle belastingplichtigen.
  • We zorgen voor een goedkopere winkelkar: we verlagen de voornaamste heffingen die alleen in dit land wegen op de prijzen. Ook strikte regels versoepelen we om meer concurrentie te krijgen en een eerlijk en gelijk speelveld te creëren. Op korte termijn pleiten we bijvoorbeeld voor een afschaffing van de federale verpakkingsheffing en een verlaging van accijnzen als die bovengemiddeld hoger zijn dan de buurlanden. Voor kleine zelfstandige producenten moet er een verlaagd accijnstarief komen.
  • Om de betaalbaarheid van de kinderopvang te versterken voor iedereen die werkt en belastingen betaalt, maken we de factuur van de kinderopvang volledig fiscaal aftrekbaar. Deze kosten zullen enkel nog aftrekbaar zijn van werkelijke activiteitsinkomsten. Concreet trekken wij het aftrekbare percentage op van 45 procent naar 100 procent van het maximale bedrag per kind en per dag. Daarnaast stimuleren we werkgevers om een bedrijfscrèche in te richten door te voorzien in een volledige aftrekbaarheid als beroepskost en volledige vrijstelling van belastingen bij de werknemer.
  • We vereenvoudigen en moderniseren de bestaande wet inzake werknemersparticipatie, waardoor meer mensen aandeelhouder kunnen worden van hun werkgever. Bedrijven die instappen in het systeem van werknemersparticipatie moedigen we aan door een fiscale stimulans. Voor werknemers verruimen we de bestaande belastingvermindering.
  • Andere voorstellen:
    • Fiscale neutraliteit: de belastingdruk op een individu zou niet afhankelijk mogen zijn van het feit of de belastingplichtige getrouwd, gescheiden of alleenstaand is. Alleenstaanden mogen niet het slachtoffer zijn van fiscale discriminaties.
    • We moderniseren de belastingvrije som. De toeslagen op de belastingvrije som zijn gedateerd en vooral voordelig voor grote gezinnen van vier kinderen of meer. Wij willen deze toeslagen meer in lijn brengen met de huidige sociologische realiteit waarbij er meer kleinere gezinnen, nieuw samengestelde gezinnen en eenoudergezinnen zijn. Naar Vlaams voorbeeld zal ieder kind dezelfde toeslag krijgen.
    • We schaffen alle bestaande fiscale grenzen voor werkende studenten af. Studenten die één euro te veel verdienen dreigen niet meer ten laste zijn van de ouders. Het gevolg is dat zowel ouders als studenten belastingen moeten betalen en dat bepaalde voordelen (zoals kindergeld of studiebeurzen) in gevaar komen. Daarom pleiten we voor een drastische vereenvoudiging van de fiscale regels voor studenten die werken. We staan open voor een verhoging van de 600 uren studentenarbeid.
    • Het statuut van student-zelfstandige maken we voordeliger door onder andere de vrijstelling van sociale bijdragen uit te breiden.
    • We stellen voor om de belastingschalen sneller te indexeren, om te vermijden dat de federale overheid zoals de voorbije jaren stiekem de belastingdruk verhoogt door een groter deel van het inkomen terecht te laten komen in een hogere schijf.
  • Fiscale fraude moet streng aangepakt worden.
    • We streven naar een snellere afhandeling van fiscale procedures binnen redelijke termijnen en pleiten voor realistische verjaringstermijnen. Dat is een basisrecht voor elke belastingplichtige.
    • Wie een eerste keer een eigen zaak opricht, moet kunnen rekenen op mildheid bij fiscale en sociale controles. Bij eerste fouten te goeder trouw wordt er geen sanctie opgelegd, maar krijgt de belastingplichtige enkel een verwittiging. De focus moet liggen op verduidelijking en bijsturing. De belastingplichtige mag niet het slachtoffer worden van steeds complexer wordende fiscale wetgeving.
    • We streven naar een betere bereikbaarheid en transparantie van de fiscus. De FOD Financiën moet alle fiscale rechtspraak publiceren waarbij zij betrokken partij is. Een stabiel rechtskader, evenals de snelle publicatie van circulaires onmiddellijk bij de publicatie van nieuwe wetgeving, moet bijdragen tot het vergroten van de rechtszekerheid van de belastingplichtigen. Er moet ook werk gemaakt worden van uniforme procedures en termijnen voor zowel directe als indirecte belastingen.
    • We herstellen de wapengelijkheid tussen belastingplichtige en fiscus. De middelen van de Staat moeten efficiënt worden ingezet. Eindeloos
      procederen voor zeer kleine zaken is geen efficiënte besteding van middelen.
    • Het zogenaamde horizontaal toezicht blazen we opnieuw leven in en zetten we verder. Daarnaast stellen we de oprichting voor van een comité van toezicht. Dat comité zal de klachten met betrekking tot ernstige interne disfuncties kunnen behandelen.
    • Elke euro die we door fraudebestrijding innen moet ten slotte terugvloeien naar de belastingbetaler.

1.3 DE SOCIALE ZEKERHEID MAKEN WE OPNIEUW SOCIAAL EN ZEKER

  • De regering-De Croo heeft het budget van onze sociale zekerheid volledig laten ontsporen. Inactieven werden meer beloond dan mensen die werken.
  • De PS blijft voorstellen doen die de sociale uitgaven verder doen oplopen, terwijl ze ondernemers verder wil verstrikken met regels en belastingen.

Wij willen diepgaande hervormingen om de betaalbaarheid van ons sociaal beleid naar de toekomst toe te garanderen.

Bij ongewijzigd beleid neemt de kostprijs van de sociale zekerheid de komende jaren veel sterker toe dan de economische groei. De sociale uitkeringen stijgen met 28 miljard euro, van 161 miljard in 2024 naar 189 miljard euro in 2028. De pensioenuitgaven nemen de komende
vier jaar met bijna 11 miljard euro toe. Onze gulle sociale zekerheid is op termijn onhoudbaar. Een open en ongecontroleerd migratiemodel versnelt en verstrekt die onhoudbaarheid.

Op de arbeidsmarkt zien we ondanks de afkoelende economie nog steeds tekorten. Dat is geen sectorspecifiek probleem. Het treft onze gehele economie. Bedrijven smeken om handen, en tegelijk zien we dat in België de langdurige werkloosheid hoog is en het aantal langdurig zieken toeneemt. Om onze welvaart te beschermen, moeten we onbetaalbare systemen die alleen in België bestaan, afbouwen.

Het arbeidsrecht is nog gebaseerd op oude denkpatronen en staat een moderne samenleving in de weg, waar vraag is naar flexibiliteit inzake werkinhoud, -plek en -afspraken.

In veel sectoren en jobs verliezen mensen veel tijd met administratieve rompslomp en overdreven regelgeving. De afbouw daarvan zorgt ervoor dat men zich meer kan bezighouden met de kerntaken op het werk, wat ook de nood aan extra mensen drukt.

  • Tekorten op de arbeidsmarkt overal wegwerken door wél te hervormen
  • We beperken, zoals overal in de wereld, de werkloosheidsuitkering in de tijd.
    • Wie werkloos wordt, krijgt de eerste drie maanden een hogere financiële bescherming dan vandaag. Naarmate de tijd vordert, daalt de uitkering sterker dan vandaag. Hoelang je een werkloosheidsuitkering kan ontvangen, hangt af van het aantal reeds gewerkte jaren. We voorzien een maximumtermijn van twee jaar, maar die kan lager liggen in tijden van hoogconjunctuur en krapte op de arbeidsmarkt.
    • Elke werkloze die een werkloosheidsuitkering ontvangt, is actief beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Vlaanderen moet de criteria voor een passende dienstbetrekking en van beschikbaarheid van werkzoekenden voor de arbeidsmarkt zelf kunnen bepalen. Deze moeten nauwgezet toegepast en gecontroleerd worden door de VDAB.
  • We maken komaf met statuten die bijna nergens in de wereld bestaan, handenvol geld kosten en inactiviteit belonen: de inschakelingsuitkering, het kunstenaarsstatuut, de premie die een langdurig werkloze krijgt als hij aan de slag gaat in een knelpuntberoep, enzovoort.
  • Vervroegde uittredestelsels bouwen we af. Met name het SWT (het voormalige brugpensioen), het systeem van landingsbanen en alle andere systemen die in de private en de publieke sector een vervroegde uittrede uit de arbeidsmarkt aanmoedigen. In afwachting daarvan zetten we in op een actieve bemiddeling naar een nieuwe tewerkstelling.
  • We plafonneren de sociale voordelen en koppelen ze aan het inkomen en niet aan het statuut. Om hierbij promotievallen te vermijden, laten we sociale voordelen gradueel uitdoven naarmate het inkomen stijgt. Zo komen ze enkel terecht bij wie dat echt nodig heeft. Via een centraal register wordt er bijgehouden hoeveel sociale voordelen iemand krijgt. Dat register is raadpleegbaar en dient ingevuld en aangevuld te worden door alle instanties die deze voordelen toekennen. We beperken ze in totale omvang per gezin.
  • We voeren een totaalplan uit om de toename van het aantal langdurig zieken onder controle te krijgen:
    • Preventie
      • We stimuleren werkgevers en hun preventiediensten om een verzuimbeleid te voeren, als onderdeel van het bestaande welzijnsbeleid. Een beleid dat zieke werknemers bewust opvolgt en doelgericht een werkomgeving creëert waar ziekteverzuim wordt vermeden, kan helpen om uitval wegens ziekte te vermijden.
      • We vormen het bestaande ziekte-attest om tot een geschiktheidsattest. Via het geschiktheidsattest voorzien we de mogelijkheid om op het attest te vermelden wat de zieke werknemer tijdens de periode van ziekte wel nog kan. Dat advies is niet dwingend, maar kan wel een snelle en informele werkhervatting stimuleren.
    • Werkgevers
      • We responsabiliseren ook de werkgever zodat die gestimuleerd wordt om in te zetten op reintegratie.
      • In plaats van de huidige verplichte drie maanden wachtperiode, geven wij de werkgever de mogelijkheid om een re-integratietraject naar werk op te starten vanaf de eerste dag ziekte van de werknemer.
    • Werknemers
      • De toekenning van ZIV-uitkeringen koppelen we aan een verplichting tot het opstarten en volgen van een behandelingsplan gericht op het
        herstel nadat de periode van gewaarborgd loon verstreken is.
      • We trekken gradueel de sanctie op voor werknemers bij onvoldoende medewerking aan hun terug-naar-werktraject (traject naar werk via
        de ziekenfondsen) en voorzien een gelijkaardige sanctie bij onvoldoende medewerking aan een re-integratietraject (traject naar werk via de
        werkgever). Dat gaat van het niet respecteren van administratieve verplichtingen of het niet opdagen bij een gesprek tot het manifest
        weigeren om mee te werken.
      • Om een draaideureffect te vermijden, waarbij de werknemer bij herval telkens opnieuw aanspraak kan maken op 30 dagen gewaarborgd
        loon, bepalen we dat herval pas na 12 weken werkhervatting opnieuw recht geeft op 30 dagen gewaarborgd loon.
      • We lanceren aangepaste arbeidscontracten voor invaliden die zowel voor hen als voor hun werkgever de bestaande drempels naar tewerkstelling wegnemen. De invalide mag zijn uitkering volledig behouden terwijl hij maximaal halftijds (en maximum twee jaar, na evaluatie verlengbaar) het werk hervat (en hierop een compenserende sociale bijdrage betaalt a rato van 25 à 30 procent). Zo loont elk extra uur werk, en moet de invalide niet vrezen voor verlies van zijn uitkering. De werkgever moet enkel de gepresteerde uren betalen en moet niet vrezen dat hij bij uitval van de invalide een opzegvergoeding of een gewaarborgd loon moet uitbetalen.
    • Artsen
      • We moedigen behandelend artsen aan om de mogelijkheid van aangepast of ander werk ter sprake te brengen bij het schrijven van een ziekte-attest, dat we omvormen tot een geschiktheidsattest (zie eerder). Dat attest is niet bijkomend maar integraal onderdeel van het
        bestaande attest.
      • Op basis van verzamelde data over de getuigschriften arbeidsongeschiktheid, worden behandelend artsen die significant meer en significant langere periodes van arbeidsongeschiktheid voorschrijven, opgevolgd en aangesproken op hun voorschrijfgedrag.
    • Ziekenfondsen
      • Op termijn wil onze partij het beheer van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, inclusief de adviserend artsen en de terug-naarwerktrajecten,
        weghalen bij de ziekenfondsen en onderbrengen bij het RIZIV (die niet langer mede-beheerd wordt door de ziekenfondsen).
      • De spil van de (multidisciplinaire) re-integratie van zieken met een arbeidscontract moet niet het ziekenfonds zijn, maar wel de arbeidsarts en preventiedienst.
      • Zolang de ziekenfondsen een rol blijven spelen bij de re-integratie van langdurig zieken maken we de financiering van hun werkingskosten
        sterker afhankelijk van de mate waarin zij er effectief in slagen om langdurig zieken te reintegreren op de arbeidsmarkt.
  • Laat mensen hun job doen in plaats van papieren invullen
     
    De volgende regeringen nemen algemene en sectorspecifieke maatregelen om administratieve lasten te reduceren en meer vertrouwen te geven. We gaan vanaf dag één in overleg met de mensen op het veld en het terrein om deze lijst uit te breiden:
    • Gezondheidszorg
      • Zorgverleners kiezen voor hun job omdat ze willen zorgen voor patiënten, niet omdat ze attesten willen invullen. Tegenwoordig moet er voor alles een attest zijn, terwijl de meerwaarde van bepaalde attesten sterk betwist kan worden. We beginnen dan ook opnieuw met een wit blad en bekijken welke attesten en administratieve taken echt noodzakelijk zijn. Die komen in een basislijst. Vervolgens zorgen we voor een eengemaakt attest dat voor alle instanties wordt gebruikt. Op die manier kan de zorgverlener zich opnieuw focussen op zijn kerntaak, namelijk het zorgen voor de patiënt.
      • De wet op de uitoefening van de gezondheidsberoepen is te rigide. We bouwen meer flexibiliteit in waardoor zorgverleners makkelijker met elkaar kunnen samenwerken en delegeren. De (huis)arts blijft wel altijd de spil van onze gezondheidszorg.
    • Onderwijs
      • Scholen die bij alle leerlingen maximale leerwinst bereiken én in vergelijking met gelijkaardige scholen (op basis van leerlingenkenmerken) goede resultaten boeken, krijgen meer vrijheid. Ze zullen minder worden doorgelicht en kunnen de middelen die hen via verschillende kanalen en doeleinden worden toegekend naar eigen inzichten besteden (het ontkleuren van middelen). Een goede onderwijskwaliteit leidt tot meer vrijheid.
    • Kinderopvang
      • Kinderbegeleiders moeten maximaal bezig zijn met het begeleiden van het kind. We evalueren welke administratieve taken geen meerwaarde bieden en maken op basis daarvan een basislijst van minimale administratie.
      • Controles vanuit de zorginspectie moeten gerichter en efficiënter gebeuren.
    • Landbouw
      • Zonder de bescherming van ons leefmilieu in het gedrang te brengen, moet de mestregelgeving verdere flexibiliteit inbouwen, zodat de landbouwers enigszins rekening kunnen houden met de weersomstandigheden.
      • De boetes bij overtreding van de mestregelgeving moeten redelijk blijven, zoals bij het zevende Mestactieplan overeengekomen. In eerste instantie werken we met waarschuwingen alvorens over te gaan tot boetes. Tevens blijven differentiatie en proportionaliteit aangehouden in het systeem van boetes, met inbegrip van een beperkte mate van administratieve tolerantie.
      • We gaan verder met de vermindering van de administratieve last inzake het kunstmestregister.
      • We voorzien de mogelijkheid om tot de uiterlijke datum van de mestbankaangifte wijzigingen aan te brengen aan de eerder ingegeven data.
      • We verlichten de administratieve last voor wat ecologische regelingen betreft.
      • We richten een uniek loket op voor landbouwers voor de ingave van administratieve gegevens aan verschillende (Vlaamse en federale) overheidsinstanties, vanuit het ‘only once’-principe.
    • Justitie
      • Om de enorme achterstanden bij justitie naar de toekomst toe te vermijden, zorgen we ervoor dat louter administratieve taken door onze rechtbanken kunnen worden afgestoten. Zo kunnen zij hun focus opnieuw richten op het uitvoeren van hun kerntaak: het beslechten van geschillen.
    • Defensie
      • We werken stimulansen uit voor vroegtijdig uittredende beroepsmilitairen of uitstromende tijdelijke militairen om actief te blijven binnen de reserve door administratieve obstakels weg te werken.
  • Geef mensen vrijheid en vertrouwen
    • We hervormen het arbeidsrecht zodat we meer ruimte voor individuele afspraken laten tussen werkgever en werknemer. Flexibiliteit zien we als een opstap voor mensen die niet voltijds aan de slag kunnen en als een mogelijkheid om op vraag van de werknemer zelf meer uren te presteren.
    • We laten flexibele arbeidsvormen toe.
      • De regels inzake flexi-jobs werden strenger gemaakt door de regering-De Croo. Wij willen die verstrengingen terugdraaien en het systeem van de flexi-jobs uitbreiden naar de gehele economie.
      • Inzake overuren stellen we een eenvoudig systeem voor van algemene verruiming tot 360 vrijwillige netto-overuren toepasselijk in alle sectoren, zonder motief, sociale bijdragen, personenbelasting, overloontoeslag of inhaalrust en zonder administratieve formaliteiten. Dat laat een werknemer toe om op eigen vraag in overleg met de werkgever meer uren te presteren, en er netto meer aan over te houden.
      • Wij schaffen bij tijdskrediet of loopbaanonderbreking de volledige terugvordering af voor wie het verlof voor de afloop van de minimumduur stopzet, en vervangen het door een regeling waarbij de werknemer slechts het recht op de aangevraagde maar niet opgenomen verlofdagen (die aan het einde van de minimumduur voorafgaan) verliest voor de toekomst. Zo wordt vooral wie de minimumduur (variërend 1 tot 6 maanden) flagrant met de voeten treedt, aangepakt.
      • Uitlenen van personeel maken we minder streng. Het is normaal en gangbaar dat men verschillende jobs uitoefent doorheen de loopbaan. Via onder meer outplacement en uitzendarbeid wordt de overgang van een job naar een andere job vergemakkelijkt.
      • Via doorstartbanen maken we het ook mogelijk om – met behoud van de eerste arbeidsovereenkomst – tijdelijk bij een andere werkgever aan de slag te gaan. Dat kan voordelig zijn voor de werknemer, bijvoorbeeld om tijdelijk ander werk uit te oefenen en nieuwe vaardigheden en kennis te verwerven of na een uitval wegens ziekte. Ook voor de werkgever creëert dat mogelijkheden (bijvoorbeeld als hij tijdelijk minder werk heeft).
      • Zowel bij werknemers als bedrijven is er een toenemende vraag om flexibel, vrij en zelfstandig de arbeidsuren te bepalen. We schaffen de regels inzake minimale arbeidsduur af bij deeltijdse arbeid zodat bijvoorbeeld ook senioren enkele uren per week actief kunnen zijn. Daarnaast maken we een annualisering van de arbeidstijd mogelijk. Ook vakantiedagen maken we overdraagbaar naar een volgend jaar, conform de Europese regels.
      • We schaffen de verboden af op nachtarbeid, arbeid op zondag en arbeid op feestdagen.
      • We maken het ontslagrecht meer activerend.
  • Meer mensen (langer) aan de slag om de betaalbaarheid te garanderen
     
    Het zijn ondernemers die jobs creëren, maar het is de taak van de overheid om een zo gunstig mogelijk kader te maken waarbinnen welvaartsgroei mogelijk is. Om dat kader opnieuw te verbeteren zijn na de regering-De Croo ingrepen nodig:
    • Bedrijven en werknemers moeten de autonomie krijgen om zelf op de werkvloer all-in-akkoorden te sluiten, met afspraken over de lonen, arbeidsvoorwaarden, maar ook ploegenarbeid, over aanvullende voordelen, over flexibiliteit, ... Via een ‘opt out’-clausule kunnen bedrijven, mits sociaal akkoord, afwijken van de centraal onderhandelde loonafspraken.
    • Loonlastenverlaging
      • Concreet pleiten we voor een verdere verlaging van de loonkosten. De kostprijs wordt grotendeels gecompenseerd door het afschaffen van tal van bestaande fiscale en sociale loonsubsidies en moet gepaard gaan met een drastische arbeidsmarkthervorming. De maatregel moet zorgen voor een drastische vereenvoudiging van de bestaande wetgeving en vooral een hogere rechtszekerheid voor ondernemers én werknemers.
      • Er komt, net zoals bij zelfstandigen, een loonplafond voor de heffing van de patronale sociale-zekerheidsbijdrage waardoor de kostprijs van vooral oudere werknemers lager wordt.
    • Administratieve vereenvoudiging: we verlagen de administratieve lasten voor onze ondernemers:
      • Voor elke nieuwe regel die wordt ingevoerd, worden er twee afgeschaft.
      • We voeren een bedrijfstoets in bij nieuwe wetgeving, met specifieke aandacht voor de impact op kmo’s.
      • Een all-in-one digitaal loket voor ondernemers.
      • Fusie van de ondernemingsraad en comité voor bescherming en preventie op het werk (tenzij het bedrijf kiest voor opt-out).
    • Werk moet werk- en haalbaar zijn. Naast wendbare loopbanen, competentieontwikkeling en levenslang leren zorgen autonomie en flexibiliteit op het werk en een goede combinatie werk-privé ervoor dat de betrokkenheid en de motivatie van de werknemer vergroot. Dat leidt tot minder uitval wegens ziekte en zorgt ervoor dat mensen langer aan de slag kunnen blijven. Een modernisering van het arbeidsrecht is hiervoor nodig.
      • We pleiten voor een gezonde combinatie werk-privé, waarbij de zorg voor kinderen en zorgbehoevende ouders of familieleden en het uitoefenen van een job hand in hand gaan. Telewerk, thuiswerk, glijdende werkuren helpen om de puzzel werk-gezin te kunnen leggen. Ook voor oudere werknemers maken we het aantrekkelijker langer aan de slag te blijven.
      • Dienstencheques blijven een belangrijk instrument dat zijn succes bewezen heeft. We houden de sector structureel gezond en levensvatbaar, verbeteren de arbeidsomstandigheden van de poetshulpen om zo werken in de dienstencheque-sector aantrekkelijk te houden en deze essentiële ondersteuning te kunnen blijven bieden aan de talrijke gezinnen die vandaag gebruikmaken van de dienstencheques om de combinatie tussen werk en zorg praktisch haalbaar te maken of waardoor mensen langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. We houden de prijs laag.
      • We ondersteunen ten volle het belang van de loopbaanonderbrekingen en loopbaanverminderingen met zorgmotief. We willen de leeftijdsgrenzen van ouderschapsverlof en tijdskrediet met zorgmotief op elkaar afstemmen zodat het mogelijk is hiervan gebruik te maken tot het kind de leeftijd van 12 jaar bereikt. Ook willen we het stelsel van loopbaanonderbreking/-vermindering (publieke sector) en tijdskrediet (private sector) harmoniseren.
      • Het ouderschapsverlof wordt ook mogelijk gemaakt voor pleegouders.
      • Voor oudere werknemers blijft het mogelijk om op het einde van hun loopbaan deeltijds te werken (1/2de of 4/5de), maar zonder RVA-uitkering en zonder gelijkstelling als gewerkte periode voor de pensioenopbouw.
    • We hervormen de VDAB zodat ze performanter wordt in de uitvoering van haar kerntaken als arbeidsmarktregisseur.
    • We geven lokale besturen de optie om een structurele rol op te nemen in het bereiken van niet-beroepsactieven en moeilijk tot de
      arbeidsmarkt te begeleiden werkzoekenden. Ze hebben een geprivilegieerd zicht op de concrete mogelijkheden van de plaatselijke arbeidsmarkt. We voorzien hiervoor de nodige middelen voor de lokale besturen. Hun prestaties zullen tegen elkaar afgemeten worden, en de resultaten gekoppeld aan financiering. We hebben aandacht voor de samenwerking met andere lokale diensten, zoals het OCMW, om dubbel werk te vermijden.
      • Opleiding en loopbaanbegeleiding verschuiven we grotendeels naar private partners. Zo kan een slankere VDAB focussen op controle en
        sanctionering.
      • Vakbonden verdwijnen uit de bestuursorganen van de VDAB.
      • We breiden de Gemeenschapsdienst voor langdurig werklozen verder uit naar de lokale besturen.
      • Wie weigert mee te werken aan een passend traject naar werk wordt gesanctioneerd door de VDAB.
    • We versterken de leercultuur in Vlaanderen door het levenslang leren te promoten en te stimuleren:
      • We verankeren het recht op opleiding via het Vlaams opleidingsverlof.
      • Via Mijn Burgerprofiel kunnen burgers hun leer- en loopbaanrekening consulteren en nagaan op hoeveel tijd en middelen ze recht hebben
        om een opleiding en loopbaanbegeleiding te volgen. Daarnaast voorzien we een gebruiksvriendelijk platform met een overzicht van alle mogelijke opleidingen.
      • We optimaliseren en breiden duaal leren uit zowel in de arbeidsmarktgerichte richtingen als die met dubbele finaliteit. Ook bieden we
        duaal leren aan in het hoger onderwijs. Hierbij hanteren we een maatgerichte aanpak. Die omvat sensibilisering naar bedrijven, sensibilisering van aanbieders in regio’s waar er opleidingen te kort zijn, maatgerichte ondersteuning van werkplekken bij hun aanvraag of hernieuwing van erkenning. De globale aanpak wordt meer afgestemd op basis van een lokale analyse van vraag en aanbod. We werken aan het imago van duaal leren als een volwaardige leerweg die ook voor sterke leerlingen veel mogelijkheden biedt.
      • We richten een stagedatabank in zodat jongeren en bedrijven elkaar makkelijker kunnen vinden. De startbaanverplichting schaffen we af.
      • We stimuleren het werkplekleren en trekken het aantal Individuele Beroepsopleidingen (IBO) op tot 20.000 per jaar. Ook wordt er in de
        mogelijkheid voorzien een IBO op te starten na aanwerving in het geval er een opleidingsnood is.
    • De sociale economie
      • We zorgen ervoor dat kortgeschoolde werknemers in de sociale economie een alternatief zijn voor bedrijven die taken uitbesteden naar het buitenland. Om dit mogelijk te maken verwijderen we alle mogelijke tussenschotten en administratieve hinderpalen. Tevens zetten we in op de samenwerking tussen sociale economie en de zorg- en welzijnsvoorzieningen om doelgroepwerknemers ondersteunende (deel)taken te laten uitvoeren.
      • Met een financiële incentive stimuleren we ondernemingen uit de sociale economie (zoals maatwerkbedrijven) voor de doorstroom van hun doelgroepwerknemers naar reguliere jobs in de private sector, zodat er in de gesubsidieerde sociale economie extra plaatsen vrijkomen voor nieuwe instroom van de meest kwetsbare werknemers. We ondersteunen ook bedrijven uit de reguliere economie om doelgroepwerknemers te werk te stellen via het individueel maatwerk of de enclavewerking.
      • We voorzien een beter statuut en kader voor arbeidszorg (Arbeidsmatige Activiteiten).
  • Geen ruimte voor misbruik
     
    De middelen zijn schaars en dus moeten we ervoor zorgen dat deze terechtkomen bij wie ze het hardst nodig heeft. De controle op toegekende sociale voordelen, zoals een sociale woning, houden we hoog.
     
    Uit Europese cijfers blijkt dat het aantal gedetacheerde werknemers in België zeer hoog is in verhouding tot onze buurlanden. Het oneigenlijk gebruik van detachering zorgt voor een verlies aan RSZ-inkomsten en ontvangsten uit de personenbelasting.
    • Personen met een bevel om het grondgebied te verlaten, dienen dat effectief ook te doen. We tolereren geen illegaal verblijf en verbieden daarom de verhuur aan personen zonder een geldige verblijfsvergunning.
    • We blijven sterk inzetten op het bestrijden van domiciliefraude en controles naar buitenlandse eigendommen. Woonmaatschappijen worden verplicht hieraan mee te werken.
    • We willen een beter functionerend meldpunt voor verboden internationale terbeschikkingstelling.
    • De in België gevestigde ondernemingen die gebruikmaken van buitenlands personeel moeten ook voldoende geïnformeerd en gesensibiliseerd worden over de risico’s die ze lopen door samen te werken met niet-erkende buitenlandse bedrijven die personeel ter beschikking stellen. Het Belgische bedrijf kan een strafsanctie of een administratieve geldboete krijgen.
    • Belgische gebruikers moeten de uitdrukkelijke verplichting krijgen om te controleren of de buitenlandse dienstverlener beschikt over een erkenning, voordat ze ermee kunnen samenwerken.
    • Momenteel vallen de diverse inspectiediensten onder verschillende politieke verantwoordelijken en wordt elke dienst aangestuurd door een afzonderlijke directiestructuur, elk met zijn eigen werking, visie, focus, enzovoort. Door de krachten te bundelen is er minder nood aan overheadstructuren en kunnen de bestaande inspecteurs doelmatiger worden ingezet.
    • We faciliteren een betere uitwisseling van informatie tussen Belgische en buitenlandse inspectiediensten op Europees niveau over terbeschikkingstelling in andere Europese landen. Dat zou Belgische inspectiediensten bijvoorbeeld kunnen toelaten meer inzicht te krijgen in activiteiten van de in het buitenland gevestigde ondernemingen.
    • We hervormen Limosa, het informatiesysteem over het aantal buitenlandse gedetacheerde werknemers en zelfstandigen dat in België werkt, tot een soort van tijdsregistratiesysteem. Zo wordt aan buitenlandse werknemers dezelfde eisen gesteld als de binnenlandse werknemers.
  • Een sociaal systeem waarvoor je eerst moet bijdragen
    • Wie aanspraak wil maken op een leefloon en andere sociale bijstand moet voortaan eerst vijf jaar ononderbroken, werkelijk en wettelijk in dit land verblijven. Het leefloon hervormen we tot een lager basisbedrag om de essentiële noden te dekken, met aanvullende bedragen die gelinkt worden aan inspanningen om te integreren, waaronder het leren van Nederlands en het zoeken naar werk. We maken het totaalbedrag van het leefloon ook flexibeler door af te stappen van de vaste bedragen.
    • Waar nodig worden bepaalde kosten rechtstreeks door het OCMW betaald met een deel van het uit te keren leefloon. Zo garanderen we dat de middelen besteed worden aan zaken waarvoor ze dienen. We leggen dezelfde verblijfsvoorwaarde op voor een Inkomensvervangende Tegemoetkoming en Inkomensgarantie voor Ouderen.
    • We kennen het bedrag van de Inkomensgarantie voor Ouderen toe pro rata de verblijfsduur, waarbij het volledige bedrag overeenkomt met een verblijfsduur van 40 jaar.
    • Om ervoor te zorgen dat de hulp écht terecht komt bij wie ze nodig heeft, sporen we fraude actief op. Onroerende vermogens en eigendommen in het buitenland worden in rekening genomen bij de middelentoets in de sociale bijstand. We verzekeren de inzage tot alle nodige informatie, bankrekeningen en eigendommen. Onterechte uitkeringen worden teruggevorderd en de toegang tot sociale hulp wordt geweigerd.
    • Huisvesting is essentieel in de strijd tegen armoede. Sociale woningen zijn een hefboom voor wie er een nodig heeft. We proberen hen zoveel mogelijk te laten doorstromen naar de reguliere woningmarkt. Geen vangnet, maar een springplank. Wie onterecht een sociale woonst heeft, wordt bestraft. De sociale huisvesting moet ook aangepast zijn aan de gezinsvorm. We voorzien een duidelijk kader voor nieuwe woonvormen en de impact op de sociale hulp en uitkeringen.
    • Om de financiële controle bij cliënten van het OCMW ten gronde te kunnen voeren, wordt er via de Nationale Bank inzage verkregen in alle eigendommen en bankrekeningen, zodat we een transparant totaaloverzicht van het aantal rekeningen krijgen.
  • Voor geweld tegen eerstelijnsberoepen is geen plaats
     
    Om bepaalde jobs opnieuw aantrekkelijk te maken, moeten we opnieuw duidelijke afspraken maken als samenleving.
    • Als maatschappij zijn wij veiliger dankzij de mensen die zich daarvoor dag in, dag uit professioneel inzetten. Geweld mag op geen enkele manier getolereerd worden, zeker niet wanneer het gericht is tegen personen in publieke functies of gezagsfuncties. Agressie tegenover veiligheidspersoneel, brandweerlieden, politiediensten, personeelsleden van het openbaar vervoer, onderwijspersoneel, vuilnisophalers en zorgpersoneel ondermijnt de toekomst van onze gehele veiligheids-, mobiliteits- en zorgsector. Het parket en de federale overheid moeten deze problematiek dan ook eindelijk prioritair aanpakken.
    • We vragen aan hulpverleners, veiligheidsdiensten en personeelsleden van het openbaar vervoer om agressie altijd te melden en (eventueel anoniem) klacht neer te leggen.
    • We voeren een absoluut nultolerantiebeleid in. Geen enkele daad van bedreiging of geweld tegen deze hulpdiensten mag onbestraft blijven. We zorgen ervoor dat er niet meer kan geseponeerd worden wegens opportuniteitsredenen. Het spreekt voor zich dat deze aanpak enkel maar kan werken wanneer er binnen justitie ook daadwerkelijk voldoende mensen beschikbaar zijn om deze snelrechtprocedure effectief uit te voeren en de vervolgingen hieromtrent daadwerkelijk in stellen.
    • Op het niveau van strafuitvoering ontbreekt momenteel nog steeds een consequente houding inzake geweld tegenover gezagspersoneel. Elke straf die uitgesproken wordt, moet daarom ook effectief en onmiddellijk uitgevoerd kunnen worden.
    • We verhogen de veiligheid in de bussen, trams, treinen en stations. Daarvoor werven we niet alleen extra veiligheidspersoneel aan, zowel bij De Lijn als bij de NMBS, maar geven we hun ook uitgebreidere bevoegdheden. Wie overlast veroorzaakt of amok maakt, wordt streng aangepakt, met GAS-sancties tot zelfs een plaatsverbod. We verhogen de veiligheid in parkings, en voorzien speciale infrastructuur voor beveiliging van fietsen.
    • Gezagspersoneel dat vandaag slachtoffer is van enige vorm van agressie of geweld tijdens de uitoefening van zijn beroepsactiviteiten moet steeds aanspraak kunnen maken op kosteloze rechtshulp die hen bijstaat tijdens de gerechtelijke procedure, ook wanneer zij enkel een vergoeding van hun morele schade nastreven. Daarnaast moeten zij ook over de mogelijkheid beschikken om een beroep te doen op kosteloze psychologische begeleiding die hen kan helpen om deze traumatische ervaring zo goed als mogelijk te kunnen verwerken.
    • Voorts pleiten we ervoor om ook onze hulpdiensten en het veiligheidspersoneel op het openbaar vervoer na een degelijke opleiding uit te rusten met bodycamera’s.
    • Ter bescherming van diegenen die ons verzorgen en beschermen en om represailles van verdachten/ veroordeelden te voorkomen, moeten de gegevens van onze beschermers/hulpverleners te allen tijde geanonimiseerd worden doorheen de volledige juridische procedure, vanaf het eerste proces-verbaal tot en met de definitieve uitspraak van de rechter. Enkel de code of het postadres van de politiezone of de hulpverleningszone of de zone waar het ziekenhuis gelegen is, of het rijksregisternummer van het slachtoffer wordt opgenomen in de juridische documenten.
    • Het openbaar maken van gegevens en beelden door derden waarop politieagenten en hulpverleners herkenbaar zijn, moet strafbaar worden.
    • We voeren ook een ‘zero tolerance’-beleid in gezien het almaar toenemende aantal gewelddadige incidenten en psychologische problemen in de asielcentra. Geweldplegers worden uitgesloten van het opvangnetwerk.
    • Politie
      • Om het respect naar onze politiediensten toe te herstellen en het gevoel van rechteloosheid en straffeloosheid dat onze politiemensen steeds vaker ervaren weg te nemen, pleiten we ervoor dat in alle politiezones waar dit nog niet werd ingevoerd, de politiecodex wordt aangepast zodat een GAS-boete kan opgelegd worden voor jongeren en volwassenen die een politie- of gemeenteambtenaar of gezagsdrager beledigen.
      • We pleiten ervoor dat er binnen alle korpsen meer werk wordt gemaakt van het organiseren van nabesprekingen. Deze kunnen een helend effect hebben en vormen een moment van op adem komen en het delen van frustraties voor onze politiediensten. Tijdens deze nabesprekingen moet er écht geluisterd worden naar de mensen op het terrein, wat hen bezighoudt, hoe de interventie verlopen is en wat er in de toekomst beter kan.

1.4 HERSTEL VAN DE VLAAMSE ECONOMIE EN MAAKINDUSTRIE: GROEI EN INNOVATIE

  • Onze productiviteitsgroei gaat al decennialang achteruit. De economische groeivooruitzichten voor de komende jaren zijn voor België bij de allerlaagste van heel Europa.
  • De PS wil geen economische groei meer, maar de bestaande economische welvaart beter verdelen. Dat is een bedreiging voor onze welvaart.

Wij geloven in vooruitgang en innovatie. We willen de taart opnieuw eerst groter maken, om ze dan te kunnen herverdelen. We gaan vol voor een herwaardering van de Vlaamse economie en maakindustrie.

Onze budgettaire uitdaging is zo groot dat alleen een verhoging van de werkzaamheidsgraad niet zal volstaan om onze financiën op orde te krijgen. Onze economie heeft meer groei nodig. Om dat te bereiken, moeten we onze productiviteit verhogen. Met andere woorden: meer goederen en diensten realiseren met minder input.

Vlaanderen en Europa hebben opnieuw meer maakindustrie nodig. Dat vereist een gecoördineerde aanpak op verschillende niveaus, maar met een algemene focus: meer productie, meer groei, meer welvaart. Er bestaat daarvoor geen mirakelmaatregel. Meerdere hervormingen zijn nodig: investeringen, vlotte vergunningen, een cultuur van ondernemerschap, een voldoende hoog aanbod van energie zodat de prijzen laag zijn, een gezonde concurrentie, voldoende werknemers met gepaste opleiding, enzovoort.

  • Een verbetering van de vergunningsverlening
    • Voor vergunningsprojecten van groot algemeen en maatschappelijk belang breiden we het snelrecht in de beroepsprocedures verder uit, waardoor er sneller de nodige ingrepen kunnen worden gesteld om de Vlaamse welvaart te verzekeren.
    • We hernemen de poging om toegang tot de rechter te beperken voor wie niet van bij aanvang de bezwaren indiende.
    • We maken nog meer gebruik van regelluwe zones om gewenste ontwikkelingen te versnellen, zoals voor de uitrol van koolstofarme energie.
    • Naar voorbeeld van Nederland maken we werk van een Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie & Klimaat (MIEK) waarbij de overheid samenwerkt met industrie, energieproducenten en netbeheerders om projecten voor de infrastructuur van energie en grondstoffen te versnellen.
    • We vereenvoudigen regelgeving waar mogelijk en bundelen die in een codex. De codificatie van het omgevingsrecht moet de omgevingsambtenaren helpen om een meer rechtszekere vergunning af te leveren.
    • We zorgen voor efficiëntere beroepsprocedures zodat eindeloze vertragingen worden vermeden. We pleiten daarom voor een striktere definitie van belang, zodat alleen echte belanghebbenden het recht hebben om te procederen.
    • De inhoud van MER-rapportering en passende beoordeling wordt teruggedrongen tot hoofdlijnen. Het is niet aan rechtbanken en administraties om deze rapporteringsplicht uit te breiden.
    • We verbeteren de omgevingsrechtspraak door bij technische rechtszaken over bijvoorbeeld grondverzet en vergunningverlening een assessor toe te voegen. Rechters kijken louter naar het juridische en hebben te weinig oog voor technische aspecten, waardoor uitspraken in arresten vaak haaks staan op de technische inhoud en realiteit. Een assessor is een rechtertechnicus die betrokken is bij het besluitvormingsproces, maar geen jurist, doch een technicus. Hij of zij ondersteunt de rechter als inhoudelijk expert op technische wijze in complexe omgevingsmaterie. In andere gevallen wordt een verplichting tot raadpleging van een technisch expert opgelegd voor een rechter overgaat tot een uitspraak.
    • We verbeteren het wetgevende proces door volledige transparantie op te leggen aan de Raad van State bij een adviesprocedure, indien de indienende overheid hierom vraagt.
    • We leggen een uiterste termijn op waarbinnen administratieve rechtbanken een uitspraak moeten doen.
    • We geven wetenschappelijk verkregen bewijs een bijzondere bewijswaarde zodat rechters hier niet zonder bijkomende verantwoording aan voorbij kunnen gaan, wat vandaag wel gebeurt. Het volstaat niet om wetenschappelijk studiewerk zomaar in twijfel te trekken. Men moet wetenschappelijk kunnen aantonen dat er wel problematische effecten zouden optreden bij de totstandkoming van een plan of project.
    • We definiëren naar voorbeeld van de Raad van State het marginaal toetsingsrecht van de Raad voor Vergunningsbetwistingen strikter. De rechter dient ook economische en sociale belangen mee in overweging nemen.
    • Bij de totstandkoming van Europese regelgeving zorgen we ervoor dat er rekening wordt gehouden met dichtbevolkte gebieden en/of energieintensieve regio’s. Als regelgeving een te grote impact heeft op onze bedrijvigheid, dan zorgen we voor een vrijstelling.
    • We starten een doorlichting op van alle Europese vergunningsvereisten en hun impact op de Europese competitiviteit. Zo kunnen we overbodige regels afschaffen.
    • Naar Amerikaans voorbeeld bestraffen we kennelijk kwaadwillige of roekeloze beroepen, die enkel tot doel hebben om projecten te vertragen (punitive damages). We moeten misbruik van het recht bestrijden om de rechtvaardigheid en betrouwbaarheid van ons systeem te herstellen.
    • We trekken de rechtsplegingsvergoeding op.
  • Een ‘Made in Flanders’-cultuur: ondernemend Vlaanderen
    • Naast het recht op staken, is er ook een recht op werken. Het opwerpen van blokkades is vandaag strafbaar maar wordt zelden echt bestraft. In de toekomst moet dat anders. De rechter moet voor herhaaldelijke amokmakers ook een plaatsverbod kunnen opleggen. Tijdens stakingen mag er geen verbod zijn op uitzendarbeid.
    • Met een wet lagere kosten schrappen we kleinere administratieve kosten en verplichtingen voor ondernemingen en vzw’s. Het gaat over kosten verbonden aan de oprichting en stopzetting van een vennootschap, het indienen van de jaarrekening, inschrijvingen of wijzigingen in de kruispuntbank, de jaarlijkse vennootschapsbijdrage, provinciale belastingen, de activering van het btw-nummer, enzovoort.
    • Wij willen de bestaande maatregelen voor startende ondernemingen versterken en het toepassingsgebied harmoniseren zodat er meer duidelijkheid en rechtszekerheid komt voor starters.
    • We hervormen de manier waarop we omgaan met subsidies. Voor economische steun schakelen we over naar het concept van een rollend fonds met een sterke focus op groeibedrijven en productiviteitsverhogende projecten. Daarnaast maken we overheidssteun meer gebonden aan voorwaarden die het Vlaams economisch weefsel ten goede komen.
    • Groeibedrijven willen we verder ondersteunen door het reglementaire kader inzake privaks, beleggingsfondsen en aandelenspaarplannen te versoepelen, zodat meer investeringen richting nietbeursgenoteerde groeibedrijven vloeien.
    • Tegelijk willen we Brussel als financieel centrum versterken. Het aantal genoteerde bedrijven op de Brusselse beurs kalft al jaren af. De toegang voor kleine lokale bedrijven tot de beurs moet makkelijker worden gemaakt. Een liquide en sterke beurs en een meer wijdverspreid aandelenbezit leiden tot meer welvaart.
    • We ondersteunen de internationale handel en onze Vlaamse export. De douane speelt een cruciale rol in onze economie. De douaneprocessen moeten sneller, eenvoudiger en digitaal. Een 24/7-dienstverlening en het sneller leveren van vergunningen moeten zorgen voor een vlottere logistieke keten. Een modernisering van de douanewetgeving, in het bijzonder het huidige sanctiebeleid, moet ervoor zorgen dat er meer investeringen worden aangetrokken.
    • We voeren een hele reeks maatregelen in voor eenmanszaken. De bedoeling is om het regime van de eenmanszaak-ondernemer
      aantrekkelijker te maken. Op die manier willen we vervennootschappelijking tegengaan.
      • We voeren een ondernemersaftrek in die ervoor moet zorgen dat inkomsten uit de zelfstandige activiteit minder snel aan het tarief van 50
        procent worden belast.
      • De investeringsaftrek brengen we opnieuw naar 25 procent voor eenmanszaken.
      • We verlagen verder de sociale bijdragen voor zelfstandigen in hoofd- en bijberoep.
  • We nemen kleinere fiscale maatregelen om net zoals voor werknemers ook voor zelfstandigen de belastingdruk te verlichten.
    • We schaffen de belastingvermeerdering bij onvoldoende voorafbetalingen af voor zelfstandigen. Deze voorafbetalingen hebben een grote impact op de kasstroom. Om zelfstandigen toch aan te zetten voorafbetalingen te doen, versterken we de bonificatie door een aanpassing van de huidige percentages.
    • We vereenvoudigen het bestaande belastingkrediet voor zelfstandigen, een korting op de verschuldigde belasting voor zelfstandigen die investeren. We voorzien een verhoging van het percentage van 10 naar 25 procent en verhogen het maximumbedrag van 3.750 euro naar 5.000 euro.
    • Daarnaast maken we voor een bepaalde lijst van investeringen versneld afschrijven (naar wens) mogelijk. Versneld afschrijven laat ondernemingen toe hun kapitaalkost sneller te recupereren en zorgt voor een rente- en liquiditeitsvoordeel.
    • Eenmanszaken zullen in de toekomst kunnen kiezen voor een vereenvoudigde regeling waarbij de autokosten voor zeer milieuvriendelijke wagens standaard 50 procent aftrekbaar zijn. Koolstofemissievrije wagens blijven 100 procent aftrekbaar.
    • We versoepelen de regels inzake het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ) zodat ook zelfstandigen in bijberoep makkelijker een VAPZ kunnen afsluiten en verhogen het maximale bijdragepercentage van 8,17 naar 10 procent.
    • De vrijstelling van één kwartaal voor sociale bijdragen voor zelfstandige vrouwen na zwangerschap breiden we uit naar twee kwartalen. Ook de opbouw van het VAPZ blijft mogelijk.
  • Een groeibevorderende bedrijfsbelasting
    • Kleine ondernemingen met maximaal 50 werknemers willen we laten genieten van een verlaagd tarief van 20 procent op een eerste schijf van 200.000 euro belastbare winst in plaats van de eerste 100.000 euro. Daarnaast passen we de definitie van een kleine onderneming aan, zodat meer ondernemingen in aanmerking komen.
    • Buitenlandse investeringen willen we verder aantrekken door het behoud van onze troeven inzake onderzoek en ontwikkeling, het verbeteren van het expat-regime, het verbeteren van het stelsel van fiscale consolidatie, het sterk uitbreiden van het aantal dubbelbelastingverdragen en het introduceren van een cel ‘investeringen’.
    • Internationale handel is een verhaal van Vlaamse ondernemingen. We blijven hen via Flanders Investment and Trade (FIT) ondersteunen in het zoeken naar nieuwe markten en mogelijkheden om internationaal uit te breiden.
    • We gaan uit van het principe van de goede trouw en passen het huidige sanctiebeleid bij controles aan, zodat er enkel nog sancties worden toegepast bij ernstige overtredingen en niet bij overtredingen te goeder trouw of administratieve vergetelheden.
  • Een overaanbod van eigen klimaatvriendelijke en goedkope energie
    • De wet op de kernuitstap schaffen we af. We kiezen voor het maximaal behoud van de bestaande kerncentrales en we bereiden de bouw van nieuwe kerncentrales voor, eventueel in samenwerking met buurlanden. Een levensduur van 80 jaar moet onderzocht worden.
    • Vlaanderen zet stappen zodat er zo snel mogelijk gebouwd kan worden aan kleine modulaire kernreactoren (SMR). Die kunnen flexibel ingeplant worden, op industriële of nucleaire sites.
    • Voor de SMR pleiten wij voor de invoering van een typecertificaat op EU-niveau en het verkorten van de vergunningsprocedures.
    • We pleiten voor een actualisering en versterking van het EURATOM-verdrag. Dat richtte in 1958 de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie op waarvan alle Europese lidstaten automatisch lid zijn. Gezien de wereldwijde opmars van kernenergie is het belang van goede internationale samenwerking in dit kader alleen maar toegenomen.
    • Voor hernieuwbare energie zetten we vooral in op windenergie op locaties die daarvoor geschikt zijn en op het slim en automatisch aanpassen van het verbruik op momenten dat er te veel of te weinig elektriciteit is. De overheid blijft het goede voorbeeld geven wat betreft zonne-energie.
    • We werken actief mee aan grootschalige hernieuwbare energie- en infrastructuurprojecten binnen een beter geconnecteerd Europa.
    • Op Europese schaal mag de productie van fossiele brandstoffen niet sneller afgebouwd worden dan ons verbruik van deze brandstoffen: we mogen onze eigen schaarste en kunstmatige prijsverhogingen niet creëren. Gascentrales en andere vervuilende energieproducties moeten worden afgebouwd, maar pas wanneer economische alternatieven beschikbaar zijn en de leveringszekerheid gegarandeerd is.
    • De investeringen in het distributienet voor aardgas moeten zoveel mogelijk beperkt worden, een langetermijnvisie voor het afbouwen van grote delen van het distributienet moet voorbereid worden.
    • Biomassa wordt in de eerste plaats gebruikt als voedsel of grondstof en pas in tweede instantie voor de productie van energie. De steun voor biomassa voor de grootschalige productie van elektriciteit blijft afgeschaft.
    • We zorgen voor een sterk certificerings- en verificatiekader voor geavanceerde biobrandstoffen en e-fuels en behouden deze voor de sectoren waar geen elektrificatie mogelijk is (industrie, luchtvaart, zeeschepen).
    • De uitbouw van waterstof- en CO2-netten en de voorbereiding van de grootschalige import van koolstofarme waterstof en export van afgevangen CO2 voor de grote afnemers wordt versneld.
    • Om onze bedrijven opnieuw concurrentieel te maken, willen we het accijnstarief op elektriciteit verlagen naar het Europees minimum voor bedrijven.
    • Daarnaast verhogen we de investeringsaftrek voor energiebesparende investeringen voor alle ondernemingen.
    • We houden alle fossiele subsidies tegen het licht en waar mogelijk worden deze geleidelijk afgebouwd, zonder onze concurrentiepositie voor onze ondernemingen te verslechteren. De informatie over taksen en subsidies inclusief vrijstellingen wordt transparanter voor alle vormen van energie. De evolutie naar goedkopere elektriciteit en minder fossiele brandstoffen moet gebeuren met het oog op de koopkracht van gezinnen, de competitiviteit van bedrijven en het budget van de overheden.
    • We drukken de prijzen en verbeteren de dienstverlening van alle nutsvoorzieningen door schaalvergroting en integratie van de water- en energiesector. De waterbedrijven fusioneren tot één geïntegreerd waterbedrijf, net als de tien energie-intercommunales fusioneren tot één energienetwerkbedrijf. Het Vlaams Gewest treedt toe als aandeelhouder en bestuurder om de belangen van zijn Vlaamse water-, energie- en klimaatbeleid te behartigen.
    • Elektriciteit moet goedkoper worden. Dat betekent geen onnodige taksen en kosten in de energiefactuur en geen oversubsidiëring van investeringen die zichzelf reeds hebben terugverdiend. De energienorm wordt verder versterkt met passende maatregelen zodat onze competitiviteit gegarandeerd blijft.
    • We vereenvoudigen de energiemarkt. Dat leidt tot een eenvoudigere en lagere factuur en de ontwikkeling van nieuwe diensten door nieuwe leveranciers.
  • Geloof in vooruitgang en innovatie
    • Vlaanderen is nu Europese top inzake investeringen in Onderzoek & Ontwikkeling, maar het is onze ambitie om wereldtop te worden. We verhogen daarom de overheidsinvesteringen naar één procent van het bruto regionaal product per jaar, waarbij we expliciet focussen op het uitbouwen van ecosystemen, het vermarkten van innovaties (valorisatie) en aandacht voor een goede distributie van innovatiemiddelen naar kmo’s. Een goed voorbeeld daarbij is het moonshotprogramma voor opslag en hergebruik van CO2 waarop we blijven inzetten.
    • Inzake digitale infrastructuur moeten we dringend bijkomende inspanningen leveren. Vlaanderen loopt achter inzake 5G-dekking en de uitrol van glasvezel. Extra investeringen in digitale infrastructuur moeten ervoor zorgen dat de Vlaamse economie concurrentieel blijft. Tegen 2030 moet elke onderneming toegang hebben tot supersnel internet (> 1 Gbps). Waar mogelijk moeten samenwerkingsverbanden zorgen voor een efficiënte uitrol van de werken die de overlast voor de burger en onderneming tot een minimum beperken. We focussen op concurrentie in diensten en niet in infrastructuur.
    • We blijven investeren in het Myrrha-project om zo de expertise van het SCK verder uit te bouwen.
    • We zetten de inspanningen verder om de Einstein-telescoop, Europa’s meest geavanceerde observatorium voor zwaartekrachtsgolven, naar Vlaanderen te halen.
    • De Europese regels houden vandaag vernieuwing in de landbouw te veel tegen op basis van een doorgeschoten toepassing van het voorzichtigheidsprincipe. Om de expertise van Vlaanderen volwaardig te kunnen benutten, is het noodzakelijk dat die regels worden aangepast. Pas dan kunnen we onze kennis op vlak van biotechnologie, hoogtechnologische gewasveredeling, artificiële intelligentie, nanotechnologie en kernenergie daadwerkelijk inzetten om de hedendaagse uitdagingen aan te gaan. Zo kunnen we niet alleen onze klimaatvoetafdruk naar omlaag krijgen, maar ook Europa minder afhankelijk maken van import van onbetrouwbare regimes. Daarnaast zijn er tal van mogelijkheden om gewassen en zaden te ontwikkelen die beter bestand zijn tegen bijvoorbeeld ziektes, droogte, en klimaatopwarming.
    • Het uiteindelijke doel is productievere landbouw die op een veilige, milieuvriendelijke en klimaatbestendige manier plaatsvindt. Landbouw binnen de milieukundige grenzen is het uitgangspunt. Dat betekent minder pesticiden, gezonder voedsel, meer ruimte voor natuur en biodiversiteit, en meer opbrengstzekerheid. We versterken ook de Vlaamse biotechnologiekennis voor wat betreft het gebruik van proteïnen en andere voedselproducten uit insecten, algen, en soja. Biotechnologie en meer specifiek CRISPR-CAS biedt heel wat potentieel dat we ten volle moeten benutten.
    • We zetten Vlaanderen als voedselregio op de kaart. Daarbij staat Flanders in het buitenland synoniem voor wereldklasse op het vlak van kwaliteit. Hiervoor promoten we een herkenbaar label. De Vlaamse landbouw moet wel in eerste instantie haar thuismarkt winnen en Vlamingen overtuigen lokaal geproduceerde, duurzaam, kwaliteitsvolle voeding te kopen. Als regio zetten we echter ook in op export van kwalitatief en duurzaam voedsel.
    • In Vlaanderen focussen we onze middelen op wetenschappelijke projecten met een hoog economisch potentieel. Structurele samenwerkingsverbanden tussen wetenschappelijke instellingen, onderzoekcentra en universiteiten met Vlaamse ondernemingen moeten zorgen voor een technologische voorsprong.
    • Het moet een prioriteit zijn van de volgende Vlaamse Regering om de adoptie van artificiële intelligentie (AI) door onze Vlaamse kmo’s te verhogen. Tegelijk waken we erover dat mogelijke negatieve effecten van AI maximaal vermeden en geremedieerd worden. We pleiten hiervoor voor een internationaal orgaan naar voorbeeld van de International Maritime Organisation of de International Labor Organisation.
    • Ook in een digitale economie moet essentiële publieke dienstverlening worden gewaarborgd. Hoewel de digitalisering van de economie onomkeerbaar is en sterk aangemoedigd moet worden, moeten we steeds waakzaam blijven dat we elke lid van onze samenleving mee aan boord houden. Bedrijven in essentiële sectoren dienen daarom steeds een basisdienstverlening fysiek aan te bieden. We denken hierbij onder andere aan: een rekening openen bij een bank, een internet- of telefoonabonnement afsluiten, postdiensten, enzovoort.
  • Meer concurrentie, eerlijke prijzen
    • Eerder dan overbodig overheidsingrijpen versterken we de toezichthouders door het integreren van de verschillende regulatoren en instanties. We creëren één overkoepelende marktautoriteit die ervoor zorgt dat alle ondernemingen kunnen opereren in een eerlijk en gelijk speelveld waar de belangen van de consument gewaarborgd zijn.
    • Daarnaast voeren we de mogelijkheid in om een voorafgaandelijk advies of ruling aan te vragen bij de regulator. Op deze manier verkrijgen bedrijven zekerheid over de correcte implementatie van nieuwe wetgeving zonder risico op sanctie. Daarbij zijn er geen beroepsmogelijkheden voor de overheid om te procederen tegen een eigen ruling.
    • We nemen maatregelen om de concurrentie in de financiële sector te vergroten. Daarnaast moeten banken hun verantwoordelijkheid rond essentiële dienstverlening (bankautomaten) ten volle opnemen.
    • Bijkomende aandacht voor consumentenbescherming is meer dan nodig. In vele sectoren zien we dat mede door gebrek aan concurrentie de belangen van de consument onvoldoende gewaarborgd zijn. Dat uit zich in te hoge tarieven of een gebrekkige dienstverlening. In sectoren zoals energie, telecom en de financiële sector moeten er periodieke en grondige screenings komen van de marktwerking en prijsniveaus door de regulator. Het is de taak van overheid om de consumenten te sensibiliseren en transparant te communiceren over de goede marktwerking.
    • Daarnaast moet de economische inspectie meer slagkracht krijgen om ambtshalve inspecties uit te voeren en zo concurrentievervalsing en oneerlijke handelspraktijken op te sporen. Het sanctiebeleid vertrekt steeds vanuit het principe van te goeder trouw.
    • De productiviteit wordt geremd door tal van beperkende regels. We pleiten voor deregulering en versoepelen de regels zodat de vrije mededinging kan spelen in sectoren met beperkte concurrentie. Daarnaast willen we ondernemers de vrijheid geven om zelf hun openingsuren en prijzen te bepalen. We schaffen de sperperiode af en maken een verkoop met verlies mogelijk. Daarnaast pleiten we voor het mogelijk maken van digitale etikettering, zodat er goedkoper kan geproduceerd worden.
    • Vlaanderen versterkt de positie van de landbouwer in de keten.
      • De landbouwer heeft een te zwakke positie doorheen de voedingsketen, waardoor die een te lage prijs krijgt voor zijn producten. Een betere waardeverdeling doorheen de keten moet zorgen voor een eerlijkere toekomst voor landbouwers zonder prijsverhoging voor consumenten. Het ketenoverleg dat daarvoor bestaat sinds 2009 heeft weinig succes. Om betere garanties in te bouwen in een correcte vermarkting van producten zorgt de overheid voor een ‘scheidsrechter’ in het ketenoverleg. Die persoon moet de positie van de zwakkeren in de keten beter beschermen.
      • We zorgen voor een duidelijkere en toegankelijkere regelgeving met betrekking tot het oprichten van producentenorganisaties voor landbouwers. Zo kunnen landbouwers de krachten bundelen om sterker te staan in onderhandelingen. We stellen echter vast dat hier weinig gebruik van wordt gemaakt. Op Vlaams niveau helpen we daarom de boeren om dergelijke organisaties op te richten, zodat finaal hun inkomen hoger zal liggen.
  • Strategische bedrijven en sectoren afschermen
    • We evalueren de bestaande beschermingsmechanismen op nationaal en Europees niveau. Waar nodig verscherpen we die of voegen we nieuwe toe, uiteraard enkel gericht op onze veiligheid en zonder de vrije handel en de internationale samenwerking in het gedrang te brengen. Het gaat in het bijzonder om de screening van buitenlandse investeringen, de screening van uitgaande investeringen in veiligheidsgerelateerde sectoren, het verder coördineren van exportcontrole voor duale gebruiksproducten, het stimuleren van verdere Onderzoek en Ontwikkeling in deze domeinen en het garanderen van onderzoeksveiligheid (zodat onderzoek naar kritieke technologieën niet gemanipuleerd wordt door buitenlandse mogendheden).
    • Strategische sectoren zoals ruimtevaart, defensie, bio-industrie en de chipindustrie krijgen extra steun om hun activiteiten te laten groeien wanneer zij worden geconfronteerd met marktfalen in het kader van financiering. Vlaanderen zal zijn investeringsmaatschappij PMV de opdracht geven om bedrijven in deze sectoren maximaal te ondersteunen.
  • De circulaire economie
    • Daarnaast biedt de omslag naar een circulaire economie opportuniteiten tot het opzetten van nieuwe types maakindustrie die we absoluut in Vlaanderen willen bouwen en houden. We faciliteren en ondersteunen alle initiatieven die circulariteit ondersteunen en optimaliseren de werking van Vlaanderen Circulair.
    • Onder het motto ‘afval is een grondstof ’ vereenvoudigen we de procedures en verminderen we de administratieve rompslomp voor afvalregelgeving en recyclage zodat die wegvalt als struikelblok voor de ontwikkeling van circulaire economie.

2. EEN WARM VLAANDEREN

Van kinderopvang in de eerste levensjaren en raadplegingen bij de (tand)arts tot de verzorging van een grootouder met dementie: het is van belang dat ieder de zorg krijgt die op dat moment bij hem of haar past. Betaalbare, bereikbare en hoogkwalitatieve zorg is ons streefdoel. De levenskwaliteit staat daarbij altijd voorop.

Dat de ontwikkelingen in de geneeskunde ons steeds meer mogelijkheden geven en dat steeds meer mensen een hogere leeftijd bereiken is een evolutie die we toejuichen. Tegelijk stelt het ons voor grote uitdagingen. Nieuwe technologieën en geavanceerde geneesmiddelen zetten ons budget onder druk. En de babyboom-generatie wordt de komende decennia hoogbejaard en zal een groot aandeel van onze bevolking uitmaken.

Elke euro moet op een doordachte manier worden besteed. Verspilling kunnen we ons niet meer permitteren. Homogene bevoegdheidspakketten op het niveau van de gemeenschappen zijn de enige mogelijke toekomst. De taalgrens is en blijft een zorggrens, waarbij elke gemeenschap duidelijk andere keuzes maakt.

2.1 TOEGANKELIJKE ZORG VOOR DE PATIËNT

  • Onder het mom van ‘sociale maatregelen’ heeft deze federale regering stappen gezet naar een geneeskunde op twee snelheden. Supplementenverboden, aanvallen op het vrije beroep van arts, forfaitarisering, … zullen allemaal op termijn zorgen dat we afglijden naar een systeem waarbij patiënten in financieel precaire situaties minder toegang zullen hebben tot zorg.
  • De PS wil nog verder werken aan een staatsgedreven geneeskunde die zogenaamd gratis is en waarbij de toestanden zoals het Verenigd Koninkrijk met ellenlange wachttijden om een arts te zien om de hoek loeren. Ook hier dreigt vooral de economisch zwakkere patiënt de dupe te zijn.

Wij willen een systeem uitwerken waarbij de patiënt snel terecht kan bij een arts die op basis van prestaties op een correcte manier vergoed wordt door de overheid. Op die manier zullen de nodige supplementen automatisch zakken.

Zorg moet maximaal toegankelijk zijn voor iedereen. Voldoende aanbod is daarbij van belang, zodat de patiënt altijd de vrije keuze van zorgverlener blijft behouden, maar ook betaalbaarheid en gelijke toegang tot innovatie. Steeds meer patiënten botsen op lange wachtlijsten en zelfs een patiëntenstop. Vlaanderen heeft stappen ondernomen om deze problematiek aan te pakken. We gaan verder op de ingeslagen weg en bouwen een echte Vlaamse gezondheidszorg uit waarbij iedere burger snel terecht kan bij een zorgverlener naar keuze.

  • Voldoende zorgverleners zonder wachtlijsten
    • Voor tandartsen en (huis)artsen werken we in Vlaanderen met aangepaste artsenquota die bepaald worden op basis van een gedetailleerd en dynamisch medisch kadaster. Dat houdt voor elke regio duidelijk bij hoeveel (tand)artsen er in welk regime werken. Hiervoor kan er gekeken worden naar de artsenkringen om die data aan te leveren. We bekijken samen met de (tand)artsen welke stimuli een optimale geografische spreiding kunnen bewerkstelligen.
    • Het moet eenvoudig zijn om ondersteunend personeel aan te werven op een flexibele manier, zodat artsen maximaal bereikbaar zijn voor patiënten en om de wachtlijsten te verkorten. Mondhygiënisten worden opgenomen in het terugbetalingssysteem zodat zij kunnen helpen bij de preventieve tandzorg en ingrijpende tandheelkundige behandeling te voorkomen.
    • De opleiding tot verpleegkundige maken we aantrekkelijker door de studenten tijdens hun werkstage in het vierde jaar te laten vergoeden. Voor geconventioneerde zelfstandige thuisverpleegkundigen trekken we het sociaal voordeel op tot op het niveau van gelijkaardige zorgberoepen.
    • De opleiding van zorgkundigen moet meer worden gefocust op zorg, eerder dan op huishoudelijke taken. Op die manier kunnen zij sneller en met meer vertrouwen in eigen kunnen worden ingeschakeld in de zorgketen.
    • De N-VA past voor een systeem waarbij (tand)artsen volledig via forfaitaire vergoedingen worden betaald. Het forfaitair systeem in het Verenigd Koninkrijk toont aan dat dat de wachtlijsten verlengt. Door artsen en tandartsen voor het merendeel per prestatie te blijven vergoeden, creëren we een systeem waarbij men wordt beloond om toch nog die ene patiënt extra te zien.
    • Het is cruciaal dat zorgverleners en patiënten goed met elkaar kunnen communiceren. Daarom moet taalkennis een voorwaarde worden voor alle medische beroepen. Enkel wie de taal van de regio machtig is, mag een erkenning krijgen. Er moet ook een quotum komen voor (tand)artsen uit andere landen, net zoals dat er is voor de (tand)artsen die in eigen land worden opgeleid.
    • Bestaande deontologische ordes voor zorgverleners worden gesplitst in een Vlaamse en Franstalige orde. Voor kinesitherapeuten en tandartsen richten we per gemeenschap een orde op.
    • Via een erkenning van nieuwe paramedische beroepen, zoals klinisch seksuologen, garanderen we kwaliteitsvolle zorg en beschermen we patiënten tegen charlatans.
  • Betaalbaarheid voor de patiënt
    • Informatie rond sociale rechten zoals verhoogde tegemoetkoming wordt maximaal gecentraliseerd en kenbaar gemaakt. Burgers die in aanmerking komen voor een sociaal recht worden actief aangeschreven door de (lokale) overheid met alle informatie over hoe ze een aanvraag kunnen opstarten. Maatregelen moeten immers terecht komen bij de doelgroep die er echt nood aan heeft. Het uiteindelijke doel van ondersteuning is immers dat ze burgers emancipeert en alle kansen geeft om zichzelf uit de financieel precaire situatie te trekken.
    • We werken een beleid uit dat iedereen meeneemt en schrappen overal waar mogelijk leeftijdsgrenzen voor terugbetalingen en tegemoetkomingen aan patiënten in de zorg. De zorgnood van patiënten moet primeren boven de leeftijd.
    • We actualiseren de tarieven voor onderzoeken en behandelingen (nomenclatuur) in samenspraak met de beroepsgroepen, zodat elke zorgverlener een correcte verloning krijgt, ongeacht of ze een intellectuele of een technische verstrekking uitvoeren. De actualisatie van de nomenclatuur zal vervolgens op regelmatige basis en stelselmatig worden herhaald, zodat de tarieven en de terugbetaling altijd de actuele situatie op het terrein volgen. Daarbij wordt er gewerkt in een gesloten budget per discipline, zodat de kosten voor de gemeenschap onder controle blijven. Dat zal ertoe leiden dat meer zorgverstrekkers zich kunnen houden aan deze tarieven (conventie), waardoor er minder supplementen nodig zullen zijn. Zolang er geen correcte tarieven bestaan voor behandelingen of onderzoeken, kan er geen sprake zijn van een afschaffing van supplementen voor personen met een verhoogde tegemoetkoming. Op die manier creëer je immers zorg aan twee snelheden, waarbij enkel de gegoeden toegang hebben tot bepaalde zorg.
    • We schaffen de “25 procent-regel” bij kinesisten en andere zorgverstrekkers af. Deze stelt dat een patiënt 25 procent minder van de overheid terugbetaald krijgt als de zorgverstrekker niet geconventioneerd is. Voor de N-VA is dat niet te verantwoorden en we maken er dan ook onmiddellijk komaf mee.

2.2 TOEGANG TOT GENEESKUNDIGE INNOVATIE

  • De wachttijden voor de toegang tot innovatie lopen op. Amper 51 procent van de innovatieve geneesmiddelen zijn beschikbaar voor de Vlaming en het duurt gemiddeld maar liefst 546 dagen om een goedkeuring voor terugbetaling te krijgen. Tijdens klinische testen kunnen patiënten beroep doen op het geneesmiddel, maar eens het op de markt komt, verliezen we die toegang snel.
  • De PS wil de aanval op innovatieve bedrijven inzetten. De vertrouwelijke contracten moeten op de schop, patenten moeten afgebouwd worden, … Voor de PS zijn farmaceutische bedrijven de vijand nummer één van de gezondheidszorg.

Wij koesteren innovatie en zorgen ervoor dat de Vlaming aan een snel tempo toegang heeft tot nieuwe innovatieve technieken die hun leven kan redden. We maken daarbij afspraken met de bedrijven zodat we een evenwicht vinden tussen innovatie stimuleren en het budget onder controle te houden.

  • We zorgen ervoor dat innovatieve geneesmiddelen en medische hulpmiddelen naar Frans model sneller worden opgenomen in de ziekteverzekering onder een voorlopige terugbetaling. Daaraan koppelen we een uitkomstverbintenis die opgevolgd wordt met klinische praktijkdata. Als blijkt dat de afgesproken uitkomst niet gehaald wordt, dan stort de firma een vooraf bepaald bedrag terug aan de overheid. Op die manier zorgen we voor snelle toegang voor de patiënt, zonder het risico op een ontsporend budget.
  • We werken een nieuw farmaceutisch meerjarenplan uit, waarbij er een evenwicht gezocht wordt tussen snelle toegang voor de patiënt en een terugbetalingsbeleid dat gebaseerd is op wetenschappelijk en gezondheidseconomisch bewijs. We zorgen evenzeer voor maximale transparantie over de kostprijs van medicijnen zonder het systeem van de vertrouwelijke contracten overboord te gooien.

2.3 TECHNOLOGISCHE VOORUITGANG

Technologie en digitalisering in de gezondheidszorg kunnen de zorg dichter bij de patiënt brengen en de toegankelijkheid en kwaliteit van zorg verbeteren. We moeten alle hulpmiddelen gebruiken die we tot onze beschikking hebben, rekening houdend met wie (nog) niet op de digitale trein is gesprongen.

  • Alle gezondheidsgegevens van patiënten worden opgeslagen in één beveiligde datakluis en kunnen mits toestemming van de patiënt gedeeld worden tussen zorgverleners. Dat maakt het eenvoudiger om behandelingen op te volgen en zorgt dat er geen dubbele onderzoeken dienen te gebeuren. Het stimuleert ook het interdisciplinair overleg, waarbij de patiënt centraal staat.
  • Burgers kunnen hun gezondheidsdata ‘doneren’ met garanties voor hun privacy, net zoals voor een orgaandonatie. Het gaat daarbij om informatie uit medische dossiers, genetische informatie, informatie over levensstijl en biologische stalen. Deze data kunnen worden gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek en geven inzichten in gezondheidsvraagstukken. Dergelijke databanken bestaan al in vele andere landen en kunnen medisch-wetenschappelijk onderzoek vooruithelpen.
  • We helpen zowel de burger als de zorgverlener om zijn of haar digitale vaardigheden te vergroten. Digitalisering blijft een hulpmiddel en is geen doel op zich. Digitale processen kunnen echter helpen om zorg dichterbij te brengen en de burger als patiënt meer te betrekken. Maar we blijven erover waken dat iedereen mee kan en bieden daarom desgevallend en waar nodig analoge processen aan voor zij die dat willen.
  • Digitale gezondheidsapplicaties en technologie kunnen zorgverleners ontlasten, de kwaliteit van de zorg verbeteren door beter en meer te registreren en kunnen het voor de patiënt makkelijker maken om zijn gezondheid op te volgen. De patiënt krijgt meer regie, zonder (verre) verplaatsingen naar een arts of ziekenhuis te moeten maken. Via technologische ontwikkelingen kunnen bijvoorbeeld ook ouderen met dementie beter opgevolgd worden, zodat ze langer zelfstandig kunnen wonen, maar er ook ingegrepen kan worden als het fout dreigt te gaan.
  • Artificiële intelligentie kan in de gezondheidszorg een belangrijk hulpmiddel zijn ter ondersteuning. Het kan echter nooit een vervanging zijn voor de noodzakelijke menselijke toets in de zorg. Er moet werk worden gemaakt van een kader voor dergelijke ontwikkelingen in de gezondheidszorg, waarbij er ruimte is voor ontwikkelingen en innovatie, maar de zorgkwaliteit ook wordt beschermd.
  • Ontwikkelaars van digitale zorgtoepassingen moeten ruimte krijgen voor hun innovatieve ideeën en een duidelijk aanspreekpunt krijgen bij de overheid. Een heldere tijdslijn moet hen zicht geven op mogelijke implementatiekansen. Net zoals bij nieuwe geneesmiddelen kan tijdelijke terugbetaling worden voorzien tot er voldoende data zijn verzameld en de waarde is bewezen. Indien er onvoldoende waardecreatie is voor de zorgketen, zal een afgesproken bedrag moeten worden terugbetaald.

2.4 MENTALE WEERBAARHEID EN VEERKRACHT

De coronacrisis heeft er flink ingehakt. Onze mentale weerbaarheid werd danig op de proef gesteld en de gevolgen zijn nog steeds merkbaar. Het positieve is dat mentaal welzijn meer op de voorgrond is gekomen en bespreekbaarder is geworden. Daarnaast is mentale problematiek die gekoppeld is aan middelengebruik een steeds grotere factor in onze samenleving. Ook daar moet voldoende aandacht naar gaan.

  • De sector van geestelijke gezondheid moet gestroomlijnd worden en doorzichtiger worden voor de burger.
  • De meeste mentale problemen ontstaan voor het 25ste levensjaar. Het is dus uitermate belangrijk om vooral in te zetten op preventie en bewustwording bij de jeugd. Rolmodellen kunnen daarbij helpen, maar ook sensibiliseringscampagnes.
  • We mogen niet uit het oog verliezen dat de samenleving vandaag bijzonder uitdagend is voor jongeren, niet in het minst door sociale media, en dat niet elke jongere kan terugvallen op een warm nest. Daarom pleiten we ervoor om raadplegingen bij een mentale zorgverlener voor jongeren voor het grootste deel terug te betalen.
  • Voor de N-VA moet er een geïntegreerd systeem in de geestelijke gezondheidszorg komen.
    • Hoewel mentale gezondheid bespreekbaarder is, moeten er toch nog wel wat taboes sneuvelen, zowel bij burgers als zorgverleners.
    • De eerste ondersteuning is altijd het sociale netwerk en laagdrempelige initiatieven zoals lotgenotengroepen. Ook telefonische hulplijnen kunnen daarin een rol spelen en moeten beter bekend worden gemaakt.
    • De tweede schil is de laagdrempelige ambulante zorgverlening. We kijken daarbij in eerste instantie naar de psycholoog, die bijgestaan kan worden door andere zorgberoepen zoals de psychotherapeut of de psychologisch consulent. Ook OverKophuizen, groene zorg, … kunnen daar onder vallen.
    • Pas als derde komt de hooggespecialiseerde psychologische en psychiatrische opvang, die door dit model maximaal vrij blijven voor de mensen die er echt aan nodig hebben. Deze kunnen ook gebruikt worden in acute noodsituaties die een spoedinterventie vereisen.
  • Fysieke en mentale gezondheidszorg kunnen niet losgekoppeld worden van elkaar. Er dient meer samengewerkt te worden en beide aspecten moeten in de beroepsopleiding aan bod komen. Artsen en psychologen moeten vlot naar elkaar kunnen doorverwijzen en in ziekenhuizen zetten we in op een liaisonpsycholoog die de brug maakt tussen fysieke en mentale gezondheid. De psycholoog moet rechtstreeks toegankelijk zijn, maar moet ook doorverwijzen naar de arts om onderliggende fysieke problemen uit te sluiten.
  • Net zoals alles in de gezondheidszorg dient er maximaal rekening gehouden te worden met op wetenschappelijk bewijs gebaseerde zorg. De kwaliteit van de interventie dient te primeren op de kwantiteit.
  • Verslavingen bestaan in alle vormen en de verslavingsgevoeligheid is afhankelijk van persoon tot persoon. Aanklampend beleid laat deze mensen niet los en heeft aandacht voor zowel fysieke als mentale aspecten. Verslavingszorg moet een belangrijk aandachtspunt worden in de relevante medische en paramedische opleidingen, maar ook preventieve acties zijn van groot belang.
    • Drugs zijn altijd schadelijk en dat moet ook zo gecommuniceerd worden in preventieve en sensibiliseringscampagnes. Er is geen ruimte voor gedoogbeleid.
    • Er moeten voldoende behandelingsmogelijkheden zijn om van de verslaving af te geraken. Die behandeling optimaliseren we door specifieke kennis over verslavingszorg te integreren in de relevante beroepsopleidingen.
    • We bekijken of het nuttig is om naar Nederlands voorbeeld een specialisatie van verslavingsarts in te richten.
    • Kinderen horen op te groeien in een rookvrije omgeving. Zo verkleint ook de kans dat ze op latere leeftijd zelf beginnen roken. Willen we de droom van een rookvrije generatie in 2040 verwezenlijken, zullen we de handen verder in elkaar moeten slaan voor een krachtig antitabaksbeleid. Bepaalde rookstopmiddelen moeten extra ondersteuning krijgen en toegankelijker worden. Maar problematisch vandaag is de hype van het vapen bij de jeugd. Daar mogen we de ogen niet voor sluiten. Als we dat geen halt toe roepen, dreigt generatie rookvrij verloren te gaan.
    • Iedereen is het erover eens dat overmatig alcoholgebruik schadelijk is voor de gezondheid en maatschappelijke problemen met zich meebrengt. De overheid moet inzetten op sensibiliseringsen preventiecampagnes tegen overmatig alcoholgebruik. Daarnaast moeten er voldoende behandelingsmogelijkheden zijn om van deze verslaving af te geraken. DHet zorgtraject alcohol dat nu vooral toegespitst is op jongeren die met een alcoholintoxicatie op spoed belanden dient uitgebreid te worden naar alle leeftijdsgroepen.

2.5 TRANSPARANTE EN DUIDELIJKE REGELLUWE KADERS

  • We hervormen de ziekenhuisfinanciering zodat de basisfinanciering transparant en voorspelbaar wordt. Op die manier kunnen al onze ziekenhuizen zich voorbereiden op de toekomst en strategische keuzes maken om de gezondheidszorg optimaal te kunnen blijven organiseren. We waken er daarbij over dat de financiering voornamelijk gaat naar het verlenen van zorg en niet naar overbodig grote middenkaders. Ziekenhuizen moeten verantwoording afleggen over de besteding van publieke middelen.
  • De maximale ereloonsupplementen voor eenpersoonskamers en de opbrengsten via dit systeem moeten transparant worden gerapporteerd op de website van ziekenhuizen.
  • Ziekenhuizen moeten de ruimte blijven krijgen om te ondernemen en zich te onderscheiden. We passen voor eenheidsworst. Samenwerking en innovatie moeten worden aangemoedigd en niet bestraft door te korten op vergoedingen. Rapportering over de kwaliteit van zorg moedigen we aan, net als onderlinge benchmarking.
  • We geven de acht Vlaamse gespecialiseerde revalidatieziekenhuizen een duidelijke plaats in het zorglandschap met een correcte financiering zodat ze hun bovenregionale taak naar behoren kunnen uitvoeren.
  • Ziekenhuisnetwerken worden verder uitgewerkt waarbij hooggespecialiseerde zorg gecentraliseerd wordt in expertisecentra, terwijl voor basiszorg en weinig complexe zorg bereikbaarheid en nabijheid belangrijk blijven.
  • De verschillende bovenlokale structuren zoals ziekenhuisnetwerken, eerstelijnszones en het Lokaal Gezondheidsoverleg (LOGO’s) worden maximaal op elkaar afgestemd. We voeren meetbare doelstellingen voor elk orgaan in en gaan overlap tegen.
  • We schaffen de extreme regeldrift af door te zorgen voor regelluwe kaders. Zeker wat betreft infrastructuurvereisten is er nog veel werk. We leggen enkel nog een minimumaantal regels op om de kwaliteit, veiligheid en betaalbaarheid van de zorg en ondersteuning te kunnen garanderen.
  • Mensen met gelijkaardige zorg- en ondersteuningsnoden helpen we op een gelijke manier verder. We stappen dan ook af van het hokjesdenken in de zorg, maar zetten de Vlaamse zorgvrager radicaal centraal.

2.6 KINDEREN ALLE KANSEN GEVEN

  • Deze Vlaamse Regering heeft drastisch geïnvesteerd in kinderopvang. Het budget is bijna maal drie gegaan en we hebben ervoor gezorgd dat werkende ouders voorrang krijgen in de kinderopvang.
  • We willen de hervorming van de sector verderzetten en zetten daarbij bij voorkeur in op het creëren van meer plaatsen.

De eerste 1.000 dagen van een kind zijn belangrijk. De vergunning van een kinderopvanglocatie door de Vlaamse overheid moet een kwaliteitslabel zijn, zodat ouders hun kind met een gerust gevoel kunnen achterlaten. Het is daarom belangrijk om in te zetten op kwalitatieve en betaalbare kinderopvang. Dat komt zowel de kinderen als hun ouders ten goede. De regering-Jambon heeft al belangrijke stappen gezet om bijvoorbeeld werkende ouders voorrang te geven en een traject uit te stippelen naar een verlaging van de kind-begeleiderratio. Met de N-VA willen we nog verder gaan en inzetten op een totale hervorming van de Vlaamse kinderopvang. We zetten de rechten van het kind centraal en stippelen daartoe een meer preventief beleid uit.

  • De eerste 1.000 dagen
    • We behouden de voorrang voor kinderopvang voor werkende ouders. We stimuleren verder de opvang die voldoet aan de noden van werkende ouders. Denk daarbij bijvoorbeeld aan verdere flexibilisering van openingsuren of de integratie van kinderopvanglocaties in scholen of op bedrijventerreinen.
    • We creëren een gelijkwaardig speelveld inzake voorwaarden en subsidiëring voor alle soorten kinderopvang. Elk type opvang moet financieel leefbaar en kwalitatief zijn. Daarnaast ondersteunen we verder initiatieven van bedrijven om kwaliteitsvolle kinderopvang te voorzien voor hun werknemers.
    • Kinderopvanginitiatieven moeten adequaat en op de voet gevolgd worden. Daarvoor zijn performante inspecties nodig en een individuele opvolging op maat van die specifieke opvang. Inspecties moeten kijken naar de reële werking van initiatieven en niet naar de werking op papier. Het doel is dat bonafide initiatieven vertrouwen putten uit opvolging.
    • We maken het beroep van onthaalouders aantrekkelijker door hen een correcte verloning en statuut te geven.
    • We geven ouders meer vrijheid tijdens de eerste levensmaanden van hun kind. Daarom zorgen we voor een aanpassing van de ouderzorgstelsels, met een meer gelijkwaardige verdeling tussen ouders en met meer flexibiliteit over wie de dagen kan opnemen.
  • Jeugdhulp
    • We versterken de jeugdhulp door een groeipad te voorzien waarmee we de wachttijden verminderen en de toegang tot de rechtstreeks toegankelijke hulp verzekeren. We kiezen voor integrale ketenaanpak van jongeren in een problematische situatie. Onderwijs, jeugdzorg en politie laten we samenwerken via individuele begeleiding en begeleiding aan huis heeft prioriteit. Maar we durven ook jongeren uit huis plaatsen wanneer dat nodig is om hen alle kansen te geven.
  • Rechten van het kind
    • Ondertoezichtstelling van het ongeboren kind (of zwangere vrouw) moet worden toegepast als er gevaar is voor het kind. Daarnaast leggen we de focus op bijvoorbeeld een snellere uithuisplaatsing van het net geboren kind, thuisbegeleiding door de integrale jeugdhulp, een gedwongen opname van een zwangere alcohol- of drugsverslaafde moeder als ultimum remedium en een verbod op samenwonen met een kind na veroordeling voor kindermisbruik of -mishandeling. Een dergelijk verbod kan door de rechtbank ook opgelegd worden nadat een straf uitgezeten is. Pasgeborenen in ontwrichte gezinnen brengen we automatisch op de radar van de bevoegde diensten en hulpverleners.
    • Pleegzorg blijft de voorkeur genieten boven residentiële zorg in een jeugdhulpvoorziening. Daarvoor moeten we inzetten op nog meer pleeggezinnen. We ondersteunen daarnaast ook de verdere uitrol van gezinshuizen.
    • De ‘kindreflex’ (een stappenplan voor hulpverleners) wordt uitgebreid naar de politie en justitie. We richten in elke politiezone een gespecialiseerde dienst Jeugd en Gezin op, die actief problematische gezinssituaties opvolgt.
    • Bij acuut gevaar voor een kind moet onmiddellijk worden ingegrepen. In de fase nadien wordt er een regeling uitgewerkt na ruggenspraak met betrokken diensten, leerkrachten, enzovoort. In de wet rond het beroepsgeheim concretiseren we de definitie van ‘noodtoestand’, waarbij de facto een meldingsplicht geldt voor elke burger én hulpverlener. Naar analogie met de Nederlandse “Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling” werken we een leidraad uit voor professionals om efficiënter te kunnen omgaan met het beroepsgeheim op cruciale momenten.
    • Het Groeipakket dient voor het kind en wordt maximaal ingezet om te helpen voorzien in de noden van de kinderen. Als gezinnen het financieel moeilijk hebben en ondersteund worden via budgetbegeleiding of een leefloon en wanneer dan blijkt dat het Groeipakket niet ten goede komt van het kind, dan zal het OCMW de mogelijkheid krijgen om het budget zelf in te zetten. Het OCMW kan dan rechtstreeks aankopen doen voor de kinderen en voorzien in bijvoorbeeld kleding, voeding, schoolmateriaal.
    • We evolueren de komende legislatuur naar één uitbetalingsactor voor het Groeipakket.
    • De variabele schooltoeslag binnen het Groeipakket wordt fijnmaziger gemaakt zodat het nog meer aangepast kan worden aan de kostprijs van de individuele opleidingen.
  • Recht op afstamming
    • Het kennen van de eigen afkomst is belangrijk voor de identiteitsvorming van kinderen. Daarom schaffen we de anonimiteit van sperma- en eiceldonoren af.
    • We maken discreet bevallen mogelijk. Anders dan bij anoniem bevallen worden de gegevens van de moeder in dat geval bijgehouden door een onafhankelijke instantie. Hierdoor blijft het kind de mogelijkheid hebben om op een later tijdstip contact op te nemen met de biologische moeder, met bemiddeling van die instantie.
    • Er wordt een wetgevend kader ontwikkeld voor draagmoederschap waarbij er geen genetische band is tussen de draagmoeder en het kind. Daarnaast verbieden we commercieel draagmoederschap.
    • We erkennen het belang van het Afstammingscentrum. We blijven de werking ondersteunen en breiden deze verder uit om de professionalisering nog te verhogen.

2.7 EEN WAARDIGE OUDE DAG

  • We willen onze ouderen zo lang mogelijk de keuze geven hoe ze hun oude dag beleven. We moeten daarvoor voorzien in voldoende buurtzorg, thuiszorg en alternatieve woonvormen. En uiteraard met een volwaardig pensioen, waarbij de loopbaanjaren belangrijker zijn dan de leeftijd.
  • Om de middelen efficiënt in te zetten voor de zorg van onze ouderen en de regie zo lang mogelijk bij hen te houden, willen we evolueren naar een persoonsvolgend budget.
  • We besteden voldoende aandacht aan de toenemende groep van personen met dementie.
  • Verhoging van de koopkracht
    • We verhogen het pensioenbedrag door minstens de helft van de welvaartsenveloppe automatisch aan de pensioenen toe te kennen, waarbij onze prioriteit uitgaat naar mensen die effectief gewerkt hebben, zodat het verzekeringsprincipe hersteld wordt en werken loont.
    • Om de totale vervangingsgraad ten opzicht van het vroegere arbeidsinkomen te verbeteren, moet daarnaast de tweede pensioenpijler (pensioenfondsen, groepsverzekeringen) worden verbreed en verdiept. Naast een sterke eerste pijler willen we iedere werkende burger, ook de contractuelen in de publieke sector, een aanvullend pensioen aanbieden waarvoor wettelijk een werkgeversbijdrage wordt voorzien van minstens drie procent met groeimarge naar vijf procent op het bruto jaarloon.
    • We geven meer vrijheid over het moment van opname van het pensioenkapitaal zodat men niet verplicht wordt dit op te nemen op een moment dat de activa op de financiële markten fors in waarde gedaald zijn. De opname na 45 loopbaanjaren is fiscaal interessanter dan vervroegde opname. Een opname in rente mag fiscaal niet nadelig zijn.
    • Wie gepensioneerd is en nog wil bijverdienen betaalt voortaan op die inkomsten slechts een eenvoudige bevrijdende heffing van maximaal 20 procent
    • We bouwen het Vlaams pensioenfonds verder uit, ook Vlaamse lokale besturen kunnen hierbij aansluiten.
    • Voor de kwetsbare alleenstaanden, dikwijls vrouwen (en die een equivalent aan een volledige loopbaan achter de rug hebben) voorzien we dat een lager percentage (ipv de huidige 90 procent) van hun wettelijk pensioen in rekening wordt gebracht van de bestaansmiddelentest bij IGO. Met deze maatregel willen we hen op een effectieve manier een hoger pensioeninkomen toekennen.
    • Een minimumpensioen kan toegekend worden na 35 loopbaanjaren bestaande uit effectieve arbeidsprestaties. Periodes van moederschapsrust en loopbaanonderbrekingen/-verminderingen met zorgmotief worden gelijkgesteld met effectieve arbeidsprestaties.
  • Pensioen op punten
    • We voeren een systeem in van pensioenpunten, die de hoogte van het pensioen bepalen. Daarbij kennen we als basisregel één pensioenpunt toe aan iemand die gedurende één jaar het gemiddelde brutoinkomen heeft verdiend.
    • De band tussen wat iemand bijdraagt en het pensioenbedrag wordt zo sterker. Zo belonen we wie veel gewerkt heeft. Via een puntengarantie en een plafond (relatief hoger dan vandaag) zorgt het stelsel ervoor dat werken beloond wordt én dat er ook solidariteit en een voldoende sociale bescherming voorzien worden.
  • Harmonisering
    • De ‘perequatie’ van het ambtenarenpensioen wordt afgeschaft. Dat is een systeem waarbij de ambtenarenpensioenen extra worden verhoogd in geval van een loonstijging van de huidige ambtenaren, een systeem dat voor werknemers of zelfstandigen niet bestaat.
    • We maken het onmogelijk dat publieke werkgevers voor hun personeel eindeloopbaanregimes invoeren waarvan de pensioenfactuur bij iemand anders terecht komt. Enkel verloven met motief (zorg, opleiding) worden in de toekomst nog gelijkgesteld voor het pensioen.
    • Het systeem van ziektepensioen en opbouw van ziektekapitaal bij statutaire ambtenaren wordt afgebouwd. Zo wordt het niet langer mogelijk voor publieke werkgevers om hun ambtenaren systematisch op ziektepensioen te sturen, maar verschuift de aandacht naar re-integratie bij arbeidsongeschiktheid en responsabilisering van de publieke werkgevers.
    • Voor elke nieuwe benoeming van een statutaire ambtenaar moet de financiering van het pensioen voortaan de kostprijs ervan dekken, net zoals dit vandaag reeds het geval is voor de lokale besturen. De federale overheid bekijkt hoe ze de pensioenfactuur (respo) voor het lokale bestuur kan verlichten. Dat in afwachting van een uniform pensioensysteem voor toekomstige loopbaanjaren voor alle stelsels.
    • Wat betreft de gemende loopbanen voorzien we dat alle periodes van de drie verschillende statuten van werknemers, ambtenaren en zelfstandigen mogen samengevoegd worden om te bepalen hoe lang de loopbaan is en ook voor de toekenning van het minimumpensioen.
  • Aanvullend pensioen
    • Naast een sterke eerste pijler veralgemenen we het aanvullend pensioen voor iedereen. Dat evolueert van drie procent naar vijf procent van het bruto jaarloon. Elke werknemer kan ervoor kiezen om uit het systeem te stappen. We verlagen de fiscale en sociale lasten op de pensioenbijdragen voor werkgever en werknemer.
    • Werknemers kunnen er zelf voor kiezen om een deel van hun loon(opslag) te laten storten in een aanvullend pensioenplan. Daarvoor wordt het huidige bestaande systeem (VAPW) versoepeld en de belastingen erop verlaagd.
  • De jaren op de teller wegen door, niet de leeftijd
    • Een loopbaan van 45 jaar levert altijd een volledig pensioen op, ongeacht de leeftijd, en vervroegde pensionering blijft mogelijk na een loopbaan van minstens 42 jaar. Iedere effectieve tewerkstelling met bijdragen RSZ wordt meegeteld in die 42 jaar.
    • Wie kiest voor vervroegde pensionering ondergaat wel een evenredige vermindering van de pensioenuitkering. Om dezelfde reden zijn we tegen de toekenning van een pensioenbonus om langer werken te stimuleren voor wie nog geen 45 loopbaanjaren op de teller heeft. Wie ervoor kiest om langer te blijven doorwerken na het bereiken van 45 loopbaanjaren, kan dit en zal hierdoor een hoger pensioen ontvangen. In beide gevallen past een solidariteitsfactor het pensioenbedrag aan naar beneden of naar boven.
  • Versterking van de band tussen effectief werken en opbouw pensioenrechten
    • Wie meer effectieve loopbaanjaren heeft gepresteerd moet bij gelijk loon altijd een hoger pensioen krijgen dan wie minder jaren effectief heeft gewerkt.
    • We behouden de volledige gelijkstelling waar dit maatschappelijk verantwoord is zoals voor zwangerschaps- of ouderschapsverlof, de diverse zorgverloven en langdurige ziekte en bouwen ze verder af voor periodes van langdurige werkloosheid en vervroegde uittredestelsels zoals het brugpensioen (SWT), landingsbanen en de verloven voorafgaand aan het pensioen en allerlei vervroegde uittrederegelingen in de publieke sector.
  • Moderne gezinsdimensie
    • Mensen die hun partner hebben verloren, geven we meer vrijheid om aan de arbeidsmarkt te participeren. Het overlevingspensioen dat voor heel wat weduwen/weduwnaars een inactiviteitsval en armoedeval is, wordt vervangen door de huidige regeling van de overgangsuitkering die genereuzer is en beperkt in tijd. Ook in kader van een echtscheiding voorzien we in een dergelijke overgangsuitkering.
    • Partners hebben de mogelijkheid om vrijwillig bij huwelijkscontract een pensioensplit te voorzien.
  • Zorg op maat
    • Vlaanderen streeft een kwalitatief en professioneel zorgbeleid na. We zorgen voor lokale buurtzorginitiatieven die mantelzorg en professionele zorg kunnen verweven met elkaar, met digitale hulp waar mogelijk. In elke buurt zetten we ook in op buurtambassadeurs als onderdeel van een informeel netwerk. Ze zijn een aanspreekpunt voor verschillende diensten en hebben een belangrijke preventierol. Lokale dienstencentra vullen een rol in als ontmoetingsplaats voor alle actoren.
    • We ondersteunen mantelzorgers om hun zorgtaak haalbaar te maken. We erkennen hen ook als zorgpartner. Zo kunnen ze toegang krijgen tot het elektronisch zorgdossier.
    • De overheid faciliteert verschillende vormen van ondersteuning en kwalitatieve woonvormen die betaalbaar zijn. Vlotte toegankelijkheid van deze voorzieningen en het openbaar domein worden maximaal gewaarborgd. We stimuleren mensen om tijdig na te denken over de organisatie van hun ‘oude dag’. De babyboomgeneratie is een mondige en geëmancipeerde generatie, die weet wat ze wil. Het moet eenvoudiger worden om zelf keuzes te maken in de organisatie van zorg. Regelluwe kaders moeten eigen initiatieven en voorkeuren aanmoedigen.
    • Door de demografische evolutie, vergrijzing en de toenemende groep van personen met dementie, zullen zorgvoorzieningen voor uitdagingen en investeringen staan. Het is dan ook belangrijk dat er werk wordt gemaakt van een gelijk speelveld voor de zowel de private als publieke voorzieningen.
    • We kiezen voor een buurtgerichte benadering van zorg. Woonzorgvoorzieningen zijn ingebed in het sociaal en economisch weefsel. Bereikbaarheid en de mogelijkheid tot spontane sociale contacten en participatie zijn noodzakelijk als we onze ouderen het respect willen geven dat ze verdienen.
    • Het systeem van persoonsvolgende financiering trekken we door naar minderjarige personen met een beperking en naar andere domeinen zoals de gezinszorg en ouderenzorg binnen het kader van de Vlaamse sociale bescherming. Dat kan in de vorm van een cashbudget, voucher(s) of een combinatie van beide. Daarbij worden lessen getrokken uit het bestaande systeem voor personen met een handicap.
    • We werken aan een eengemaakt zorgbudget binnen de Vlaamse Sociale Bescherming waarbij iedereen volgens zijn zorgnoden vlot een budget krijgt. We herzien het inkomensonderzoek zodat er geen verschil meer bestaat tussen iemand die zijn woning heeft verkocht of verhuurd om recht te krijgen op dit zorgbudget.
    • We volgen de betaalbaarheid van woonzorgvoorzieningen nauwlettend op en ondersteunen diegenen die daar nood aan hebben. Ook brengen we in kaart hoeveel bewoners er een beroep moeten doen op budgetbeheer via lokaal sociaal beleid. Woonzorgvoorzieningen moeten een transparante boekhouding kunnen voorleggen en helder aantonen op welke manier de hen toegekende publieke middelen worden aangewend.
    • Door de verouderende bevolking zal dementie een steeds grotere tol eisen van patiënten, familieleden, mantelzorgers en zorgverleners. De hulpverlening zit momenteel nog te veel verspreid, waardoor er veel tijd verloren gaat. We zetten in op een meer gecoördineerde en geïntegreerde aanpak van de problematiek van dementie. Op die manier kunnen patiënten en hun naasten sneller de weg vinden in het  zorgdomein en de hulp en ondersteuning sneller opstarten. Ook personen met jongdementie moeten snel en duidelijk geïnformeerd en ondersteund worden in Vlaanderen.

2.8 PERSONEN MET EEN BEPERKING

  • Met de Vlaamse Regering hebben we de wachttijd voor personen met een beperking met de meest dringende vragen in prioriteitengroep 1 teruggedrongen tot 18 maanden. Dat moet nog beter in de volgende legislatuur.
  • We geven iedereen het nodige perspectief op een budget en zorgen dat de inschaling zo kort mogelijk bij de toekenning van het budget gebeurt.

We erkennen de unieke uitdagingen waarmee mensen met een beperking worden geconfronteerd en zijn vastbesloten om barrières te verwijderen, toegankelijkheid te bevorderen en zelfstandigheid te ondersteunen. Door samenwerking met betrokken partijen streven we naar beleidsvorming die niet alleen inclusiviteit verbetert maar ook actieve participatie in alle aspecten van het leven mogelijk maakt, waarmee we de fundamenten leggen voor een Vlaanderen waarin iedereen, ongeacht een beperking, volwaardig kan bijdragen aan en deelnemen aan onze gemeenschap.

  • Personen met een beperking betrekken we maximaal in onze inclusieve samenleving, zodat ze een volwaardig leven kunnen uitbouwen. Dat doen we onder andere door mogelijkheden te zoeken voor tewerkstelling, bruikbare mobiliteitsmodi, toegankelijke openbare gebouwen en ruimtes.
  • Personen met een beperking die een persoonsvolgend budget ontvangen, kunnen momenteel kiezen tussen bestedingen in vouchers of in cash. We werken het verschil tussen cash en vouchers weg.
  • We willen voor iedereen een duidelijk perspectief creëren inzake wachtlijsten.
    • Vanaf 2025 zou de toeleiding naar een budget geoptimaliseerd moeten worden waarbij de inschaling zo kort mogelijk bij de toekenning van het budget gebeurt. Op die manier vermijden we een deel van de meervragen die nu een hoge druk vormen op de wachtlijsten.
    • We zorgen voor één duidelijke erkenning van de handicap en bewaken dat administratie geen twee keer moeten worden doorgeven.
  • We maken verder werk van meer vraaggestuurde rechtstreeks toegankelijke hulp.
  • We onderzoeken of de huurformule voor hulpmiddelen verder uitgebreid kunnen worden. Dat kan leiden tot een duurzamer beleid waarbij er meer mensen toegang kunnen krijgen.

2.9 ONZINZORG EN -STRUCTUREN BESTRIJDEN

  • Deze federale regering heeft geen enkele stappen gezet om de gezondheidszorg efficiënter te maken. Er wordt enkel meer geld gestoken om de zorg ‘gratis’ te maken, terwijl er nog minstens 10 procent efficiëntiewinsten te boeken zijn.
  • Met de PS zal de inefficiëntie nog toenemen. Voor haar moet er een grote zak geld in de zorg gepompt worden en dan lossen alle problemen zich op.

Wij willen een doordachte efficiëntie-oefening uitvoeren waarbij we inzetten op preventie, onzinzorg en onzinstructuren aanpakken en de vrijgekomen middelen investeren waar het nodig is, namelijk in de zorg voor de patiënt.

Ons gezondheidszorgsysteem is nog te veel gestoeld op inefficiënties. Allerlei studies tonen aan dat we in het gezondheidsbudget tot 10 procent van de middelen beter kunnen bestedenAlleen voor het federale luik gaat dat al over zo’n 4 miljard euro. Door dat budget beter te benutten, kunnen we onze burgers een nog betere zorg aanbieden.

  • We behouden het principe van de groeinorm binnen de federale gezondheidszorg om in te kunnen spelen op toekomstige noden binnen de sector en stemmen deze beter af op de economische draagkracht.
  • Die groeinorm gekoppeld met efficiëntiewinsten binnen het bestaande budget zullen ervoor zorgen dat er voldoende budgettaire ruimte is om de noden in de gezondheidszorg op te vangen.
  • Enkel de behandelingen waarvoor voldoende wetenschappelijk bewijs voor handen is, kunnen vergoed worden. De wetenschap is in voortdurende evolutie en ons terugbetalingskader moet die evolutie volgen. Behandelingen die vroeger relevant waren, zijn dat nu misschien niet meer. Het schrappen van overbodige en achterhaalde technieken van de terugbetalingslijst hoort daar ook bij. Die voortdurende evaluatie en bijsturing moet worden verankerd in ons zorgsysteem.
  • Er is nog te veel medische overconsumptie in dit land. Denk daarbij aan medicatie die te veel wordt voorgeschreven, dubbele onderzoeken of een te snelle doorverwijzing naar beeldvorming. Om dat aan te pakken werken we op verschillende domeinen:
    • We zetten verder in op digitalisering en delen de noodzakelijke gegevens tussen zorgverleners. Op die manier moeten er geen dubbele onderzoeken gebeuren en kan men op een efficiëntere manier de patiënt verder helpen.
    • Artsen worden gesensibiliseerd om correct voor te schrijven. De quota voor generische varianten (‘witte producten’) van medicatie worden stelselmatig verhoogd en we registreren het voorschrijfgedrag van artsen. Bij een te sterke afwijking kan er zo gericht geïnspecteerd worden of dit al dan niet terecht is. Hetzelfde geldt voor het voorschrijven van bijvoorbeeld radiologische onderzoeken.
    • We stimuleren de zorgverstrekker en de patiënt om eerst naar de meest laagdrempelige (en dus goedkopere) zorg te gaan vooraleer duurdere gespecialiseerde zorg wordt opgezocht. Denk daarbij aan de huisarts voor men een specialist ziet, een psycholoog voor men naar een psychiater gaat, kinesitherapie alvorens men een orthopedische ingreep overweegt, …
    • ‘Niets doen’ is soms een valabele optie binnen de gezondheidszorg. In bepaalde gevallen is geen behandeling beter dan volharden in therapeutische hardnekkigheid. De artsenverenigingen en wetenschappelijke instellingen stellen een ‘beterlaten’ lijst op en werken deze ook regelmatig bij op basis van nieuw wetenschappelijk bewijs.
  • Voorzieningen en ziekenhuizen rapporteren transparant en worden regelmatig doorgelicht zonder dat dat leidt tot een overvloed aan detaillistische regelgeving. Er komt één gezamenlijke Vlaamse controledienst die onverwacht inspecteert en waar burgers kunnen aankloppen met hun klachten. Bij problemen is er eerst ruimte voor advies. Er kunnen maatregelen opgelegd worden om structuren af te slanken en een betere zorgkwaliteit af te leveren.
  • De ziekenfondsen moeten zich focussen op hun kerntaak, namelijk het verdedigen en informeren van hun aangesloten leden. Wij pleiten ervoor om de uitbetaling van ziektekosten, invaliditeitsverzekering en de Vlaamse Sociale Bescherming bij de ziekenfondsen en zorgkassen weg te halen en onder te brengen bij de overheid. We hertekenen de beheersorganen en Commissies binnen de bevoegde overheidsdienst zodat ziekenfondsen hier niet meer in vertegenwoordigd zijn. Het ziekenfonds van de NMBS schaffen we volledig af.
    • Zo lang de ziekenfondsen hun huidige takenpakket behouden, vragen we dat ze correct geresponsabiliseerd worden voor de uitvoering van deze taken. Het Rekenhof merkt al lang op dat de werkingskosten van de ziekenfondsen weinig transparant zijn, en dat ze onvoldoende financieel geresponsabiliseerd worden voor de taken die hen toebedeeld werden. Dat passen we aan, bijvoorbeeld door te bepalen dat de ziekenfondsen zelf de volledige kost moeten dragen van de niet-terugvorderbare bedragen die ze zelf door hun eigen fout hebben uitgekeerd (in plaats van 2 procent van dit bedrag zoals vandaag).
  • Overheidsdiensten die een gelijkaardige functie in ons gezondheidslandschap uitoefenen, voegen we samen tot één overkoepelde organisatie zoals het Toekomstinstituut van gezondheidszorg dat in het verleden door onze partij werd geopperd.

2.10 INZETTEN OP PREVENTIE

Voorkomen is beter dan genezen. De N-VA staat volledig achter dat principe en wil dan ook verder investeren in preventie. De doelstelling op lange termijn moet zijn om te evolueren naar de WHO-richtlijn van vijf procent van het gezondheidsbudget voor preventie. Elke ziekte die we vroegtijdig opsporen en kunnen voorkomen of behandelen, is een winst op de lange termijn. Elke euro die we investeren in preventie verdient zich in veelvoud terug. Een groot probleem in België is echter de bevoegdheidsverdeling, waarbij Vlaanderen investeert en het federale niveau met de opbrengsten gaat lopen.

  • We stimuleren de deelname aan bestaande bevolkingsonderzoeken. Voor darmkanker neemt momenteel ongeveer 50 procent van de doelgroep deel aan de screening. Dat percentage dienen we op te drijven.
  • De eerste lijn wordt versterkt zodat problemen sneller opgespoord kunnen worden en men dus ook sneller kan ingrijpen. De huisarts en de huisapotheek zijn daarbij de belangrijkste spil. Risicopatiënten worden geselecteerd en gerichte acties worden ondernomen om deze patiënten zo gezond mogelijk te houden. Een goede samenwerking tussen arts, apotheker en andere zorgverleners is daarbij onontbeerlijk.
  • We verbeteren de gezondheidsgeletterdheid van de bevolking. Onze burgers moeten optimaal geïnformeerd zijn over gezondheid en welzijn en ze moeten snel en eenvoudig informatie kunnen opzoeken indien gewenst. Op die manier kan elke burger bewustere keuzes maken op het vlak van gezondheid en gezonder leven. De websites van de overheid moeten vlot toegankelijk en goed te begrijpen zijn.
  • Het huidige systeem voorziet in terugbetalingen voor mensen met bepaalde bestaande aandoeningen. Maar er is te weinig nadruk op preventie voor degenen die risico lopen op deze aandoeningen. De toegang tot bijvoorbeeld de diëtiste wordt momenteel pas laagdrempelig wanneer een patiënt al oog in oog staat met de gevolgen voor zijn gezondheid. Dat moet anders. Het extra inzetten van diëtisten, ook preventief, is voordelig voor onze gezondheid en bespaart kosten voor de maatschappij.
  • We voeren een verplichte onmiddellijke SOA-screening in voor daders van seksuele misdrijven. Op die manier kan er snel vastgesteld worden of het slachtoffer risico loopt op besmetting en kan men tijdig een behandeling opstarten om bijvoorbeeld een HIV-besmetting te voorkomen.

2.11 PANDEMISCHE PARAATHEID

De covidcrisis heeft ons geleerd dat we niet klaar waren om een pandemie de baas te kunnen. De versnipperde structuren en het gebrek aan een pandemieplan hebben ernstige gevolgen gehad. Het nieuwe pandemieplan moet een helder kader bieden met duidelijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden.

  • Het pandemieplan is een levend document, dat voortdurend moet worden bijgestuurd en aangepast naargelang er nieuwe ontwikkelingen zijn. Het moet ook op regelmatige basis worden ingeoefend.
  • Het is essentieel dat woonzorgcentra ingebed worden in het zorglandschap en nauwe banden hebben met de zorgverstrekkers van de eerstelijnszone en de ziekenhuizen. Er moet snel kunnen worden geschakeld en opgeschaald als nodig. Een pandemieplan moet ook een document zijn dat voor alle burgers raadpleegbaar is en begrijpelijk is.
  • Regeringsleden moeten vertrouwd zijn met de te volgen cascade en de bevoegdheden van de verschillende organen bij het uitbreken van een pandemie. Op dat gebied steken de departementen Volksgezondheid, Binnenlandse zaken, Buitenlandse zaken en Defensie de koppen op gezette tijdstippen samen.

3. EEN HERWAARDERING VAN DEFENSIE

België staat op de voorlaatste plaats (voor Luxemburg) wanneer het aankomt op uitgaven voor defensie. De regering-De Croo lanceerde de vage belofte om de 2 %-bbp norm tegen 2035 te halen, maar een concreet groeitraject ontbreekt.

Wij wensen inspanningen op te drijven in een versneld groeitraject naar 2 procent tegen uiterlijk 2029, met investeringen in verschillende componenten van Defensie.

Een sterke Defensie is geen luxe maar een noodzaak. De Russische invasie heeft een impact op onze koopkracht, al was het maar via fluctuerende energie- en voedselprijzen. Ook de instabiliteit in het Midden Oosten voelen we rechtstreeks, door de verhoogde transportkosten en dus een duurdere winkelkar. Onze havens en maritieme aanvoerlijnen zijn een levensader voor de economie en vereisen de nodige bescherming, net als onze kritische infrastructuur. Laat ons ook niet de cyberdreigingen vergeten, waarbij vijandige regimes rechtstreeks onze instellingen, bedrijven en burgers viseren. Kortom: onze welvaart hangt af van onze paraatheid bij het afweren van ernstige dreigingen. Om elk van deze dreigingen af te slaan, moet Defensie beschikken over voldoende gespecialiseerd materiaal en personeel.

We kiezen voor een internationaal verankerde Defensie, met de NAVO als leidraad, een versneld investeringstraject met duidelijke prioriteiten, de uitbouw van een defensie-ecosysteem in samenwerking met de deelstaten, industrie en de kennisinstellingen en een aantrekkelijk personeelsbeleid voor de professionele kern van Defensie, aangevuld met een sterke en inzetbare Reserve.

  • Onze Defensie is internationaal verankerd. De NAVO is ons primair referentiepunt, waar nodig aangevuld met meer Europese defensiesamenwerking.
    • De NAVO-doelstellingen leiden onze inspanning, onder meer op vlak van strategische keuzes en doctrines, capaciteiten en investeringen.
    • We tonen ons een betrouwbare bondgenoot en stippelen een versneld groeipad uit naar minimum 2 procent bbp tegen uiterlijk 2029.
      • In functie hiervan stimuleren we bedrijven om in te zetten op innovatief defensie-onderzoek. We creëren we de mogelijkheid tot een aanzienlijke investeringsaftrek voor bedrijven die investeren in cyber- en defensie-O&O.
    • Alle extra uitgaven moeten binnen de lopende begroting gefinancierd worden, maar voor de Europese begrotingsdoelstellingen en jaarlijkse verbetering die lidstaten moeten realiseren, vragen we om bij de beoordeling abstractie te maken van de extra defensie-uitgaven.
  • We zetten in op een sterkere bescherming van onze kritieke infrastructuur, waaronder onze havens, onze luchthavens en onze (kern)energie- en communicatieinfrastructuur. In functie daarvan:
    • Is drone- en anti-dronetechnologie onmisbaar. We stimuleren de ontwikkeling van deze technologieën en stellen counter-drone strategieën op (CUAVS) en dat in de lucht, op het land en op en onder water.
    • Voeren we onze cyberbescherming op.
    • Herdenken we de organisatie van onze Reserve, met de oprichting van een territoriale Reserve die zich in eerste plaats richt op de bescherming van onze kritieke clusters.
    • Geven we defensie en haar territoriale reserve het juridisch kader om steun te leveren aan andere veiligheidsdiensten, bijvoorbeeld in beveiligingsopdrachten en de strijd tegen drugssmokkel.
  • We versterken de samenwerking met onze partners. We zetten in op een Leger van de Lage Landen en versterken de partnerschappen met gelijkgezinde landen, met versmelting van de capaciteiten.
    • We verdiepen de defensiesamenwerking tussen de Benelux-landen.
      • Prioritair op het vlak van marine, waar we kiezen voor een vergaande versmelting.
      • Maar ook voor luchtverdediging waar we inzetten op de gezamenlijke uitbouw van een Ground Based Air Defence systeem en diepgaandere samenwerking tussen onze luchtcomponenten.
      • En in nieuwe domeinen als cyberveiligheid en de ruimte.
    • We stimuleren de samenwerking van de defensie-industrie en innovatie in de Benelux, met betrokkenheid van kmo’s.
    • We streven naar gemeenschappelijke Benelux-standpunten en zelfs eengemaakte vertegenwoordiging in EU of NAVO-context.
    • Bovenop deze Benelux-samenwerking versterken we bestaande en zoeken we naar nieuwe partnerschappen. We kiezen daarbij in eerste instantie voor hoogtechnologische domeinen, waar we onze industriële expertise kunnen ontwikkelen;
    • Prioritair streven we naar deelname aan een gemechaniseerde brigade met Nederland en Duitsland.
  • We faciliteren een ecosysteem waarin Defensie, de bedrijfswereld en kennisinstellingen samenwerken aan militaire productinnovaties.
    • We versterken de structurele band binnen deze ‘triple helix’, onder andere door de Reserve samen uit te bouwen, gedeelde tewerkstelling, infrastructuur en gezamenlijke opleidings-, stage- en onderzoeksprogramma’s uit te werken.
    • Via een met de deelstaten uitgekiende defensiestrategie versterken we onze deelname aan defensieprogramma’s binnen de EU en NAVO. We ondersteunen de uitbouw van industriële capaciteit voor de versnelde productie van munitie en wapensystemen.
    • We optimaliseren de toegang tot (groei)kapitaal voor onze defensie-industrie via de creatie van een nieuw Defensiefonds, door middelen binnen bestaande overheidsfondsen op elkaar af te stemmen, door een protocol af te sluiten tussen de defensie- en de financiële sector en door desgevallend de publieke investeringsinstrumenten (PMV, FPIM,...) aan te spreken. Op vlak van exportsteun en -financiering zorgen we dat er geen nodeloos belemmerende clausules zijn voor de defensie- of dual use industrie.
    • Op Europees vlak ijveren we voor het wegwerken van belemmerende voorwaarden voor onze defensie-industrie, waaronder op vlak van
      • financiering door de Europese Investeringsbank,
      • deelname aan projecten opgezet door de Commissie,
      • het garanderen van de Europese eengemaakte markt op defensievlak,
      • de creatie van een coherent kader voor militaire en dual use export en onderzoek, waarbij we niet langer verder gaan dan de Europese regels,
      • het verdiepen van de samenwerking van de industrie op Benelux-niveau.
    • We richten een Defensie- en Veiligheidsaccelerator op om kmo’s, startups en kennisinstellingen te betrekken bij het zoeken naar innovatieve oplossingen voor veiligheidsproblemen. Vanuit Vlaanderen voorzien we innovatiesteun voor defensiebedrijven.
    • Via een jaarlijkse Defensie Innovatieprijs stimuleren we toegepast onderzoek.
    • We richten een kenniscentrum voor defensie, de industrie en het onderwijs op en laten de Koninklijke Militaire School meer samenwerken met burgeruniversiteiten.
    • We zetten in op samenwerking met bedrijven uit Oekraïne om de laatste ontwikkelingen op te volgen.
  • Dankzij de versnelde verhoging van onze defensie-inspanning investeren we meer en sneller in Defensie, waarbij we een duidelijke focus houden.
    • We investeren in operationele inzetbaarheid met meer ruimte voor werkingsmiddelen (brandstof, mandagen, munitie,…).
    • We zorgen dat onze strategie en militaire doctrines aansluiten bij de nieuwe realiteit.
    • We identificeren innovaties die Defensie op korte termijn weerbaarder maken tegen de opkomst van disruptieve technologieën.
    • We verbeteren onze militaire mobiliteit voor een snellere ontplooiing van onszelf en onze bondgenoten naar de oostflank.
    • We bereiden ons voor op een terugkeer naar het hogere geweldspectrum van Art.5-operaties door te investeren in zowel lichte, mediane als opnieuw in zware capaciteiten, met volwaardige integratie van disruptieve technologieën.
    • We rollen bestaande investeringsprogramma’s versneld uit en leggen de ambitie voor het bereiken van operationele capaciteit hoger.
    • We stroomlijnen de (aankoop)procedures en schaffen dubbele structuren af.
    • We versterken de capaciteiten van de verschillende componenten. Dat omvat onder meer:
      • de aankoop van een derde fregat,
      • de aankoop van bijkomende F-35s,
      • een operationele helikoptervloot,
      • de versterking van de vuurkracht van de Gemotoriseerde Brigade om te evolueren van mediaan naar (middel)zwaar,
      • de creatie van een tweede brigade of aanvulling van de bestaande met gemechaniseerde eenheden, dit met volwaardige integratie van disruptieve technologieën,
      • de bewapening en uitbreiding van onze dronevloot en onbemande systemen,
      • investeren inin middelen voor elektronische oorlogsvoering,
      • het uitbouwen van onze cyberdefensie.
    • Via een Defensiefonds garanderen we enerzijds de continuïteit van de investeringsprojecten. Anderzijds moet de investeringspoot van dit Fonds de projecten van de private sector mee financieren. We spijzen dit fonds door middel van de verkoop van onze overheidsparticipaties en trekken private investeerders aan.
    • We identificeren internationale en Europese projecten waarbij we van bij de aanvang deelnemen aan het ontwikkelingsproces van toekomstige technologieën en materieel. We kiezen hierbij voor de meest geschikte systemen, compatibel met die van onze buurlanden.
    • Via een paraatheidspoot in het Defensiefonds garanderen we de continuïteit van deze investeringsprojecten en operaties.
    • We zorgen voor een masterplan voor het behoud en de modernisering van de militaire infrastructuur, met inbegrip van kazernes, oefenterreinen en wapendepots.
  • We zetten in op een flexibel leger, met gezonde verhoudingen tussen budgetten voor personeel, werking en investeringen. Opgebouwd rond een professionele kern, maar substantieel uit te breiden met een goed getrainde reserve.
  • Voor het actieve personeel verhogen we de aantrekkelijkheid van Defensie als werkgever via:
    • aantrekkelijke trainingen en een uitdagende operationele inzet,
    • een modernisering van het personeelsbeleid en bedrijfscultuur, met respect voor tradities. Inclusief gebruiksvriendelijke digitalisering van processen,
    • geschikte moderne militaire infrastructuur, met ruimte voor synergiën met private en publieke partners,
    • samenwerking met private partners voor gedeelde tewerkstelling,
    • het verhogen van de zij-instroom,
    • het verlenen van voorrang en verkorte opleiding voor (ex-)militairen bij sommige overheidsfuncties,
    • het vereenvoudigen van de complexiteit,
    • het verhogen van de aantrekkelijkheid door de invoering van een premie naar analogie met de bestaande para-premie.
  • Naast deze professionele kern bouwen we verder aan een sterke en inzetbare Reserve om in te zetten op die weerbaarheid en burgerzin. We willen af van het idee van enerzijds actieve militairen en anderzijds reservisten, maar streven naar een systeem van voltijdse en deeltijdse militairen. In dit kader:
    • Bouwen we een gevechtsreserve uit, geïntegreerd in de actieve diensteenheden, volledig uitgerust en voldoende getraind.
    • Bouwen we een territoriale verdedigingsreserve uit als een Homeguard, gericht op de verdediging van het territorium, gastlandsteun en de bescherming van kritieke infrastructuur.
    • Werken we met de academische en private sector samen om de cyberreserve vorm te geven.
    • Bieden we werkgevers en sectororganisaties (fiscale) voordelen en duidelijke afspraken om mee hun schouders te zetten onder de uitbouw van een performant reservekader.
    • We dragen vanuit de deelstaten bij aan de organisatie en certificatie van de territoriale reserve.
  • We verhogen de zichtbaarheid van Defensie in de samenleving en bedanken militairen voor hun dienst via maatschappelijke voordelen. De directe maatschappelijke relevantie van Defensie moet de rode draad zijn in de strategische communicatie.

4. DE STEM VAN DE BURGER OPNIEUW RESPECTEREN

Vandaag is de invloed van zuilen en belangengroepen op het beleid erg groot. En als een regering er dan in slaagt om een beslissing te nemen, zien we in steeds meer gevallen de rechter deze vernietigen. Dat ligt niet alleen aan de kwaliteit van de wetten, maar ook aan de toenemende juristocratie. We hebben nood aan een evenwicht tussen alle machten binnen de rechtsstaat. De stem van de burger moet opnieuw gehoord worden zodat er een einde komt aan het rien-ne-va-plus-gevoel en het sentiment dat eender welke stem niet bijdraagt tot fundamentele verandering. Dat doen we ook met een aangepaste grondwet die opnieuw terugkeert naar de originele essentie: de bescherming van de kernvrijheden van de burger.

4.1 EEN DEMOCRATISCH HERSTEL

  • De regering-De Croo gooide belastinggeld weg aan door experten aangestuurde praatgroepen, gebrekkige burgerbevragingen en burgerinitiatieven die nergens toe leiden, maar negeerde de stem van de ultieme burgerinspraak: de verkiezingsuitslag. Een Vlaamse minderheid heeft het programma van de PS uitgevoerd.
  • De PS wil dit beleid liefst verderzetten, mogelijk nog met een kleinere Vlaamse minderheid en met een nog groter Franstalig overwicht.

Voor de N-VA is een regering met Vlaamse minderheid onaanvaardbaar. We willen de stem van de burger laten tellen, ook ten opzichte van de juristocratie die hervormingen onmogelijk maakt.

  • We brengen de grondwet terug naar de essentie van de fundamentele grondrechten en vrijheden.
    • We formuleren de economische, sociale en culturele rechten van artikel 23 van de grondwet niet langer als rechten, maar als algemene beginselen. Daardoor verhogen we de mogelijkheid om aan nieuwkomers meer plichten of voorwaarden op te leggen voor ze toegang krijgen tot sociale rechten. Zo kan het evenwicht tussen rechten en plichten of voorwaarden hersteld worden.
      • We behouden de grondwettelijke vrijheid van onderwijs, maar herformuleren die, zodat vrijheid vooral betrekking heeft op de vrije schoolkeuze, het pedagogische project van de school, (leer)inhoudelijke accenten en de levensbeschouwing, niet op wat de gemeenschap verwacht dat leerlingen kennen en kunnen. De plicht tot onderricht in erkende godsdiensten en de niet-confessionele zedenleer wordt niet uitgebreid bij verlaging van de leerplichtleeftijd.
      • Net als onze buurlanden voegen we aan de grondwet een bepaling toe over de positie van het internationaal recht (niet-EU-recht) in de eigen rechtsorde. Voortaan bepalen we bij de ratificatie van internationale (niet-EU-) verdragen ook van welke bepalingen we de rechtstreekse werking niet aanvaarden.
  • We herstellen opnieuw het evenwicht en laten de stem van de burger het beleid bepalen.
    • We respecteren de scheiding der machten en herstellen de parlementaire autonomie door, naar Canadees voorbeeld, de mogelijkheid in te voeren om bepaalde gewone wetgeving af te schermen van welbepaalde grondwettelijke vernietiging.
      • Dat kan alleen bij wetgeving die gerelateerd is aan zogenoemde niet-klassieke grondrechten en waarbij het individueel belang afgewogen wordt tegen het algemeen belang.
      • In die zeer specifieke gevallen kan het bevoegde parlement met een tweederdemeerderheid een beslissing van het Grondwettelijk Hof op gemotiveerde wijze verwerpen, waarna een soortgelijke procedure op dezelfde gronden gedurende vijf jaar niet meer aangespannen kan worden bij het Hof.
      • Zo waarborgen we de ruimte om beleid te voeren, garanderen we de absolute grondwettelijke rechten en respecteren we de wil van de kiezer.
    • We voeren een grondige hervorming door van de samenstelling van het Grondwettelijk hof.
      • De rechters worden voorgedragen door de respectieve gemeenschapsparlementen na een hoorzitting en benoemd voor een niet-hernieuwbare termijn van (maximaal) vijftien jaar.
      • Het korps bestaat uit zes experten en zes ex-politici met minstens acht jaar parlementaire ervaring én met een diploma in de rechtsgeleerdheid.
      • De rechters moeten ook een attest van afdoende kennis van de andere landstaal kunnen voorleggen.
      • Bij nieuwe benoemingen vragen we ook een exclusieve nationaliteitskeuze (geen dubbele nationaliteit). Rechters zullen voortaan ook, zoals in Denemarken, hun afwijkende individuele opinie kunnen publiceren als die niet overeenkomt met het finale arrest.
    • De invloed van Straatsburg beperken we.
      • We voeren enkel arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens uit waarbij we zelf partij zijn, en passen dus niet proactief wetgeving aan omwille van arresten waarbij alleen andere staten betrokken zijn. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen vragen we zich voor haar beslissingen enkel te baseren op arresten waarbij België partij was.
  • We staan voor een ontzuild Vlaanderen.
    • Elke vakbond moet rechtspersoonlijkheid hebben, met transparantie over zijn financiën. Elke vakbond of belangenorganisatie moet vallen onder de antiwitwaswetgeving van 18 september 2017. Zoals politici moeten organisaties die particuliere belangen vertegenwoordigen hun financiën openbaren aan banken.
    • Bonden die tegen fiscale gunstregimes protesteren, zouden zelf het goede voorbeeld moeten geven. We schaffen daarom het fiscaal voordeel af dat geldt voor de ledenbijdrage, en de stakingsgelden belasten we op exact dezelfde manier als een loon.
    • De uitbetaling van de werkloosheidsuitkeringen laten we door de overheid zelf doen.
    • Vakbonden kunnen geen rechter en partij zijn, zo verdwijnen ze bijvoorbeeld uit de beheersstructuren van de VDAB.
    • Indien bij het sociaal overleg na een vooraf vastgelegde termijn geen akkoord bereikt wordt over een dossier, beslist de facto de regering. Zo willen we vermijden dat de factuur van het sociaal overleg door de belastingbetaler gedragen wordt.

4.2 POLITIEKE VERNIEUWING

  • De regering-De Croo beloofde een sneltrein aan politieke vernieuwing, maar het resultaat bleef uit: het werd de ‘vetste’ regering ooit met 20 regeringsleden en ruime kabinetskredieten.
  • De PS wil de publieke financiering van de politieke partijen ‘versterken’ en de Senaat omvormen tot een ‘assemblée citoyenne’.

Wij willen een afslanking van de politieke werkingskosten en hervormingen zoals een nieuw kiesstelsel die de stem van de burger opnieuw meer doen tellen.

De burger verwacht (in eerste instantie) van politici dat ze de wil van de kiezer respecteren, dat ze efficiënt en doelmatig beleid voeren in het algemeen belang en dat ze electorale verantwoording afleggen voor het gevoerde beleid. De huidige staatsstructuur staat evenwel haaks op deze principes. Ons land heeft nood aan een paradigmashift, willen we onze toekomst en de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen veiligstellen. We moeten naar een confederaal systeem, waarbij alle bevoegdheden toekomen aan de deelstaten, die vervolgens kunnen beslissen voor welke bevoegdheden kan worden samengewerkt op het confederale niveau. Gedaan met ellenlange regeringsvormingen en periodes van lopende zaken, regeringen met Vlaamse minderheden, de onwerkbare bric-à-brac aan bevoegdheden, het gebrek aan politieke daadkracht van het federale niveau en het gebrek aan politieke verantwoording.

Om het vertrouwen van de burger in de politiek te herstellen, is een efficiënt en doelmatig beleid noodzakelijk, zonder loze beloften. Maar dat volstaat niet: het politieke bedrijf en politici moeten immers ook naar zichzelf kijken en eventuele excessen en tekortkomingen aanpakken. Vandaag is er op federaal en Brussels niveau te weinig transparantie in de parlementaire werking en de politieke besluitvorming, ook voor u als burger. Niet alleen u, maar de democratie in zijn geheel lijdt daaronder.

  • We voeren een nieuw kiesstelsel in waarbij:
    • Het grootste deel van de Vlaamse parlementszetels verdeeld wordt op basis van kleinere lokale kieskringen waarin telkens één kandidaat (’winnaar neemt alles’) verkozen wordt. De andere parlementszetels worden proportioneel verdeeld op basis van de resultaten in een Vlaamse kieskring.
    • Zo versterken we binnen de kleinere lokale kieskringen de nabijheid van de politiek. Tegelijkertijd krijgt de burger de mogelijkheid om alle Vlaamse toppolitici te beoordelen op hun daden, ongeacht waar ze wonen in Vlaanderen. Op die manier combineren we nabijheid en brede impact, zijn er minder partijen nodig voor een regering en wordt het mandaat van de parlementsleden versterkt.
    • In afwachting van deze hervorming gaan we voluit voor een afschaffing van het systeem van opvolgers.
  • We kennen de Vlamingen in het buitenland ook stemrecht toe voor de verkiezingen van het Vlaams Parlement. Nu kunnen ze enkel aan de federale en Europese verkiezingen deelnemen.
  • We hervormen de procedure van lopende zaken. In een regering van lopende zaken behoudt elke partij uit de aflopende regering maximaal één afgevaardigde en het aantal federale kabinetsmedewerkers wordt gehalveerd. Samen vormen die een kabinet van vicepremiers dat de kernposten bemant. Als er drie maanden na de verkiezingen nog altijd geen federale regering gevormd is, worden de lopende zaken verder behandeld door de besturende partijen van de deelstaatregeringen.
  • We schaffen het weinig democratische systeem van het legislatuurparlement af op Vlaams niveau. Pijnpunten die de werking van de regering hypothekeren, moeten aan het oordeel van de kiezer kunnen worden voorgelegd. De Vlaamse verkiezingen moeten volledig autonoom door Vlaanderen georganiseerd worden.
  • We maken een einde aan het samenvallen van de Europese, federale en Vlaamse verkiezingen, zodat elk beleidsniveau op zijn eigen merites beoordeeld wordt. In geen enkel federaal land worden de federale en deelstaatverkiezingen op dezelfde dag gehouden.
  • In de meeste Vlaamse gemeenten is burgerparticipatie inmiddels gekend en ingeburgerd in de manier van werken. De praktijk leert evenwel dat de burgerbetrokkenheid voornamelijk plaatsvindt in de fase van de beleidsvoorbereiding en de beleidsbepaling. Nochtans is ook feedback aan de participanten essentieel: de communicatie over de werkwijze en de resultaten is in feite net zo belangrijk als het verzamelen van input. In de mate van het mogelijke moet de feedback ook worden afgestemd op de input van de deelnemer. Via het Labo lokale burgerparticipatie zal de Vlaamse overheid de lokale besturen blijven ondersteunen om ook dit cruciale element van burgerparticipatie voldoende ingang te doen vinden. Het is aan besturen om aan te geven wat ze concreet met deze input zullen doen én om te verantwoorden welke keuzes er op basis van deze input gemaakt worden. Het is immers cruciaal dat burgers ervaren dat hun bijdrage wel degelijk een verschil maakt.
  • We bekijken hoe we de ontwikkeling van het lokale uitdaagrecht naar Nederlands model nog meer ingang kunnen doen vinden. Projecten waarbij buurtbewoners of burgers samen publieke taken (bijvoorbeeld onderhoud van speeltuinen, groenonderhoud, opruimen van afval na de wekelijkse marktdag, ...) verrichten in plaats van de overheid omdat zij dit beter, sneller, efficiënter of anders kunnen, versterken niet alleen het sociaal weefsel, maar ook de band tussen de burger en de overheid.
  • We pleiten al lang voor de vermindering van de partijfinanciering. Sinds 2019 vraagt de N-VA telkens in een amendement bij de begroting dat het bedrag van de partijfinanciering niet meer aan de index wordt aangepast.
  • We verminderen het aantal (federale en Vlaamse) parlementsleden. In een confederale staat zou het aantal parlementsleden nog forser dalen, aangezien het federaal parlement wordt ingeruild voor een beperkte confederale kamer, bemand door deelstaatparlementsleden.
  • We schaffen de Belgische monarchie af, en dit ten laatste bij het overlijden of aftreden van het huidige regerende staatshoofd. In afwachting wordt de monarchie een puur ceremoniële functie, met de bijkomende besparing. Koninklijke domeinen, met uitzondering van de privéwoonst en de ambtswoning van de koning, worden beschikbaar gemaakt voor openbaar nut. In afwachting van het confederale model komt naar Vlaams voorbeeld het initiatiefrecht om een federale regering te vormen eerst toe aan de grootste partij.
  • We schaffen de Senaat en het provinciaal bestuursniveau (provincieraad, bestendige deputatie) af.

4.3 WE BESCHERMEN DE VRIJE MENINGSUITING

  • Voor ons kan alleen oproepen tot geweld vervolgbaar zijn. “Aanzetten tot haat” schrappen we uit de strafwetgeving omdat haat niet te definiëren valt en bovendien op zich ook niet strafbaar is. Hoe kan “aanzetten tot haat” dan strafbaar zijn? Uit respect voor historische feiten en de slachtoffers behouden we wel de bestaande wetgeving inzake het ontkennen van volkerenmoorden.
  • Anderzijds mogen we niet blind blijven voor het extremisme en de (gewelddadige) radicalisering, waaronder antisemitisme, in onze maatschappij. De afgelopen legislaturen zette de Vlaamse Regering met haar opeenvolgende actieplannen daarom maatschappijbreed, via onze scholen, sportclubs, lokale besturen, online,.. in op preventie. Dat gebeurt via onder andere sensibilisering, (herinnerings)educatie in de Kazerne Dossin, hulplijnen en klachtenmechanismen, buitenlandse expertisedeling.
    • Deze initiatieven moeten de komende jaren worden opgedreven en vooral federaal moet er een tandje worden bijgestoken. We zorgen er dan ook voor dat, zoals gevraagd in de door de N-VA in de Kamer van Volksvertegenwoordigers ingediende resolutie, in de actieplannen tegen racisme speciale aandacht wordt verleend aan (maatregelen tegen) antisemitisme.
    • De federale overheid moet ook werk maken van statistieken over antisemitische daden en een Europees systeem van datacollectie ondersteunen om accurate en representatieve cijfers over antisemitische incidenten te kunnen verzamelen.
    • We blijven vanuit Vlaanderen sterk inzetten op herinneringseducatie. Kazerne Dossin blijft niet alleen een museum om de gruwelen van WO II te herdenken, maar dient eveneens als een instrument om het groeiend antisemitisme in onze maatschappij tegen te gaan.
  • We verzetten ons tegen het woke-denken en vragen aan alle Vlaamse universiteiten en hogescholen een vrijheidsverklaring te ondertekenen en te implementeren gebaseerd op de “Stanford Academic Freedom Declaration” die de vrijheid van meningsuiting garandeert en vastlegt dat promoties enkel mogelijk zijn omwille van academische verdiensten.

4.4 EEN OPEN BESTUURSCULTUUR

  • We streven naar minder, maar betere wetgeving. Het wetgevend proces moet met de grootste zorg gebeuren, maar het houdt niet op na de inwerkingtreding van regelgeving. Elke wetgever zou op regelmatige basis en met input van experten aan ex-post wetsevaluatie moeten doen. Hierdoor meet men de impact van wetgeving op de samenleving, kan men lacunes identificeren en eventuele onbedoelde gevolgen aanpakken. Door deze zelfevaluatie kunnen parlementen proactief reageren op nieuwe uitdagingen, de effectiviteit van wetten verbeteren en eventuele problemen in de praktijk snel oplossen.
  • We zorgen er ook voor dat de parlementsleden met volledige kennis van zaken wetten kunnen goedkeuren en hun controlefunctie kunnen uitoefenen. Zo zorgen we ervoor dat het parlement (onder andere.) kennis kan nemen van het advies van de Inspectie van Financiën en het voorafgaand akkoord van de minister van Begroting samen met het wetsontwerp betreffende de begroting.
  • Actieve openbaarheid van bestuursdocumenten moet ook bij de federale en Brusselse overheid de maatstaf worden, naar Vlaams voorbeeld. Bestuursdocumenten moeten makkelijk terug te vinden zijn voor de burgers.
  • We maken een einde aan de praktijk dat de wedde van ambtenaren die aan de slag gaan als lid van een kabinet van een regeringslid (deels) verder wordt betaald door hun oorspronkelijke werkgever. Dat kan aanleiding geven tot belangenvermenging. De wedde van gedetacheerde ambtenaren moet volledig met de beschikbare kabinetskredieten gefinancierd worden.

5. INZETTEN OP BETAALBAAR WONEN

  • Registratierechten dalen verder naar één procent om de drempel naar eigendomsverwerving zoveel mogelijk te verlagen voor iedereen.
  • Geen plaats meer op onze huurmarkt voor personen zonder een geldige verblijfsvergunning.
  • We herbekijken het EPC-labelbeleid zodat het overeenstemt met de realiteit. De renovatietransitie moet haalbaar en betaalbaar blijven.

We mikken op een Vlaamse woningmarkt die de komende jaren op volle snelheid kan blijven draaien. Dat is ook noodzakelijk: tegen 2050 moeten er in Vlaanderen 400.000 woningen bijkomen om de demografische evoluties op te vangen. Via een goed functionerende markt in samenspel met gericht overheidsinitiatief willen we voor alle Vlamingen een betaalbaar en kwalitatief dak boven het hoofd.

Eigenaarschap blijft de prioriteit. De Vlaming heeft van oudsher een baksteen in de maag. De 72 procent aan huiseigenaars vormt de sterke ruggengraat van de woningmarkt. Dat eigenaarschap moeten we koesteren en toegankelijk houden voor de huidige en toekomstige Vlaamse generaties. Het bezitten van een eigen woning blijft de beste vorm van pensioensparen en de beste verzekering tegen armoede. De vastgoedmarkt blijft een vrije markt die onderhevig is aan vraag en aanbod. Als overheid faciliteren we de gezonde werking van de vastgoedmarkt en sturen we bij waar nodig.

  • Een eigen woning voor zoveel mogelijk Vlamingen
    • We laten de registratierechten verder dalen naar één procent voor de aankoop van de enige eigen woning en versterken de verzekering gewaarborgd wonen. Hiermee verhogen we verder toegankelijkheid van de eigen woning voor jonge kopers.
    • We zorgen voor een bijkomende belastingverlaging voor onze Vlaamse eigenaars door het Vlaams gedeelte van de onroerende voorheffing integraal te schrappen.
    • Met de bouwshift vrijwaart Vlaanderen haar open ruimte. Dat kader creëert ook kansen voor bijkomende betaalbare woningen in Vlaanderen. We schuiven de betaalbare woningbouw als speerpunt naar voor bij de verdere uitwerking van de bouwshift.
    • Ook Vlamingen met beperkte eigen middelen willen we ondersteunen in hun zoektocht naar een eigen woonst. Dat doen we door de Vlaamse woonlening verder te versterken en door nieuwe instrumenten ter ondersteuning van eigendomsverwerving op te maken, onder andere door het verder uitrollen van de Vlaamse woonwaarborg zodat jongeren sneller kunnen instromen op de eigenaarsmarkt.
    • Om die keuzemogelijkheden groter te maken, diversifiëren we het aanbod op de vastgoedmarkt door meer ruimte te bieden voor innovatieve woonvormen zoals gemeenschappelijk wonen of klein(schalig)er wonen. Ook geven we de markt de ruimte om innovatieve modellen van eigenaarschap te ontwikkelen, zoals huurkoop of splitskoop.
  • We stimuleren een kwalitatieve en betaalbare huurmarkt. Een volwaardige huurmarkt met voldoende kwalitatief aanbod is essentieel voor een goed functionerende woningmarkt.
    • We verruimen het aanbod aan kwaliteitsvolle en betaalbare huurwoningen op de huurmarkt door een versterkte inzet op het systeem van budgethuur.
    • Om kwaliteit van woningen te waarborgen, versterken we het gebruik van een conformiteitsattest voor huurwoningen. Op dit moment hebben ongeveer een derde van onze lokale besturen reeds een verplicht conformiteitsattest. We ondersteunen de andere lokale besturen om ook die stap te zetten, zodat dit gefaseerd over gans Vlaanderen ingevoerd wordt.
  • Een toegankelijk vangnet: sociale huisvesting. Het sociaal patrimonium moet voorbehouden worden voor zij die er recht en nood aan hebben. Het is bovendien geen permanent recht maar een springplank richting de reguliere vastgoedmarkt.
    • We blijven inzetten op een bijkomend aanbod van kwalitatieve sociale huurwoningen. In een warm Vlaanderen zijn we solidair met zij die nood hebben aan ondersteuning op het vlak van huisvesting. Hierbij onderzoeken we hoe modulariteit onze huisvesting kan versterken, ook bij grotere sociale woonprojecten.
    • Maar solidariteit is tweerichtingsverkeer en daarom leggen we meer de nadruk op het tijdelijk karakter van sociale huisvesting. Hier ligt ook een bijzondere taak weggelegd voor de woonmaatschappen. Zij die kunnen voorzien in eigen huisvesting op de private huurmarkt, maken plaats voor zij die er op dat moment wél nood aan hebben. Het stimuleren van uitstroom binnen de sociale huisvesting maakt deel uit van het beleid van de woonmaatschappijen.
    • We zetten versterkt in op de activering van sociale huurders. Inactieve sociale huurders op beroepsactieve leeftijd moeten zich niet enkel verplicht inschrijven bij de VDAB, maar dienen ook verplicht hun werkbereidheid aan te tonen en binnen een bepaalde termijn aan de slag te gaan.
    • We zetten versterkt in op de middelentoets. Zowel bij inschrijving en toewijzing van een sociale woning worden de middelen van de sociale huurder gecontroleerd. Voor zij die over voldoende financiële middelen beschikken om te voorzien in de eigen huisvesting wordt het huurcontract opgezegd.
    • We versoepelen de te strikte wetgeving rond de wachttijd van vier jaar voor een huurpremie voor mensen die het echt nodig hebben.
  • We opwaarderen de kwaliteit van het Vlaamse woningpatrimonium en ondersteunen Vlaamse burgers en ondernemingen bij renovaties. Vlaanderen kampt met een verouderd woningpatrimonium en er ligt nog veel werk op de plank om alle woningen op te waarderen. Door in te zetten op ondersteuning en ontzorging wakkeren we de renovatiegolf in Vlaanderen verder aan.
    • We ondersteunen onze Vlaamse burgers verder via de Mijn Verbouwpremie en Mijn Verbouwlening en de bijhorende begeleiding en ontzorging. Daarnaast blijft de overheid erover waken dat het tempo van de transitie haalbaar en vooral betaalbaar blijft voor de brede bevolking. Zo maken we verbouwen meer dan ooit een haalbare kaart.
    • Voor onder andere het aanpakken van grote stadskankers en stadsvernieuwingsprojecten is het cruciaal dat ook projecten die uitgevoerd worden door professionele actoren kunnen verkocht worden aan het verlaagd btw van zes procent voor sloop en heropbouw. Een heel duidelijk beleid zonder uitzonderingen, voor sloop en heropbouw geldt zes procent btw voor iedereen.
    • We zetten in op strengere handhaving van krotverhuur. We versterken ons beleid rond het activeren van leegstaande panden.
    • We stimuleren innovatie in de bouwsector en laten innovatieve technieken, zoals bouwen buiten het terrein en snelle renovaties, rapper ingang vinden.
    • Evaluatie van het systeem van EPC-labelbeleid en renovatieplicht met het oog op betaalbaarheid en respect voor de door eigenaars opgebouwde waarde van hun vastgoedpatrimonium. Door het groeiend belang van het EPC-label voor de waarde van een woning en door de waardevolle informatie die het EPC geeft over de energieprestatie van een woning, is het des te belangrijk dat de het EPClabel correct is, ook om te weten of er al dan niet een renovatieverplichting geldt. Daarnaast blijven we achter de renovatietransitie staan al moeten we ook hier opletten dat het geen opbod wordt van onhaalbare ambities.

6. DIERENWELZIJN

  • Dierenmishandeling moet een hogere prioriteit krijgen in het vervolgingsbeleid. Elke dierenmishandelaar is er één te veel.
  • We voeren een verbod in op de verkoop van producten die schadelijk of gevaarlijk zijn voor de diersoort waarvoor zebestemd zijn. Denk maar aan de stroomhalsband.

Sinds Vlaanderen bevoegd is voor Dierenwelzijn zien we een ware professionalisering van het beleidsdomein. De capaciteit van de Inspectiediensten voor Dierenwelzijn is aanzienlijk uitgebreid, er is omkadering voor dierenasielen en er zijn strengere straffen voor dierenbeulen. Daarnaast heeft minister Weyts afscheid genomen van heel wat achterhaalde praktijken: het verbod op onverdoofd slachten, het einde van de nertskweek, de strijd tegen blokstaarten, het afscheid van kermispony’s, ...

  • Voor de N-VA is het van belang dat vermijdbaar dierenleed zoveel mogelijk wordt vermeden. Wat ons betreft, moet dierenmishandeling een hogere prioriteit in het vervolgingsbeleid krijgen.
    • Een betere vorming van de politie over dierenwelzijnswetgeving.
    • In elke politiezone moeten minstens twee politie-inspecteurs zijn die de dierenwelzijnswetgeving beheersen.
    • Vlaanderen bekijkt de mogelijkheid om inbreuken op de Codex Dierenwelzijn ook via GAS-boete te bestraffen zoals het niet-steriliseren van je kat.
  • Gezelschapsdieren zijn geen gebruiksgoederen. Zowel de koper als de verkoper heeft zijn verantwoordelijkheid. Het aanschaffen van een huisdier moet een weloverwogen keuze zijn.
    • Assertieve campagnes die het aantal impulsaankopen van huisdieren moet verminderen.
    • We zetten nog meer in op samenwerking met het buitenland voor de controle van puppy’s uit het buitenland. Op die manier voeren we ook de controle naar de omstandigheden waarin dieren worden gekweekt en verkocht op. Een Europees registratiesysteem zou daarbij helpen.
    • Verkoop van dieren op het internet moet streng worden gecontroleerd. Online verkoop van dieren mag enkel gebeuren via gereguleerde platformen.
    • We onderzoeken hoe we de zorgplicht voor het houden van katten, honden, konijnen en paarden kunnen concretiseren.
    • Er is nog nooit zoveel geld gegaan naar dierenasielen als onder minister Weyts. Die ondersteuning willen we verderzetten en zelfs uitbreiden voor dierenasielen die goed beheerd worden.
    • Dierenwelzijn wordt een criterium in de omgevingsvergunningsprocedure bij aanvragen voor inrichtingen gericht op dierenwelzijn. Dat kan asielen echt vooruithelpen.
    • De inspectieverslagen van kwekers worden gepubliceerd.
    • Op Europees niveau voeren we positieflijsten (zoogdieren en reptielen die u vrij mag houden) in van welke dieren kunnen gehouden worden.
  • Dierenwelzijn gaat verder dan het kweken of de ruimte waarin ze dagdagelijks leven. Het is ook belangrijk dat we ons bewust zijn van de impact van ons gedrag op dieren.
    • Daarom verbieden we de verkoop (en/of het gebruik) van groot vuurwerk op particuliere basis.
    • Ook voeren we een verbod in op de verkoop van producten die schadelijk zijn of gevaarlijk zijn voor de diersoort waarvoor ze bestemd zijn. Hiervoor maken we werk van een oplijsting van deze producten zoals we al gedaan hebben bij de stroomhalsband.
    • We zetten internationaal in op dialoog om ook wereldwijd de standaard voor dierenwelzijn te verhogen.
    • Wij werken aan een effectief uitdoofbeleid voor het dolfinarium in Brugge met een invoer- en kweekverbod.
    • Vlaanderen zet in op de ontwikkeling en productie van kweekvlees.
  • Dierenwelzijn in de landbouw. Ook al zijn deze dieren bedoeld voor consumptie, wil dat niet zeggen dat deze geen diervriendelijke behandeling verdienen.
    • Wij vertrekken vanuit het principe dat de slacht van dieren gebeurt in de nabijheid van het landbouwbedrijf.
    • De zeer beperkte gevallen dat er toch lange afstandstransport vereist is, worden er meer controles doorgevoerd op de naleving van de EU-verordening en worden de regels verder aangescherpt. Zo onderzoeken we de mogelijkheid om het bekwaamheidsattest van chauffeurs voor lange afstandstransport te beperken in de tijd (cfr Brussel).
    • We besteden meer aandacht aan het welzijn van kweekdieren in de landbouw, met oog voor de concurrentiepositie van onze eigen landbouwbedrijven. We moeten wel mee op de trein springen wanneer technologische ontwikkeling ons een oplossing aanreikt.
      • Daarom voeren we een verbod op vergassing en versnippering van eendagskuikens in. De technologie voor geslachtsbepaling voor het uitkomen van het ei staat op punt en is binnen afzienbare tijd commercialiseerbaar.
      • Een verbod om biggenstaarten te couperen en biggen chirurgisch te castreren.
    • Daarnaast verplichten we dat het kalf langer fysiek bij de moeder blijft.
    • Ook verbieden we het gebruik van kippenkooisystemen.
    • Controle op en strenge sanctionering van illegale thuisslachtingen.
  • In de Europese Unie worden jaarlijks zo’n 22 miljoen proefdieren gebruikt voor allerlei onderzoek. Als partij blijven we inzetten op het maximaal gebruik van alternatieve methodes voor dierproeven en waar dierproeven toch noodzakelijk zijn op een diervriendelijke benadering.
    • Er moet werk gemaakt worden van betere en verplichte kennisdeling van resultaten van dierproeven om nutteloze herhaling te voorkomen, bijvoorbeeld via een Europese databank.
    • Nog meer investeren in onderzoek naar en ontwikkeling van proefdiervrije testmethoden die alternatieven kunnen zijn.
    • Toekomstperspectief voor het verminderen van dierproeven met primaten, honden en katten, zowel op eigen bodem als op het Europese niveau.
    • Op Vlaams niveau voeren we een verbod op dierproeven in voor de ontwikkeling van detergenten, naar analogie met het bestaand verbod voor cosmetica.
  • Soms is de bestrijding van ongewenste diersoorten een noodzakelijk kwaad. Denk maar aan de grote duiven- of rattenpopulaties in de stad. Hoe ongewenst ook, toch is ook het dierenwelzijnsaspect hier van belang.
    • Daarom zetten we in op meer onderzoek naar de promotie van diervriendelijke methoden voor de bestrijding van ongewenste en invasieve diersoorten.
    • Vlaanderen geeft zelf het goede voorbeeld van diervriendelijke bestrijding van ongewenste diersoorten.

7. HAALBAAR EN BETAALBAAR KLIMAATBELEID

  • De regering-De Croo zadelde ons op met een resem aan onhaalbare en onbetaalbare klimaatambities.
  • De PS wil verder blijven gaan in het opbod van klimaatambities.

Enkel de N-VA kiest voor het gezond verstand: een ambitieus klimaatbeleid steunt op gezonde economische groei, een grotere bewustwording en geloof in innovatie en ontwikkeling. Met luchtkastelen komen we er niet.

We merken meer en meer de gevolgen van de klimaatverandering, ook in Vlaanderen. De klimaat- en energietransitie blijft dan ook een prioriteit. Gelukkig biedt de klimaat- en energietransitie ook kansen. Kansen op minder luchtvervuiling. Kansen op een meer duurzame landbouw. Kansen voor burgers om energie te besparen en hun energiefactuur te verlagen. Kansen voor onze ondernemingen om met hun innovatie en technologie bij te dragen aan de oplossingen voor de transitie. Kansen op minder energieafhankelijkheid van het buitenland. Daartoe moet het beleid wel de juiste stimulansen geven en ook duidelijkheid bieden over de manier waarop ondernemingen en burgers de juiste investeringen kunnen doen. Daartoe moet ook ingezet worden op het verschaffen van voldoende informatie en het aanbieden van ontzorging. Het beleid moet klimaat- en energie-investeringen bij onze industrie stimuleren en ondersteunen, in plaats van concurrentiële beperkingen op te leggen. Het beleid moet onze industrie niet verjagen uit Europa, maar moet een duurzame industrie in Vlaanderen verankeren.

  • De voorbije jaren zijn de Vlaamse, Belgische en Europese klimaat- en energiedoelstellingen al sterk aangescherpt. De komende jaren moet de focus daarom liggen op het realiseren van die bestaande engagementen door concrete maatregelen te nemen. Dat zal al enorm veel inspanningen en middelen vergen van onze burgers en ondernemingen.
  • We gaan in dialoog met de Europese Commissie over de impact van algemene klimaat- en leefmilieudoelstellingen voor dichtbevolkte en economische belangrijke regio’s zoals Vlaanderen.
  • De ervaringen met de Europese Green Deal en het Fit for 55-pakket leren ons dat voor Europa dergelijke doelstellingen nooit voldoende hoog kunnen zijn. Bij toekomstige discussies over aangescherpte doelstellingen op Europees niveau is wat ons betreft steeds een akkoord nodig over de verdeling van de inspanning en kosten tussen lidstaten vooraleer een nieuwe doelstelling aangenomen wordt. Vlaanderen moet in die debatten zijn stem laten horen, en actief op zoek gaan naar rebelse medestanders die niet slaafs meestappen in het opbod van steeds hogere doelstellingen.
    • Europa doopt de doelstelling van hernieuwbare energie om tot de doelstelling van CO2-uitstootvrije energie. Op die manier wordt kernenergie een volwaardig onderdeel van het Europees klimaatbeleid.
    • Met de Europese Green Deal is de slinger te ver doorgeslagen. We erkennen dat de broeikasgasuitstoot naar beneden moet, en dat broeikasgasreductiedoelstellingen hierbij richting kunnen geven aan de lidstaten. Maar Europa heeft een tsunami gecreëerd die de lidstaten bedelft onder massa’s ondergeschikte doelstellingen (inzake groene waterstof, energie-efficiëntie, specifieke doelstellingen voor transport) en een overrompeling van regelgeving op vlak van klimaat -en energiebeleid.
    • De slogan ‘less is more’ geldt daarom absoluut voor dit Europese beleid. Waar het Europese beleid de lidstaten ondersteunt in het realiseren van de klimaatdoelstellingen zal Europa een partner vinden in ons, maar tegen doelstellingen en maatregelen die de factuur verhogen voor burgers en ondernemingen of die tot buitensporige administratieve lasten leiden, zullen we ons blijven verzetten en terugdraaien waar mogelijk.
    • Bouw alle bestaande (directe en indirecte) subsidies en vrijstellingen ten voordele van fossiele brandstoffen waar mogelijk geleidelijk af, zonder de internationale competitiviteit van bedrijven uit het oog te verliezen. Belastingen en subsidies moeten de energietransitie ondersteunen.
  • We staan in principe achter de Europese ambitie om nieuwe wagens zo snel mogelijk emissievrij te krijgen. Maar daar verbinden we telkens een reeks voorwaarden aan inzake haalbaarheid en betaalbaarheid. Bijvoorbeeld inzake een voldoende betaalbaar aanbod aan emissievrije wagens, met bijhorende infrastructuur. We gaan niet sneller dan de Europese afspraken, zonder dat aan deze voorwaarden is voldaan.
  • We zetten in op een transitie-instrument om de energie-intensieve industrie te ondersteunen voor wat betreft de meerkost tussen huidige productietechnologieën en duurzame technologieën.
  • We ijveren ervoor dat de Europese regelgeving inzake klimaat en energie voldoende stimulansen bieden voor de verdere ontwikkeling van innovatieve technologieën zoals CCS en CCU.
  • We bekijken de rol van onze Vlaamse bossen in de productie van hout als hernieuwbaar en CO2-neutraal bouwmateriaal naar het voorbeeld van Nederland. Daarvoor werken we een strategie lokaal hout uit samen met de houtsector en de bosgroepen om export terug te dringen. En we brengen in kaart welke rol hout samen met andere biomassastromen kan spelen in de biobased chemiesector.
  • We verhogen de investeringsaftrek tot het Nederlandse niveau en verbreden deze naar alle investeringen die impuls geven aan de energie- en klimaattransitie.
  • Naast het beperken van onze uitstoot van broeikasgassen, moeten we ons ook voorbereiden op de klimaatverandering die nu al op ons afkomt. De ingeslagen weg naar meer investeren in klimaatadaptatie wordt verdergezet.
    • Zo moet de Blue Deal nog meer ingebed worden in het beleid door structurele financiering op het Europees niveau te verankeren.
    • We maken een nieuwe Blue Deal met investeringen die zowel inspelen op circulariteit, het behalen van waterkwaliteitsdoelstellingen als het zorgen voor meer ruimte voor water.
    • We zetten een laagdrempelige website rond klimaatadaptatie op waar we direct toepasbare tips aanbieden waarmee elk van de maatschappelijke actoren aan de slag kan. Van jeugdvereniging en school tot de sportclub: iedereen kan een rol spelen.
  • We blijven de renovatiegolf verder stimuleren.
    • De werking van de energiehuizen wordt verder uitgebouwd. De ondersteuning zet verder in op toegankelijke, eenvoudige, snelle en gecentraliseerde dienstverlening. We blijven inzetten op de Mijn VerbouwPremie, Mijn VerbouwLening en de bijhorende begeleiding.
    • Er wordt verder ingezet op het toezicht op de kwaliteit van de EPC-labels.
    • Bijzondere aandacht moet nu gaan naar de renovatie van appartementsgebouwen.
    • De overheid blijft hierin het goede voorbeeld geven.
  • Op het vlak van het internationale klimaatbeleid pleiten we eveneens voor het ‘less is more’ principe:
    • De grootschalige jaarlijkse internationale klimaatconferenties moet slanker, goedkoper en meer digitaal verlopen.
    • Ook de Vlaamse en Belgische delegatie moet slanker en goedkoper. Waar mogelijk sluiten Belgische deelnemers enkel digitaal aan bij deze conferenties.
    • Bijdragen aan internationale klimaatfinanciering wordt vanuit België ingezet voor projecten waar maximaal Vlaamse ondernemingen in participeren. Bovendien moet deze internationale klimaatfinanciering bij de internationale onderhandelingen ook sterker ingezet worden als een hefboom om tot evenwichtige akkoorden te komen.

8. EEN GROEN VLAANDEREN

  • Meer en nabij groen in en buiten de stad waarbij we richting 10.000 hectare extra bos gaan tegen 2030.
  • We hervormen de waterfactuur zodat deze mensen ten volle aanmoedigt verstandig met water om te gaan, bijvoorbeeld inzake waterhergebruik.
  • Waar mogelijk herstellen we onze natuurlijke watersystemen van valleisystemen tot beken en grachten en beschermen onze natuurlijke buffers zoals natte hooilanden en waardevolle bossen in de strijd tegen klimaatverandering.

Sinds 2011 is de oppervlakte met effectief natuurbeheer bijna verdubbeld. De bosteller registreert elke nieuwe hectare en staat nu op 1.520 hectare nieuw bos. Een hele kentering die de nodige inspanningen vergde maar we hebben daarmee onze doelstelling nog niet bereikt. De ecologische toestand van ons oppervlaktewater verbetert, maar traag. Ook al is de blootstelling aan fijn stof van de Vlaming nog te hoog, we zien wel een gestage daling sinds 2020. Het huishoudelijk afval per inwoner daalt jaar na jaar en twee derde van dat afval wordt gerecupereerd. Ruim 86 procent van het Vlaamse afvalwater wordt gezuiverd voor het naar de waterloop gaat. Kortom, minister Demir heeft heel wat goed werk geleverd en op een aantal fronten een echte trendwijziging doorgevoerd. Niet in het minst heeft ze met de Blue Deal het startschot gegeven voor een toekomstgericht waterbeleid en de enge focus van klimaatmitigatie verschoven naar klimaatadaptatie. Maar we zijn er nog niet. Nu moeten we verder gaan in die ingeslagen weg.

De verhouding natuur en economie komt de laatste jaren steeds meer onder druk te staan. De druk op onze grondstoffen wordt groter. Een geloofwaardig beleid gaat hand in hand met eerlijke, maar stevige handhaving om de regels na te laten leven. Op die manier zorgen we voor een goede bescherming van mens en milieu én vermijden we dat overtreders een oneerlijk concurrentievoordeel halen uit hun vervuilend optreden. De vervuiler betaalt, is een principe dat we blijven vooropstellen. Om de handhavingscapaciteit te maximaliseren met de beschikbare mensen, zetten we sterk in op innovatieve concepten die gebruik maken van alles wat technisch mogelijk is, zoals teledetectie, drones, datamining, … De extra middelen die geïnd worden via de verhoogde pakkans, investeren we maximaal terug in innovatieve handhaving.

  • Onze natuur en bos moeten gewaarborgd blijven.
    • Natte hooilanden en permanente graslanden worden adequaat beschermd. Zo herstellen we gedegradeerde en verdwenen wetlands en geven we de Vlaamse veengebieden een degelijk beschermingsstatuut.
    • We beschermen de meest waardevolle bossen in Vlaanderen door herbestemming, ook indien deze gelegen zijn in woon- of industriegebied.
    • We willen meer groen in en buiten de stad maar we passen voor nog meer beloftes. Nu eerst uitvoering van de bestaande ambitie, richting 10.000 hectare extra bos tegen eind 2030. Meer nabij toegankelijk groen is niet alleen een stap vooruit voor ons leefmilieu ook de luchtkwaliteit en dus onze gezondheid gaat erop vooruit. Om dit te bereiken, wordt de vergunningsplicht voor bebossing afgeschaft.
    • We realiseren zo snel als mogelijk de volledige invulling van beslist beleid en gedane engagementen rond Europese en Vlaamse beschermde natuurgebieden.
    • We blijven ons wel verzetten tegen de Europese Natuurherstelwet zoals die nu voorligt.
    • We zetten door met de promotie van Vlaanderen en haar natuur in het binnen- en buitenland en verzekeren de werking en uitbouw van de vier Nationale Parken en vijf Landschapsparken in Vlaanderen. Bosland krijgt hierbij haar definitieve erkenning als Nationaal Park.
  • Een betaalbare waterfactuur en een slimme infrastructuur voor waterzuivering en regenwater
    • We hervormen de waterfactuur zodat deze mensen ten volle aanmoedigt om verstandig om te gaan met water. Op basis van de ervaringen in de energiesector, werken we samen met de drinkwaterbedrijven tariefstructuren uit die gebruikers stimuleren eerder dan afremmen om te investeren in waterbesparing, (regen) waterhergebruik en ‘off grid’ concepten. Op die manier bewaken we de betaalbaarheid van water. Hierbij hebben we specifiek aandacht voor alleenstaanden en voor het voorkomen van waterarmoede bij kwetsbare groepen.
    • We willen dat iedereen mee evolueert naar een circulair watergebruik. Daarbij geeft de overheid het goede voorbeeld.
    • We zetten extra in op het verzekeren van de drinkwaterbevoorrading. Omdat klassieke bronnen meer en meer onder druk komen, gaan we vervuiling aan de bron tegen, investeren we in doorgedreven zuivering en hergebruik van afvalwater en grootschalige opvang, zuivering en gebruik van hemelwater. Voor bedrijfssectoren waar hergebruik al economisch rendabel is, stimuleren we hergebruik maximaal.
    • Om de waterkwaliteit te verbeteren, moeten we blijven investeren in riolering en waterzuivering en verder versnellen. Vandaag is het beheer van de waterzuiveringsinfrastructuur nog te versnipperd over verschillende bestuursniveaus en instanties. Een rationalisering en overkoepelend helikopterzicht is daarom cruciaal om de beschikbare budgetten slim te gebruiken. Daarnaast voegen we de drinkwatermaatschappijen samen tot slechts één Vlaamse drinkwatermaatschappij om de bevoorradingszekerheid, kwaliteit en de betaalbaarheid ook in de toekomst te blijven garanderen.
  • Droogte en wateroverlast blijven aandachtspunten ook in de volgende regeerperiode:
    • In uitvoering van de Blue Deal en het klimaatadaptatieplan herstellen we valleisystemen, houden water bovengronds vast, verstevigen we onze dijken, maken we ruimte voor water(berging), investeren we extra in infiltratie om watervoorraden aan te vullen en voorzien we meer groen en blauw in steden en dorpen.
    • Alle onbevaarbare waterlopen worden zo snel mogelijk professioneel beheerd door waterschappen (regie bij Vlaanderen). Zo verhogen we de slagkracht en werken we de versnipperde bevoegdheden met meer dan 100 waterloopbeheerders weg. Dat doen we gebaseerd op hydrografische samenhang, waarbij het beheer gebeurt op één efficiënt niveau.
    • Via slim peilbeheer vermijden we versnelde afvoer van water. We ijveren voor een herstelling van beken en grachten en investeren verder in ‘slimme stuwtjes’ en peilgestuurde drainages die het water beter kunnen bijhouden in periodes dat we het nodig hebben.
    • Een betere bescherming van ons grondwater waarbij we nog meer inzetten op handhaving en strengere controle op illegale grondwaterwinning.
    • Om de kwaliteit van oppervlaktewater voor waterbevoorrading beter te beschermen werken we een duidelijk kader uit. Vandaag kunnen een aantal van onze drinkwaterwinningen een groot deel van het jaar geen water winnen omwille van verontreinigingen wat uiteraard zowel de bevoorradingszekerheid als de rentabiliteit in gedrang brengt.
  • Verstandig omspringen met onze grondstoffen
    • We zetten meer in op het versterken van onze kennis rond strategische grondstoffen en materialen en de beschikbaarheid daarvan, nationaal en internationaal. In het bijzonder richten we ons op recyclagetechnologie om de vraag naar buitenlandse grondstoffen uit minder stabiele regio’s te minimaliseren.
    • De eigen (Europese) ontginning van grondstoffen zoals zeldzame metalen is wat ons betreft geen taboe.
    • Naar het voorbeeld van Frankrijk voeren we, bij voorkeur op Europese schaal, een verbod in op de vernietiging van onverkochte goederen.
    • We breiden de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid uit naar nieuwe waardenketens zoals textiel, PFAS-houdende producten (en meubels) zodat de producenten medeverantwoordelijk worden voor afvalbeheer, voor de inzameling en de verantwoorde verwerking van producten.
    • Vlaanderen is vandaag al toonaangevend op vlak van inzameling en recyclage van diverse afvalstromen. We willen dit nog versterken en van Vlaanderen de toonaangevende recyclagehub van Europa maken. We drijven de inzet op innovatie en uitrol van strategische recyclage-activiteiten dan ook verder op.
    • Afgedankt elektronisch materiaal gaande van gsm’s tot voertuigen bevatten veel waardevolle grondstoffen; we stellen echter vast dat ze nog te vaak illegaal geëxporteerd worden (met alle problemen ter zake in landen zonder goede recyclagetechnieken). We zorgen ervoor dat de federale overheidsdiensten maximaal ingeschakeld worden om samen met de gewesten een goede tracering van deze voertuigen te realiseren en illegale export veel moeilijker te maken.
  • Vervuiling aanpakken
    • We onderzoeken de invoering van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor PFAS en andere schadelijke stoffen en werken mee aan de oprichting van een fonds voor zeer zorgwekkende stoffen. We blijven voorstander van een Europese uitfasering op PFAS.
    • Asbest blijft massaal aanwezig in onze bebouwde omgeving. Gelet op de risico’s die onzorgvuldige verwijdering met zich meebrengt én de hoge kosten voor zorgvuldige verwijdering, blijven we inzetten op programma’s voor veilige verwijdering, waarbij we burgers, bedrijven, landbouwers en andere probleembezitters gepast ondersteunen. Kort gezegd, we zetten het goede beleid van minister Demir verder.
    • We heffen de onrechtvaardige juridische immuniteit van asbestbedrijven op, zodat omgevingsslachtoffers het recht krijgen om een morele en financiële schadevergoeding te eisen.
    • Het huidige vergunningenbeleid bepaalt hoeveel verontreinigende stoffen elk bedrijf mag uitstoten. Het is echter cruciaal om aan te kunnen geven dat we mens en milieu echt beschermen. Daarom werken we een programmatorisch kader uit om zo het beschermingsniveau voor de omgeving vanuit het concept van ‘milieugebruiksruimte’ duidelijker zichtbaar te maken én meer rechtszekerheid te geven aan bedrijven.
    • We voeren een vergunningsplicht in voor bemesting om vervuiling van bodem, grond- en oppervlaktewater te voorkomen in kwetsbare gebieden.
  • We geven vorm aan een landbouwvisie op lange termijn
    • De eerste opdracht van onze land- en tuinbouwers is en blijft de productie van voedsel. Dat moeten ze kunnen doen in een context die zowel economisch rendabel als ecologisch haalbaar is, waarbij de landbouwer een eerlijke prijs krijgt. Het landbouwmodel moet hierbij hertekend worden. Door een verhoging van het financieel rendement van landbouwbedrijven verminderen we de afhankelijkheid van overheidsmiddelen. In onze landbouwvisie nemen we afstand van de vermeende tegenstelling tussen landbouw en natuur, en tussen economie en ecologie. We geven ruimte aan de landbouw om te ondernemen binnen een rechtszeker kader. Daarvoor creëren we een buffer rond de belangrijkste natuurgebieden waar extensieve landbouw kan floreren. De landbouw benaderen we als partner in het beheer van onze open ruimte, en in het verbeteren van de biodiversiteit. Het landbouwbeleid werkt bovendien ook ondersteunend voor het platteland. Een rechtszekere en economisch rendabele toekomst moet het beroep weer interessant maken voor jonge boeren.
    • We zorgen voor een verduurzaming in de landbouw, zowel op vlak van bedrijfsvoering als de impact op milieu, natuur, en dierenwelzijn. De Vlaamse voedselstrategie, die de voedselketen integraal en circulair bekijkt, vormt daarbij een belangrijke leidraad.
    • Via de bestaande Europese landbouwsubsidies stimuleren en ondersteunen we de shift naar duurzame productiemethodes. Samen met Europa zorgen we voor de omslag van onze voedselproductie, waarbij Vlaanderen duidelijk kiest voor kwaliteit boven kwantiteit.
    • Groenblauwe dooradering van onze agrarische gebieden is cruciaal voor biodiversiteit in Vlaanderen. Daarbij hebben we aandacht voor zowel permanente (graslanden, kleine landschapselementen) als tijdelijke natuurelementen (bufferstroken). We ijveren voor herstelling van de beken en grachten tussen de landbouwpercelen die door de jaren heen dichtgereden zijn. We zorgen voor goede oeverbeplanting om de waterhuishouding te herstellen en ook de erosie van de akkergronden tegen te gaan.
    • We hebben aandacht voor de rol die de landbouw kan spelen in het opslaan en vasthouden van CO2 in de bodem door onder meer teeltrotatie, compost, houtkanten, groenbedekkers en zoveel meer. Ook de gezondheid van de bodem verdient daarbij extra belangstelling. Koolstoflandbouw en regeneratieve landbouw helpen ons zo verder in de strijd tegen de klimaatopwarming, én verhogen de veerkracht van de landbouw.
    • We verminderen het pesticidengebruik op een gerichte manier, waarbij we prioriteit geven aan reductie in en vlakbij natuurgebied en waterlopen. We zetten in op actieprogramma’s om de bijenpopulaties op te krikken.
    • We herwaarderen de productie van hoogkwalitatieve en duurzaam geproduceerde voeding van bij ons en zetten meer in op de korte keten, regionale voedselsystemen en het welzijn van onze landbouwgezinnen.
    • Er wordt een onderzoek opgestart dat bekijkt of er vanaf 2031 kan worden overgeschakeld van het huidige depositiebeleid naar een vorm van een emissiebeleid in functie van het terugdringen van de resterende stikstofeffecten op de Europees beschermde natuur in Vlaanderen.
    • We gaan het gesprek aan met de Europese Commissie om de mogelijkheden te bekijken met betrekking tot de problematiek van de zeer stikstofgevoelige habitats in dichtbevolkte regio’s. Er wordt ook besproken of en hoe de versnipperde Speciale Bescherminszones (Natura2000) in Vlaanderen kunnen worden herschikt in functie van een lagere socio-economische impact en een betere realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen.
    • We reduceren de uitstoot van onze veestapel. De milieugebruiksruimte wordt door de uitstoot van die intensieve veeteelt systematisch overschreden. Om de reductie te verwezenlijken, stellen we een strategisch plan op voor de toekomst van de veeteelt in Vlaanderen. Daarbij kijken we onder meer naar innovatie, grondgebonden veeteelt en een eiwitshift.
  • Zeevisserij en aquacultuur
    • We bewaken de identiteit van de typische Vlaamse visserijsector en ondersteunen tegelijk de transitie naar een vernieuwde visserijsector. Daarbij zetten we niet alleen in op verduurzaming en digitalisering, maar ook op innovatie. De aquacultuur maakt deel uit van de vernieuwing binnen de sector. Kennis zetten we om in praktijk, door het ondersteunen van pilootprojecten en duurzame verdienmodellen.
    • We bewaken de noden van de Vlaamse visserijsector op Europees niveau. We zetten ons in voor langetermijnoplossingen met het Verenigd Koninkrijk over de visvangsten.
    • We nemen maatregelen om de mariene biodiversiteit te doen opleven, en weren bodemberoerende visserij uit bepaalde zones. De visserij plukt mee de vruchten van herstelde vispopulaties. Vissers en biologen werken samen om kennis te vergaren over het mariene leven.

9. RUIMTE IN VLAANDEREN

De open ruimte in Vlaanderen staat onder druk. Die is nochtans cruciaal in de strijd tegen de klimaatsverandering, wateroverlast en de steeds vaker voorkomende droogte. In het verleden is er veel open ruimte verdwenen onder beton, waarbij de invloed van lintbebouwing niet mag worden onderschat. Dat typisch Vlaamse fenomeen heeft behalve op de open ruimte ook zijn weerslag op veel andere vlakken, zoals nutsvoorzieningen, mobiliteit en onze stads- en dorpskernen.

  • Vlaanderen ruimtelijk op orde
    • We bouwen niet meer in overstromingsgevoelig gebieden. Lokale besturen die structureel de watertoets negeren en vergunningen afleveren in dergelijke gebieden, worden onder toezicht van de Vlaamse overheid geplaatst.
    • Nieuwe zonevreemdheid wordt zoveel mogelijk voorkomen. Hiervoor zullen we het besluit omtrent toelaatbare zonevreemde functiewijzigingen herbekijken.
    • We streven naar grotere, aaneengesloten natuureenheden in Vlaanderen. Dat moet ervoor zorgen dat er minder conflicten ontstaan tussen functies en verhoogt de natuurwaarde. Speciale beschermingszones worden herbestemd naar groene bestemmingen.
  • Vlaanderen beschermt de open ruimte
    • We voorzien voldoende middelen om de lokale besturen te ondersteunen in het succesvol uitrollen van de bouwshift. De middelen uit het bestaande Open Ruimtefonds worden geoormerkt voor de bescherming van open ruimte.
    • We moedigen verdere ontharding zoveel mogelijk aan, en vermijden onnodige nieuwe verharding. We handhaven het principe van planologische compensatie, wat betekent dat als gemeentes van een zachte bestemming (landbouw, natuur) een harde bestemming maken (bouwgrond), dat ze op een ander grondgebied in de gemeente het omgekeerde moet doen.
  • Vlaanderen verbetert de toegang tot grond voor onze landbouwers
    • Vlaanderen zorgt voor een sterk forum waarbinnen jonge boeren in contact komen met boeren die op pensioen gaan. Zo kunnen bedrijfsoverdrachten mogelijk worden gemaakt. Drempels die grondmobiliteit bemoeilijken worden weggewerkt.
    • Vlaanderen maakt lokale besturen bewust over de mogelijkheden van landbouwgronden in publieke handen voor jonge boeren. Jonge landbouwers zijn namelijk vaak niet in staat om gronden aan te kopen, maar de lokale besturen kunnen hierbij helpen door gronden op lokaal niveau ter beschikking te stellen. Zo wordt lokale voedselproductie gewaarborgd.
    • Verder moeten gronden die vrijkomen in herbevestigd agrarisch gebied en in een grondenbank zitten steeds prioritaire aangeboden worden aan jonge landbouwers.
  • Vlaanderen met sterke kernen
    • Vlaanderen zet zich verder in ter realisatie van een versterking van de kernen van onze steden en dorpen. Hiervoor ontwikkelen we een Vlaams beleidskader rond detailhandel dat onder meer inzet op bedrijvige kernen en een winkelshift. In de kern streven we naar functieverweving, waarbij niet alleen de detailhandel bloeit, maar waar ook mensen willen komen wonen, werken, en ontspannen.
    • Binnen de kern zorgen we voor een modern vergunningsbeleid zodat er voldoende dynamisch kan worden opgetreden. Een strikt afgebakende regelluwe zone is daarvoor een optie. Dit moet het gemakkelijker maken om tussen verschillende functies te wisselen in de kern, en de mogelijkheid bieden voor ondernemers om meer te experimenteren.

10. ONDERWIJS OPNIEUW NAAR DE WERELDTOP BRENGEN

  • Onder impuls van de N-VA zijn er fundamentele veranderingen ingezet die de onderwijstanker aan het keren zijn. Op die weg moeten we verder bouwen om de onderwijskwaliteit te versterken.
  • De kerntaak van het onderwijs is kennisoverdracht. Nederlands en wiskunde zijn de focus en vormen de basis voor alle andere vakken.
  • We geven het vertrouwen aan onze leerkrachten. Zij moeten voldoende gesteund worden om hun taak te doen en we zetten alles op alles om de aantrekkelijkheid en het aanzien van het beroep te verbeteren.

De afgelopen bestuursperiode is onder impuls van de N-VA fundamenteel ingegrepen in ons onderwijs. Vriend en vijand moeten erkennen dat er veel is gebeurd en dat de grote onderwijstanker begint te keren. We mogen nu niet twijfelen en moeten doorzetten op het ingeslagen pad om ook rust te brengen tot op de klasvloer. De N-VA is de enige garantie op een blijvende focus op onderwijskwaliteit in het hele Vlaamse onderwijs. Andere partijen leggen de lat nog liever lager in naam van gelijke kansen of zijn de spreekbuis voor deze of gene onderwijskoepel of -zuil. Dat kunnen we niet laten gebeuren.

  • Het basisonderwijs moet ervoor zorgen dat elke leerling ook letterlijk een sterke basis krijgt aangeleerd. Daarbij focussen we op de kern: Nederlands en wiskunde, niet alleen voor die vakken op zich, maar ook omdat ze de basis vormen voor alle andere vakken.
    • Daarom wil de N-VA in het kleuteronderwijs concrete bindende minimumdoelen invoeren voor Nederlands en wiskunde.
    • We verlagen stapsgewijs de leerplichtleeftijd van vijf naar drie jaar, waarbij de vereiste aanwezigheid mee wordt opgetrokken met de leeftijd. We trekken voorzien de nodige middelen uit om dat te realiseren, door de klasgrootte werkbaar te houden voor de leerkracht en voldoende capaciteit te voorzien.
    • Het oordeel van de klassenraad wordt beslissend in de overgang van het kleuteronderwijs naar het lager onderwijs. Zo verhinderen we dat er nog kinderen met een achterstand (bijvoorbeeld inzake Nederlands) aan het lager onderwijs beginnen. Dat is zowel voor de toekomst van de kinderen zelf maar ook voor een haalbare werkdruk voor leerkrachten van het lager onderwijs belangrijk.
    • In het lager onderwijs leggen we vast dat minimum de helft van de leertijd naar wiskunde en Nederlands moet gaan.
  • Nederlands is het vak dat alle andere vakken mogelijk maakt, kansen geeft en kinderen verbindt.
    • De N-VA wil dat iedereen die later instroomt in ons onderwijs een taaltest aflegt, waarna de nodige begeleiding wordt verstrekt. Intensieve taalbaden Nederlands en zomerscholen worden structureel ondersteund met een gerichte inzet van middelen.
    • De N-VA wil de thuistaal van leerlingen zwaarder laten doorwegen in de financiering voor scholen, gelet op het belang van het Nederlands in het onderwijs, om die middelen gericht in te zetten op verwerving van Nederlands. Tevens wil de partij het engagement van de ouders ten aanzien van het Nederlands versterken.
  • Na een historische investering in de digitalisering van het Vlaamse onderwijs, zetten we de Digisprong verder.
  • Een sterk onderwijs begint bij sterke leerkrachten en dus bij sterke lerarenopleidingen.
    • Elke leerkracht wordt door de belastingbetaler betaalt. Er komen dan ook minimumdoelen voor de lerarenopleidingen, zodat een school weet wat een afgestudeerde leerkracht kan en niet kan.
    • De aantrekkelijkheid van de job als leraar willen we verder verhogen door de maatschappelijke status van het beroep verder op te waarderen. We voeren daartoe een toelatingsexamen in voor alle lerarenopleidingen, met uitzondering voor wie reeds een diploma hoger onderwijs op zak heeft. Er komt een nultolerantie tegen geweld en bedreigingen aan leerkrachten.
  • Voor de N-VA moeten leerkrachten zich kunnen focussen op hun kerntaak: lesgeven. We zijn de enige partij die durft spreken over de verantwoordelijkheid van ouders.
    • Scholen en leerkrachten kunnen niet alles alleen aan en kunnen niet elk probleem in de maatschappij oplossen. Wanneer scholen vaststellen dat kinderen geen gelijke onderwijskansen krijgen omdat hun ouders niet aan hun ouderlijke verantwoordelijkheid kunnen of willen beantwoorden, dan kunnen zij dat discreet melden aan het lokaal sociaal beleid (bijvoorbeeld onbetaalde facturen of het niet in staat zijn om in het Nederlands te communiceren met de school..) In dat geval kan het lokaal sociaal beleid voor die ouders die echt hulpbehoevend zijn ondersteuning bieden, maar even goed voor die ouders die hun verantwoordelijkheid niet willen nemen, financieel optreden. Zo laten we sociale voordelen indien nodig rechtstreeks toekomen bij de school.
    • Om de planlast verder terug te dringen, krijgen leerkrachten de autonomie om papieren/documenten die geen meerwaarde hebben voor de onderwijskwaliteit en hun functioneren, te negeren.
  • We gaan verder op de ingeslagen weg om nog meer leraren voor de klas te krijgen.
    • We maken het beroep van leerkracht nog aantrekkelijker. Na de internetvergoeding, fietsvergoeding en investering in laptops, maken we ook andere extralegale voordelen zoals fietsleasing voor leerkrachten mogelijk.
    • Een beginnende leerkracht wordt maximaal ondersteund en bouwt dienstanciënniteit op in elke school waar hij of zij werkt. Er wordt niet langer onderscheid gemaakt tussen de verschillende scholengemeenschappen, koepels en net.
    • Het aantal detacheringen vanuit het onderwijs wordt gereduceerd. In tijden van lerarentekort moeten we zo veel mogelijk mensen met een pedagogisch diploma voor de klas krijgen en houden. De maximumduur van een detachering wordt beperkt tot vijf jaar. Na vijf jaar moet men beslissen of men al dan niet terugkeert naar het onderwijs.
    • Een pedagogisch bekwaamheidsbewijs voor alle directies is vanaf bepaalde schoolgroottes niet langer vereist. Op die manier willen we ook externe profielen aantrekken binnen het onderwijs.
    • We stimuleren een degelijk HR-beleid in het onderwijs, waarbij er aandacht is voor alle fases in een onderwijscarrière van aanvang tot het einde van de loopbaan inclusief exitgesprekken met vertrekkende leerkrachten.
    • De grote verscheidenheid aan verlofstelsels in onderwijs en het opnemen van het ene verlof na het andere zorgen voor problemen inzake organiseerbaarheid en vervangingen van de school en voor extra werkdruk bij collega’s die wel aan het werk zijn. Daarom reduceren we het aantal verlofstelsels, die we beperken tot vijf jaar. Na vijf jaar moet het personeelslid kiezen om in onderwijs te blijven of niet zodat beginnende leerkrachten sneller zekerheid krijgen. We moedigen leerkrachten aan om voltijds te werken via een bonus.
    • Er komt een rechtstreeks communicatiekanaal vanuit de Vlaamse Overheid naar alle onderwijspersoneel zodat leerkrachten snel op de hoogte zijn van nieuwe ontwikkelingen en niet afhankelijk zijn van informatie vanuit koepels, net of vakbonden. Klasse wordt ingekanteld in Leerpunt en geeft enkel nog voorbeelden gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek.
  • Echte onderwijsvrijheid in functie van kwaliteit.
    • We passen artikel 24 van de Grondwet aan zodat de vrijheid van onderwijs niet langer een argument kan zijn wanneer objectief wordt vastgesteld dat de kwaliteit van onderwijs onder grote druk staat. De vrijheid moet toekomen aan scholen en leerkrachten, niet aan structuren.
    • We voerden de Vlaamse Toetsen in om scholen betrouwbare informatie te geven over hun onderwijskwaliteit. Deze Vlaamse Toetsen worden uitgebreid naar zoveel mogelijk andere leergebieden. Om leerwinst nog beter in kaart te brengen, komen er ook Vlaamse toetsen in het vierde jaar van het secundair onderwijs.
    • Scholen die bij alle leerlingen maximale leerwinst bereiken én in vergelijking met gelijkaardige scholen (op basis van leerlingenkenmerken) goede resultaten boeken, krijgen meer vrijheid. Ze zullen minder worden doorgelicht en kunnen de middelen die hen via verschillende kanalen en doeleinden worden toegekend naar eigen inzichten besteden (het ontkleuren van middelen). Een goede onderwijskwaliteit leidt dus tot meer vrijheid.
    • We willen dat de inspectie niet langer goedkeuring geeft aan leerplannen die gemaakt zijn door koepels en waar naast inhoud ook allerlei visies en pedagogische opvattingen worden opgenomen. Visies en opvattingen die leerkrachten in een keurslijf dwingen of aanzetten tot eenheidsworst. We stimuleren scholen en leerkrachten om zelf met de minimumdoelen aan de slag te gaan met eigen leerplannen die wel aansluiten op hun klaspraktijk en inzichten. De inspectie controleert enkel in welke mate elke school de minimumdoelen en maximale leerwinst bereikt. We willen scholen stimuleren om veel verder te gaan dan minimumdoelen.
    • Om scholen slagkrachtiger te maken, professionaliseren we de schoolbesturen. Zo maken we het mogelijk dat schoolbestuurders met expertise een financiële vergoeding kunnen krijgen. Er komen kwaliteitscriteria en een opleiding voor deze bestuurders.
    • We grijpen het rapport van de commissie der wijzen aan als basis voor discussie over de modernisering van, de onderwijsorganisatie en het personeelsstatuut in overleg met alle partners en met onderwijskwaliteit én een aangename werkplek voor leerkrachten als doel.
    • Het budget voor nascholing, ondersteuning en pedagogische begeleiding geven we rechtstreeks aan de scholen, zodat die zelf kunnen kiezen waar ze voor expertise aankloppen.
    • We versterken de netoverschrijdende samenwerking tussen de pedagogische begeleidingsdiensten (PBD’s), netonafhankelijke Centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s), netonafhankelijke ondersteuningscentra en kwaliteitsvolle, netonafhankelijke opleidingen voor directeurs en schoolbestuurders.
    • Scholen moeten altijd kunnen genieten van een verlaagd btw-tarief.
    • Investeringen van bedrijven in scholen moeten altijd fiscaal aftrekbaar zijn.
  • Voor meer excellentie.
    • We moedigen scholen aan om veel verder te gaan dan de minimumdoelen. Voor secundaire scholen moeten naast de Vlaamse Toetsen ook zaken zoals doorstroom naar en in het hoger onderwijs en kansen op de arbeidsmarkt duidelijkheid geven over de output van een school.
    • We breiden olympiades van zowel algemene als praktische vorming uit en veel ruimer bekend worden gemaakt en bijkomend worden ondersteund door de overheid. Deelnemers, zowel leerlingen als scholen, kunnen dan met de terugkoppeling aan de slag. Omdat er niets mis is met mooie, goede prestaties op dergelijke algemene en praktische olympiades, krijgen leerlingen en scholen daarvoor ook voldoende waardering.
    • De focus bij het beroeps- en technisch secundair onderwijs is een goede aansluiting op de arbeidsmarkt of de aansluitende vervolgopleidingen. We pleiten voor een evenwicht tussen kennis en praktijk waarbij vakbekwaamheid centraal staat. Om deze opleidingen aantrekkelijk, toekomstgericht en innovatief professioneel te ontwikkelen, zetten we verder in op aangepaste infrastructuur met fiscaal gunstige systemen voor bedrijven en scholen.
    • Aan de zes erkenningscriteria voor voorlopige erkenning van een nieuwe school worden extra criteria toegevoegd, minstens inzake de vereisten van de bestuurders en herkomst van financieringsstromen.
    • We behouden de grondwettelijke verplichting om levensbeschouwing of niet-confessionele zedenleer in de officiële scholen aan te bieden.
      • Voor de organiseerbaarheid van het onderwijs ingericht door steden, gemeenten, provincies en het Gemeenschapsonderwijs voorzien we wel in een minimum aantal vragende ouders alvorens een school verplicht wordt om een specifieke levensbeschouwing of niet-confessionele zedenleer aan te bieden.
      • We maken deze verplichting voor alle scholen haalbaarder door van minimum twee naar minimum één uur levensbeschouwing te gaan voor scholen die dat wensen. We maken het mogelijk dat scholen deze uren clusteren in functie van de organiseerbaarheid.
    • We trekken het taalniveau voor nieuwkomers die de taalcursus NT2 volgen op en gaan ook daar voor een stevige basiskennis van het Nederlands om volop mee te draaien in onze maatschappij.
  • Voor meer leersteun en een volwaardig buitengewoon onderwijs
    • Met het leersteundecreet is een nieuwe weg ingeslagen. We blijven onderzoeken en bijsturen waar nodig.
    • Voor de N-VA geldt nog steeds ‘gewoon onderwijs als het kan, buitengewoon onderwijs als het beter is’.
      • Daarbij moeten we ook durven kijken naar de verschillende types en onderwijsvormen
      • Samen met De Lijn, ouders, scholen en kinderopvang wordt het leerlingenvervoer buitengewoon onderwijs tegen het licht gehouden om een systeem uit te werken waarbij de kinderen minder lang op de bus zitten. We bouwen daarbij verder op de goede praktijken uit de pilootprojecten.
    • De N-VA wil knopen doorhakken voor een doortastend inschrijvingsdecreet buitengewoon onderwijs met een passend systeem of platform, aangepast aan noden van leerlingen en scholen.
  • Hoger onderwijs
    • De N-VA wil een herziening van de financiering van het hoger onderwijs. Daarbij bekijken wij bijvoorbeeld ook de financiering van buitenlandse studenten aan Vlaamse instellingen hoger onderwijs.
    • In samenwerking met de hoger onderwijsinstellingen is het nodig om de studieoriëntering te blijven verfijnen en optimaliseren, onder meer door een uitbreiding van starttoetsen om studieduurverlenging en ongekwalificeerde uitstroom tegen te gaan.
    • In samenwerking met de universiteiten, de hogescholen, het werkveld en het maatschappelijk veld werken we een nieuw programmatiemodel uit. Enerzijds wensen we dat de toekomstige aanvraagprocedures vlotter verlopen met minder planlast, anderzijds is een meer lange termijnplanning en visie op basis van maatschappelijke noden en noden van de arbeidsmarkt wenselijk. Op die manier kunnen we in Vlaanderen blijven genieten van een hedendaags en efficiënt opleidingsaanbod. De focus komt hierbij te liggen op rationele spreiding van het aanbod en maximale instellingsoverstijgende samenwerking en overleg tussen de hoger onderwijsinstellingen en het afnemend veld.
    • We voorzien in een infrastructuurinvestering om onderwijsgebouwen technologisch en duurzaam te maken. Multifunctionele inzet van de gebouwen wordt een van de vereisten om aanspraak te maken op die investeringsmiddelen.
    • De N-VA vindt het voor de democratisering van het hoger onderwijs belangrijk dat het Nederlands als onderwijstaal in het hoger onderwijs maximaal wordt bewaakt.
  • En verder…
    • Ook in het deeltijds kunstonderwijs streven we naar excellentie. We passen het decreet DKO aan naar aanleiding van de evaluatie van het decreet die in april 2024 afloopt. We blijven de kruisbestuiving tussen het leerplichtonderwijs en DKO stimuleren. In het DKO moet bijzondere aandacht uitgaan naar de planlast die academies momenteel ervaren.
    • We zetten de inspanningen inzake onderwijsinfrastructuur onverminderd verder op basis van de resultaten van de nieuwe capaciteitsmonitor. Multifunctionaliteit en duurzaamheid blijven belangrijke aandachtspunten. We zorgen voor een veilige leer-en werkomgeving zodat personeel en leerlingen zich kunnen concentreren op de lessen.
    • De versnippering aan initiatieven rond vroegtijdig schoolverlaten pakken we verder aan.
    • De centra voor volwassenenonderwijs zetten prioritair in op cursussen Nederlands en diplomagerichte opleidingen die cursisten toeleiden naar een diploma secundair onderwijs. Andere opleidingen worden geëvalueerd op civiel effect.

11. EEN VEILIG VLAANDEREN

  • De voorbije regeerperiode zal op het vlak van veiligheid de geschiedenis ingaan als een vijfjarige periode van complete stilstand. Veiligheid was geen prioriteit, het was zelfs geen agendapunt.
  • Alle prangende problematieken die er al waren aan het begin van deze regeerperiode komen allemaal opnieuw aan bod in het programma van de PS. Opnieuw is er sprake van plannen, studies, extra organen, een enorme hoeveelheid extra middelen en extra personeel. Veel plannen, weinig financiële onderbouwing, geen concrete daden.

Wij willen een proactief veiligheidsbeleid waarbij de reeds beschikbare mensen en middelen op een efficiënte en doordachte manier worden ingezet en waar nodig worden verhoogd en gemoderniseerd. Dit op basis van een échte goed georganiseerde veiligheidscultuur waarin degelijke werkomstandigheden, een duidelijke taak- en bevoegdheidsverdeling en respect en waardering voor onze hulp- en veiligheidsdiensten centraal staan.

De tijd van oeverloze ronde tafels, Staten-Generaal en werkgroepen is voorbij. De veiligheid van onze burgers staat op het spel. Het is tijd voor daden, tijd om de échte veiligheidscultuur die onder de Zweedse regering geïnstalleerd werd eindelijk verder te zetten. Veiligheid is een basisrecht. Het is dan ook dé kerntaak van de overheid om ervoor te zorgen dat élke burger zich te allen tijde veilig en beschermd voelt. Want enkel waar en wanneer veiligheid gegarandeerd wordt, kunnen burgers ongestoord genieten van hun andere fundamentele rechten en vrijheden.

Onze burgers hebben recht op efficiënte, goed georganiseerde en moderne politie-, veiligheids- en inlichtingendiensten die niet alleen vandaag maar ook in de toekomst hun vrijheid en veiligheid kunnen en zullen blijven waarborgen.

We maken dan ook komaf met het louter reactieve veiligheidsbeleid en kiezen opnieuw resoluut voor een doortastende, strategische en vooral proactieve aanpak. We zorgen voor de installatie van een échte veiligheidscultuur waarbij aandacht wordt besteed aan het volledige veiligheidsspectrum, van lokaal tot internationaal en van preventie tot bestraffing en nazorg. De veiligheid van onze burgers, onze kinderen en kleinkinderen vereist een permanente alertheid en zal voor de N-VA dan ook altijd met stip bovenaan de agenda (blijven) staan.

11.1 POLITIE

Elke dag opnieuw zijn duizenden politiemensen in de weer om ons te beschermen en om onze veiligheid te garanderen. Ze bestrijden overlast, geweld en criminaliteit en dit vaak met risico/gevaar voor hun eigen veiligheid en zelfs voor hun eigen leven. Deze mensen verdienen ons respect. Ondanks de enorme inspanningen die zij dag in dag uit leveren, worden we nog steeds te vaak teleurgesteld in de terechte verwachtingen die wij in hen stellen. Dat is echter zelden te wijten aan de politiemensen zelf maar wel aan de gebrekkige organisatie waarbinnen zij moeten functioneren, het tekort aan innovatieve middelen waarmee zij hun steeds complexer wordende taken moeten uitvoeren, de enorme verscheidenheid aan taken die zij bij gebrek aan andere uitvoerders er maar telkens weer moeten bijnemen, enzovoort.

  • Een politie die zich focust op haar kerntaken
    • We zetten het kerntakendebat terug op de agenda en zorgen ervoor dat de resultaten ervan deze keer ook effectief verder geïmplementeerd worden. We maken komaf met de starre structuren die binnen de politie nog steeds bestaan waardoor de noodzakelijke overheveling van bepaalde taken zowel binnen de politiediensten zelfs als naar andere actoren wordt bemoeilijkt.
    • De uiteindelijke taakverdeling baseren we op de principes van wederzijds respect, vertrouwen, gelijkwaardigheid en transparantie en heeft als uitgangspunt dat het gebruik van dwang en proportioneel geweld uitsluitend toekomt aan onze politiediensten.
    • Het garanderen van onze veiligheid is niet langer een individuele bevoegdheid van de politiediensten maar wel een collectieve ambitie waarbij alle actoren binnen onze veiligheidsketen hun verantwoordelijkheden moeten (kunnen) opnemen. We blijven daarom verder inzetten op het verdiepen en vereenvoudigen van de samenwerking tussen zowel de overheidsdiensten, de private bedrijven, de kennisinstellingen als de burgers en maken komaf met de negatieve perceptie die er nog steeds heerst ten aanzien van de samenwerking tussen politie en private (bewakings)diensten. De krapte op de arbeidsmarkt blijft aanhouden/zal blijven aanhouden en dat terwijl de uitdagingen op het vlak van veiligheid enkel maar zullen toenemen/ nog nooit zo groot zijn geweest. Onze politie kan en zal naar de toekomst toe voor bepaalde taken dan ook alle hulp kunnen gebruiken. De N-VA blijft er dan ook voorstander van om zoveel mogelijk oneigenlijke politietaken zoals het verlenen van advies inzake inbraakpreventie, de controle van conformiteit van voetbalstations, het verlenen van advies inzake verkeerseducatie enzovoort te laten uitvoeren door private (bewakings)diensten.
    • Om deze samenwerkingen te doen slagen zijn concrete en duidelijke afspraken inzake gegevensuitwisseling essentieel. We vereenvoudigen dan ook de formaliteiten voor het uitwisselen van informatie tussen politiediensten onderling en tussen politiediensten en externe diensten (met handhavingsbevoegdheden) door het sluiten van een intergouvernementele kaderovereenkomst die de beginselen van de wet op de gegevensbescherming respecteert, maar de administratieve lasten voor de respectieve diensten tot een strikt minimum beperkt.
  • We blijven de fusie of samenvoeging van politiezones promoten: samenwerking en informatiedeling is essentieel
    • Om in de toekomst beter het hoofd te kunnen bieden aan de enorme veiligheidsuitdagingen en maatschappelijke veranderingen waar we momenteel al mee geconfronteerd worden, zullen we moeten blijven investeren in een betere en efficiëntere werking, in voldoende gespecialiseerd personeel, in een nabije en eenvoudig bereikbare politie en in de beschikbaarheid van de meest innovatieve technologieën en middelen voor onze politie- en veiligheidsdiensten.
    • We creëren draagvlak bij lokale besturen en maken het aantrekkelijk om de noodzakelijke stap te zetten naar grotere en performantere politiezones waardoor men efficiënter en menselijker zal kunnen omspringen met personeel en middelen zonder hierbij afbreuk te doen aan de lokale verankering en de gemeentelijke autonomie. We zetten een fusiebeweging in gang waarbij we focussen op een centralisatie van de bevoegdheden en een efficiënte proactieve samenwerking.
    • We zorgen ervoor dat deze fusie zo goed als mogelijk samenvalt met de regiovorming of de veiligheidsregio’s.
    • De nadruk ligt daarbij niet alleen op efficiëntie, rationalisering en financiële transparantie maar ook op het aanbieden van nabije, betere en gelijkwaardige kwaliteitsvolle politiezorg. De middelen die dankzij deze efficiëntieoefening zullen vrijkomen, investeren we opnieuw in ons veiligheidsbeleid.
    • We merken een verschuiving van zichtbare criminaliteit (diefstallen, vandalisme, geweld, ….) naar onzichtbare criminaliteit (cybercrime, ondermijnende criminaliteit, ….). Om deze verschuiving op een duurzame wijze aan te pakken moeten lokale zones zich dan ook kunnen specialiseren. Met een fusie van lokale politiezones creëer je eenheid van commando, kun je een eenvormig beleid voeren en kun je specialisaties doorvoeren in zowel de operationele werking als de werking achter de schermen. Vanuit de federale politie komt er een joint cybercenter, een gemeenschappelijk operationeel kennis- en expertisecentrum, om te komen tot een efficiënte, kwaliteitsvolle, geïntegreerde en gecoördineerde aanpak van cybercriminaliteit en optimale verwerking en exploitatie van cyberinformatie.
  • Financiering politie
    • Het basisconcept van de geïntegreerde politie op twee niveaus, kan na het uitvoeren van enkele noodzakelijke structurele hervormingen behouden blijven. We focussen hierbij opnieuw op de doelstelling die reeds bij de politiehervorming in 1998 vooropgesteld werd: iedere burger heeft recht op een gelijkwaardige minimale dienstverlening door de politie. We defederaliseren de lokale politie zodat we een Vlaams aangestuurde lokale politie creëren. De structuur van de federale politie wordt grondig hervormd om er een goedwerkend, efficiënt bedrijf van te maken in plaats van de huidige logge, bureaucratische, hiërarchische structuur.
    • We maken daarom eindelijk werk van een flexibele en transparante financiering van de lokale politiezones. Bij de invoering van dit financieringsmodel streven we naar een haalbare en verantwoorde verdeelsleutel die indien nodig kan bijgestuurd worden. We zorgen dat er gewerkt wordt met parameters die overeenkomen met de realiteit waarin onze politiemensen moeten werken. Hetzelfde gebeurt voor de federale gerechtelijke politie met bijzondere aandacht voor de verdeling van de middelen over de verschillende gerechtelijke arrondissementen heen.
    • Onze politiediensten hebben nood aan moderne ICT-middelen, veilige persoonlijke uitrusting, voldoende moderne voertuigen, voldoende uniformen, accurate communicatietools, aangepaste wapens en genoeg ander gespecialiseerd materieel. Deze investeringen kunnen enkel gerealiseerd worden door het tot stand brengen van een evenwichtigere verdeling tussen enerzijds personeelsmiddelen en anderzijds investerings- en werkingsmiddelen. We nemen een voorbeeld aan onze Nederlandse collega’s en stellen een verdeling voorop van 75 procent personeelsmiddelen en 25 procent investerings- en werkingsmiddelen.
    • Het is voor ons onaanvaardbaar dat de federale politie niet in staat is om tijdig haar facturen te betalen. We voeren daarom net zoals bij Defensie het ‘enveloppeprincipe’ in. Daarmee vervallen de belemmerende tussenschotten tussen personeels-, werkings- en investeringskredieten en kan de federale politie krediet-overschotten gebruiken om (on)verwachte kosten te dekken binnen datzelfde boekingsjaar.
    • We moeten de slagkracht van deze gespecialiseerde eenheden van de federale politie dan ook verhogen door komaf te maken met het huidige tekort aan capaciteit en middelen.
  • De politie als aantrekkelijke werkgever
    • We kiezen voor een transparant, performant en modern rekruterings- en selectietraject dat maximum 90 dagen in beslag neemt en waarbij lokale zones ook zelf kunnen rekruteren.
    • De focus wordt niet langer alleen gevestigd op het aanwerven van generalisten. Er wordt ook bijzondere aandacht gegeven aan het actief rekruteren van specifieke profielen zoals financiële experten en cybercrime-specialisten.
    • Door de digitale noodzaak moeten we op een creatieve manier leren kijken naar het aanwerven van gespecialiseerde profielen. We onderzoeken naar voorbeeld van onze Nederlandse buren de mogelijkheid inzake het aanwerven van cybervrijwilligers of flexwerkers bij de politie. Deze aanwervingen kunnen uiteraard enkel plaatsvinden na de noodzakelijke voorafgaande screenings en (verkorte) opleidingen. Zij zullen ingezet worden voor specifiek omschreven taken en dit gedurende bepaalde vastgelegde periodes.
    • We maken van onze politie opnieuw een aantrekkelijke en betrouwbare werkgever door het voeren van een flexibel personeelsbeleid waarin competenties, talenten en integer gedrag centraal staan. Tijdens de selectie van nieuwe rekruten moet er meer gescreend worden op en aandacht besteed worden aan de integriteit en de houding van kandidaten. We investeren zo op de aanwezigheid van de noodzakelijke basishouding van starters waarbij men kalm, waardig en integer de straat op gaat.
    • De toegenomen werkdruk van eerstelijnsinspecteurs moet worden onderzocht en waar nodig geremedieerd. We moeten de ernst van de complexiteit erkennen en investeren in de zorg en begeleiding van deze personeelsleden.
    • We zetten in op een systeem van functionele verloning waarbij we komaf maken met een verloning die louter gebaseerd is op de graad maar die ook rekening houdt met de competenties en de verantwoordelijkheden van de politiemensen.
  • Nabijheid van de politie
    • De wijk vormt de spil binnen ons veiligheidsbeleid en blijft dan ook een belangrijke draaischijf van informatie. We zetten dan ook in op een versterking van de wijkpolitie en onderzoeken het invoeren van digitale wijkagenten naar voorbeeld van onze Nederlandse noorderburen. De wereld van onze jongeren speelt zich immers niet meer alleen af in de fysieke wereld maar ook en dit steeds meer op het internet. Het is dan ook essentieel dat de wijkpolitie ook in deze onlinewereld aanwezig is om zo haar voeling met onze maatschappij en voornamelijk onze jongeren te behouden/te versterken.
  • Het politieonderwijs: We maken komaf met een politieopleiding die is blijven steken in het verleden en kiezen resoluut voor uniformiteit, kwaliteit en transparantie:
    • We zetten, naar het voorbeeld van Defensie, volop in op een modulaire politieopleiding waarin ruimschoots aandacht wordt besteed aan taalvaardigheid, de kennis van maatschappelijke problemen en oplossingsgericht denken.
    • We zorgen voor een maximale integratie van de politieopleiding in het reguliere onderwijs door het invoeren van een Bachelor- en Masterstructuur. Tijdens de Bachelor wordt er een brede basisopleiding aangeboden waarbij het lessenpakket bestaat uit eenzelfde kerncurriculum zodat we ook in de toekomst nog steeds beroep zullen kunnen doen op een grote groep generalisten die multiinzetbaar zijn en waardoor een overstap tussen de basisfunctionaliteiten mogelijk en aantrekkelijk wordt.
    • Daarnaast werken we met gerichte modulaire Mastertrajecten in functie van de meer gespecialiseerde loopbaanperspectieven van elk politiemedewerker.
    • We zetten in op een efficiënte en degelijke samenwerking tussen enerzijds de bestaande politiescholen onderling en anderzijds tussen de politiescholen en hogescholen.
    • We maken werk van een professioneel loopbaanbeheer voor onze politiemensen zodat zij zich doorheen het hele verloop van hun loonbaan kunnen blijven bijscholen. We investeren dan ook in een uitgebreid aanbod van zowel digitale als fysieke voorgezette opleidingen voor alle politieambtenaren en voor het CALog-personeel.
  • Focus bewaren op klassieke criminaliteit
    • We verliezen de ‘klassieke’ criminaliteit zoals geweldsdelicten, intrafamiliaal geweld, seksueel geweld, drugsdelicten en mensenhandel nooit uit het oog. Deze vormen van criminaliteit zullen altijd onze prioritaire aandacht krijgen.
  • Inzetten op burgerzin
    • We betrekken de burger meer in het veiligheids-en crisisbeleid. Om burgerzin te stimuleren, moedigen we lokale besturen aan om hun inwoners uit te nodigen lid te worden van een lokaal vrijwilligerskorps. Leden van dit korps worden voldoende opgeleid om ter ondersteuning van de hulpdiensten, de hen toegewezen taken degelijk te kunnen uitvoeren. Op die manier kunnen inwoners van steden en gemeenten hulpdiensten bijvoorbeeld bijstaan in noodsituaties zoals tijdens overstromingen of acute crisissituaties.
    • Wij blijven inwoners ook extra stimuleren om Buurt Informatie Netwerken op te richten en er actief aan te blijven participeren.
    • We onderzoeken hoe we op termijn het vrijwilligerskorps kunnen uitbreiden tot een vrijwillig maatschappelijk engagement waarin jongvolwassenen gedurende een bepaalde periode het algemeen belang dienen. Afhankelijk van ieders talenten kan dit ingevuld worden met een bijdrage in sectoren zoals zorg voor ouderen, politie, brandweer, ambulance of defensie. Door deze jonge mensen te laten kennismaken met een van deze domeinen hopen we hen te kunnen overtuigen om in de toekomst een baan uit te oefenen in een van deze sectoren die essentieel zijn voor onze samenleving.
  • Internationale samenwerking:
    • De bestaande structurele samenwerkingen met internationale partners moeten we onderhouden en versterken, zowel bilateraal als multilateraal (Europol, Interpol, …).
    • Ook het netwerk van onze verbindingsofficieren in het buitenland moeten we onderhouden en versterken waar nodig. We stappen af van het rigide systeem waarbij enkel operationele medewerkers met de graad van hoofdcommissaris zich kandidaat kunnen stellen voor deze functie.
    • We zijn voorstander van het over de grenzen heen snel en ad hoc kunnen samenstellen van Joint Investigation Teams en Joint Intelligence Teams (JIT’s), ook JIT’s die de politie overstijgen, met inbreng van externe expertise.

11.2 DE STRIJD TEGEN TERRORISME

  • De terreurdreiging is (nog steeds) reëel
    • Terreur veronderstelt een overkoepelende aanpak. We onderzoeken dan ook de mogelijkheid tot het oprichten van een Nationaal Anti-Terreur Centrum waarin alle expertise omtrent het preventief en repressief optreden ten aanzien van alle vormen van terreur wordt samengebracht.
    • Om optimale informatievergaring en -doorstroming te kunnen garanderen maken we eindelijk prioritair werk van de ontwikkeling van een Kruispuntbank Veiligheid waarin de gegevens van alle bestaande databanken op logische wijze met elkaar worden gelinkt en waarvoor de basis al door de N-VA onder de Zweedse regering werd gelegd.
    • Bij het verder uitwerken van deze informatiedoorstroming inclusief de oprichting van deze Kruispuntbank Veiligheid, zullen we er steeds op toezien dat de privacy van onze burgers gewaarborgd wordt en hun persoonsgegevens bijgevolg adequaat beschermd zullen worden. De zoektocht naar veiligheid mag immers niet haaks staan op de privacy van de/onze mensen.
    • Opdat deze Kruispuntbank ook effectief in de praktijk op een degelijke en correcte manier kan gebruikt worden, zorgen we ervoor dat er net zoals bij onze Nederlandse buren een wettelijke basis komt ter ondersteuning ervan door de invoering van een Wet Politiegegevens. In deze wet worden de rechten en plichten van zowel de politie als van de burger inzake het verwerken van politiegegevens geregeld. Zo vermijden we in de toekomst situaties waarbij alle informatie wel beschikbaar is maar het niet duidelijk is wie bevoegd of verantwoordelijk is om de beschikbare informatie te verwerken en te gebruiken.
    • Ook de dreiging ten aanzien van de Joodse instellingen in ons land is niet afgenomen. We blijven dan ook pleiten voor de structurele beschikbaarheid van voldoende middelen om deze effectieve dreiging het hoofd te kunnen bieden. Deze middelen worden ingezet ter financiering van voldoende veiligheidspersoneel dat bij de uitoefening van deze permanente beveiligingsopdracht dient te beschikken over voldoende adequate uitrusting en moderne wapens.
  • Vlaams preventiebeleid radicalisme en extremisme, de slachtoffers centraal:
    • We blijven experten en psychologen rekruteren en opleiden om de interne expertise binnen het Vlaams agentschap voor Justitie en Handhaving sterk uit te bouwen en nog te verbreden om zo tot een multidisciplinaire aanpak van radicalisering te komen.
    • Bovendien hebben we deze legislatuur onze Vlaamse bevoegdheid rond radicalisering kunnen uitbreiden naar onze Vlaamse gevangenissen. Hierdoor worden onze justitieassistenten al tijdens de detentieperiode betrokken bij de voorbereiding van de reclassering van geradicaliseerde gedetineerden. We zorgen ervoor dat de burgemeester van het lokale bestuur waar de geradicaliseerde gedetineerde uiteindelijk zal terechtkomen in kennis wordt gesteld en betrokken wordt in het casusoverleg rond de geradicaliseerde in de gevangenis.
    • We zijn er ons in Vlaanderen al geruime tijd van bewust dat informatie-uitwisseling tussen de verschillende diensten van cruciaal belang is in het kader van het voorkomen en bestrijden van radicalisering en bijgevolg het voorkomen van terroristische aanslagen. We blijven dan ook alle informatie over het verloop van daderbegeleidingen inzake radicalisering overmaken aan het OCAD zodat zij zich een accurater en actueler beeld kunnen vormen bij de opmaak van individuele dreigingsanalyses.
    • De bijstand van slachtoffers van terreurdaden is en blijft voor ons een absolute prioriteit. We zorgen er dan ook voor dat het centraal loket voor slachtoffers van terreurdaden en grote rampen eindelijk wordt geactiveerd. Daarnaast blijven we verder investeren in voldoende justitieassistenten slachtofferonthaal en zorgen we bovendien ook voor de nodige coaching van deze justitieassistenten zodat ook zij al deze gebeurtenissen en indrukken kunnen plaatsen en verwerken.
  • Radicalisering bij jongeren in onze scholen
    • Het aanpakken van radicalisering begint bij onze jongeren in onze scholen. Op Vlaams niveau nemen we al geruime tijd preventieve maatregelen in ons onderwijs, in het jeugdwerk, in de sportclubs en in onze lokale besturen om radicalisering actief op te sporen en tegen te gaan. Dat zullen we naar de toekomst toe blijven doen. We kunnen en zullen immers niet lijdzaam toekijken wanneer onze basiswaarden zoals vrijheid, zelfrespect en sociale orde in vraag worden gesteld of grofweg van tafel worden geveegd.
  • Aanpak terroristen – nationaliteit en berechting:
    • In het belang van onze nationale veiligheid is het noodzakelijk dat terroristische strijders niet naar ons land kunnen terugkeren en dat zij automatisch de nationaliteit van hier verliezen.
    • Wij pleiten voor een berechting in het land waar de delicten begaan zijn. Hiervoor zetten we in op digitale middelen, zodat bijvoorbeeld zittingsdagen via videoverbinding kunnen plaatsvinden. Indien deze plaatselijke berechting niet mogelijk is, pleiten we ervoor dat terroristen hier enkel nog berecht kunnen worden voor een rechtbank met beroepsrechters.
    • We onderzoeken de mogelijkheid tot het opstellen van een Europese zwarte lijst met extremistische predikers die Europa niet meer binnen mogen.
    • Terroristen die na het uitzitten van hun volledige straf zouden vrijkomen, dienen ter beschikking gesteld te worden voor een levenslang toezicht. Deze terbeschikkingstelling moet verplicht uitgesproken worden bij elke veroordeling wegens terroristische misdrijven.
    • Ook nieuwe vormen van terreur zoals ecoterreur, waarbij private of publieke eigendom vernield of gesaboteerd wordt, pakken we kordater aan met hogere effectieve straffen en vervolging.
    • We blijven alles op alles zetten om de geldstromen droog te leggen die terrorisme en radicaalislamitische propaganda financieren.
  • Vergoeding van de slachtoffers van terreurdaden: oprichting van een garantiefonds voor de slachtoffers van terrorisme
    • Het is onaanvaardbaar dat een groot deel van slachtoffers van de terreuraanslagen die ondertussen al zeven jaar geleden hebben plaatsgevonden nog steeds geen volledige vergoeding hebben gekregen en dit ondanks een unanieme stemming in de Kamer waarbij werd beslist om een fonds op te richten dat exact hiervoor zou gebruikt worden.
    • Wij zullen dan ook niet accepteren dat er miljoenen geïnvesteerd worden in het terughalen van IS-adepten terwijl net de slachtoffers van de terreurdaden die door zulke adepten gepleegd worden al jaren in de kou blijven staan.
    • We maken dan ook eindelijk prioritair werk van de oprichting van een garantiefonds voor de slachtoffers van terrorisme zodat alle mensen die al slachtoffer zijn geworden van een terreurdaad of in de toekomst nog slachtoffer zullen worden van mogelijke terreurdaden op een snelle, efficiënte en respectvolle manier vergoed worden voor alle door hen geleden schade.
    • Dit garantiefonds vervangt het huidige systeem van subsidiaire hulp en zorgt ervoor dat slachtoffers binnen de kortst mogelijke tijd hun schade vergoed krijgen. Het is dan achteraf aan de overheid om deze gelden te recupereren bij de verzekeringsmaatschappijen.

11.3 DE STRIJD TEGEN GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT

De drugsproblematiek is niet alleen een Antwerps of Brussels probleem, maar ook een nationaal, Europees en internationaal probleem. Het is dan ook een collectieve verantwoordelijkheid om de strijd tegen drugs en de daarmee gepaard gaande ondermijnende criminaliteit écht serieus te nemen en prioritair en structureel op de politieke agenda te zetten door onder meer onze politie-, veiligheids- en douanediensten de nodige personeels- en werkingsmiddelen te geven die zij nodig hebben om deze strijd écht te kunnen aangaan.

  • De strijd tegen drugs
    • We moeten alle nuttige actoren in onze strijd betrekken en richten daarom naar Amerikaans voorbeeld (DEA) een gespecialiseerd drugsagentschap op, waarin onder meer justitie, politie en financiën geïntegreerd worden.
    • We zijn ook voorstander van een Joint Intelligence- en Investigation-aanpak, die gevoerd wordt in samenwerking met Europese en internationale partners.
    • De havens van Antwerpen-Brugge, Rotterdam en Hamburg richten een formeel havenveiligheidsnetwerk op dat periodiek samenkomt. Dat gebeurt in eerste instantie tussen de steden en havenbedrijven, maar uiteraard ook met vertegenwoordigersgroepen en private bedrijven. Dat netwerk neemt zelf initiatieven, en spreekt de juiste niveaus aan om initiatieven te nemen die buiten haar bevoegdheden vallen.
    • We moeten fors investeren in de beveiliging van onze havengebieden. We nemen hiervoor alle noodzakelijke fysieke en technologische maatregelen (bijvoorbeeld door het gebruik van drones) en zorgen voor een verhoging van het toezicht.
    • We zetten in op 100 procent-controle van alle risico-containers in onze havens. Enkel zo vergroten we de pakkans en kunnen we ervoor zorgen dat onze havens minder aantrekkelijk worden voor deze criminelen.
    • We moeten de criminele geldstromen effectief verstoren en terugdringen door drugshandelaars te blijven treffen waar het hen het meeste pijn doet: in hun portemonnee. We blijven dan ook focussen op de recuperatie van criminele vermogens (‘follow the money’) ook in het buitenland. We doen dit van bij het begin van het strafrechtelijk onderzoek zodat criminelen zich in de loop van het onderzoek niet onvermogend kunnen maken.
    • We zorgen ervoor dat er zich in Vlaanderen geen verplaatsingseffect voordoet (bijvoorbeeld van Antwerpen naar Limburg) zoals dit zich al heeft voorgedaan van Rotterdam naar Antwerpen. We zetten dan ook van bij het begin in op het voorzien van voldoende veiligheidsmaatregelen en personeel om deze maatregelen te handhaven voor bijvoorbeeld de havenfaciliteit die in 2025 zal gebruikt worden in de haven van Limburg.
    • We blijven tijdens internationale overlegmomenten aandringen op de noodzakelijke uitbreiding en verstrenging van de havenbeveiligingscodes (ISPS-code). Daarin moeten onder meer harddrugscontroles in de bronlanden opgenomen worden en dat op straffe van een toegangsverbod tot onze havens.
    • In samenwerking met de andere belangrijkste EUhavens (Rotterdam en Hamburg) blijven we ervoor pleiten om te werken met slimme containerzegels in de strijd tegen drugs. Deze zegels worden uitgerust met technologieën zoals GPS en sensoren om actuele monitoring van containers mogelijk te maken. Daardoor kunnen bedrijven en autoriteiten gemakkelijk de locatie van containers volgen en eventuele ongeoorloofde toegang tot of manipulatie van containers detecteren. Dat moet ervoor zorgen dat alle activiteiten met een container, vanaf het inschepen tot het bereiken van de eindbestemming, automatisch worden geregistreerd. Zo kan niemand ongezien een container openen of verplaatsen.
  • Preventieve aanpak
    • We trachten het gebruik van drugs in het algemeen niet alleen te ontmoedigen door elke vorm van drugproductie en- handel te bestraffen maar ook door te blijven inzetten op een doorgedreven sensibilisering omtrent de nadelige gevolgen van druggebruik.
    • Om het debat aangaande de drugsproblematiek levendig te houden en op te treden tegen het onterechte hippe imago van drugs starten we een campagne naar het voorbeeld van het Rotterdamse stadsbestuur waarbij we aan de hand van enkele duidelijke slogans en affiches recreatieve druggebruikers wijzen op de gevolgen van hun consumptie (“Jouw lijntje, zijn liquidatie” – “Er hangt bloed aan jouw pil”).
  • Aanpak op het lokale niveau
    • Omdat we ook op het lokale niveau sterk moeten kunnen blijven inzetten op een actieve bestrijding van en controle op drugsproductie, -verkoop en -gebruik passen we de recent ingevoerde Wet Bestuurlijke Handhaving aan zodat deze eindelijk echt uitwerking mogelijk maakt van de doelstellingen die we initieel met deze wet voor ogen hadden, namelijk lokale besturen in alle vertrouwen de mogelijkheid bieden om via een doortastende en preventieve aanpak te verhinderen dat de ondermijnende criminaliteit zich nestelt in de lokale reguliere economie. Het snel en op structurele wijze kunnen wegsnijden van malafide uitbatingen is daarbij voor ons de cruciale toets.
    • Deze verregaande infiltratie in de wereld van de georganiseerde criminaliteit vraagt om een aanpak op maat en dat zowel in stedelijke als niet-stedelijke context.
  • De oprichting van een drugsfonds ter financiering van het beleid en de negatieve gevolgen voor het milieu
    • We richten een drugsfonds op waarbij we een deel van de financiële middelen die in beslag genomen worden uit het drugscircuit inzetten voor de preventie en begeleiding van slachtoffers van drugscriminaliteit, voor de financiering van onze repressieve maatregelen in de strijd tegen drugs en voor de sanering van de gebieden waar de chemische restproducten van drugslabo’s werden gedumpt. Zo zullen voortaan de drugsveroordeelden zelf (groten)deels instaan voor zowel het repressieve als het preventieve luik van ons beleid als voor de opruimingskosten van illegaal gedumpt drugsafval.

11.4 BRANDWEER - CIVIELE BESCHERMING - NOODCENTRALES

  • Personeelsbeleid en rekrutering
    • We maken werk van een aangepast en modern personeelsbeleid voor zowel beroepspersoneelsleden als vrijwilligers als voor het administratief- en technisch brandweerpersoneel door onder meer een vlotte overgang van vrijwilliger naar beroeps- of administratief personeel en omgekeerd mogelijk te maken als de zone daar nood aan heeft of als het personeelslid daar de geschikte capaciteiten voor heeft.
    • Brandweerlieden moeten niet alleen binnen hun hulpverleningszones bepaalde andere rollen kunnen opnemen. We moeten ook zorgen voor een betere mobiliteit tussen de zones onderling. Dat zal ervoor zorgen dat de hulpverleningszones zich flexibeler en efficiënter kunnen organiseren.
    • We zorgen ervoor dat er ook eenvoudig lokaal kan gerekruteerd worden. De brandweer is lokaal ingebed. Hoe dichter de selectieprocedure aansluit bij die lokale context, hoe beter ze daarop kan inspelen. Door het opstellen van een geschiktheidsattest met specifieke verantwoordelijkheden voor elke functie kan de aanwervingsprocedure vervolgens ook perfect lokaal gebeuren.
  • Basisopleiding en levenslang leren
    • Het brandweeronderwijs is aan hervorming toe. Bij deze hervorming zorgen we ervoor dat de hulpverleningszones structureel inspraak krijgen in het aanbod van de brandweerscholen.
    • We moeten ervoor zorgen dat ook onze brandweerlieden na het volgen van een kwalitatieve basisopleiding hun kennis en vaardigheden kunnen blijven bijspijkeren door het volgen van vervolgopleidingen die aangepast zijn aan de lokale risico’s.
    • Deze vervolgopleidingen moeten aangepast zijn aan de functie die de brandweerlieden gaan invullen én moeten zoveel mogelijk lokaal georganiseerd worden.
  • Vrijwilligers bij de brandweer
    • De vele vrijwillige brandweerlieden zijn essentieel om de operationele capaciteit en de unieke mobilisatiekracht van de brandweer in de toekomst te kunnen blijven garanderen. Het is meer dan ooit een uitdaging om voldoende en geschikte kandidaten te blijven vinden en deze dan ook te behouden.
    • We zorgen ervoor dat het statuut van de vrijwillige brandweerman aantrekkelijker wordt door onder meer te voorzien in fiscale voordelen voor werkgevers die brandweervrijwilligers tijdens hun diensturen op interventie laten vertrekken.
  • Financiering van de brandweer
    • Een goed functionerende brandweer moet op een duurzame en efficiënte manier gefinancierd worden. We vinden het dan ook belangrijk dat deze financiering mee evolueert met de uitbreiding van het steeds complexer wordende takenpakket van onze brandweerdiensten.
    • We zorgen voor een meer evenwichtige verdeling tussen financieringsbijdrage van de federale overheid en deze van de lokale besturen.
  • Data-analyse – naar een proactieve en preventieve brandweer
    • We moeten inzetten op de omslag van een reactieve naar een proactieve en preventieve brandweer die maximaal gebruik maakt van nieuwe technologieën. Onze brandweer mag deze trein niet missen.
    • Het verbeteren van de brandveiligheid maar ook van het preventie- en repressiebeleid kan pas gerealiseerd worden wanneer we voldoende kennis hebben van de kans, de omstandigheden en de effecten van brand.
    • Net zoals Nederland zorgen we voor de ontwikkeling van een methodiek om trends te ontwaren en om brandpreventie gerichter te kunnen organiseren.
    • Een Belgische Onderzoeksraad voor de Veiligheid, naar analogie van de Onderzoeksraad die reeds bestaat in Nederland, kan op een onafhankelijke wijze incidenten onderzoeken en beleidsadviezen formuleren.
  • Noodcentrales 112
    • De essentiële continue bereikbaarheid kan enkel gerealiseerd worden wanneer onze noodcentrales beschikken over voldoende personeel om al deze oproepen te kunnen beantwoorden. Momenteel kampen onze noodcentrales nog steeds met een structureel personeelstekort en werken onze operatoren met verouderde apparatuur.
    • We moeten dan ook prioritair inzetten op het aanwerven van nieuwe operatoren en er tevens voor zorgen dat er alles aan gedaan wordt om het welbevinden van de reeds tewerkgestelde operatoren te verbeteren. Zo moeten we ervoor zorgen dat zij kunnen werken in aangename omstandigheden en dat zij beschikken over degelijke moderne ICT-infrastructuur.
  • De Civiele Bescherming
    • We integreren de Civiele Bescherming in onze brandweerdiensten, wat de slagkracht van de dienst (permanentie en gegarandeerde hulpverlening) zal verhogen.

12. WE HERSTELLEN HET VERTROUWEN IN JUSTITIE

  • Ondanks de belofte van de regering-De Croo om justitie sneller, menselijker en straffer te maken, kampen we met een nooit geëvenaarde gerechtelijke achterstand, een ongeziene overbevolking van de gevangenissen en een nieuwe strafwetgeving die ervoor zorgt dat straffen onder de zes maanden gewoon niet meer kunnen uitgesproken of opgelegd worden.
  • Bij uitvoering van het PS-programma waarin men onder meer pleit voor een drugsbeleid waarin de repressieve aanpak tot een minimum wordt herleid, een detentiebeleid waarin de focus ligt op de complete bepampering van gedetineerden en een strafbeleid waar mensen met een hoger inkomen zwaarder moeten worden bestraft, zullen deze prangende problemen enkel toenemen.

Wij gaan voluit voor een realistisch en krachtdadig justitieel beleid waarin alle straffen op korte termijn worden uitgesproken en ook effectief worden uitgevoerd (ook deze onder de zes maanden), er komaf wordt gemaakt met de archaïsche en dure Assisenprocedure, de war on drugs en de aanpak van georganiseerde criminaliteit opnieuw bovenaan de agenda wordt geplaatst, de buitensporige en onrealistische strafbaarstelling van ecocide uit het nieuwe Strafwetboek wordt gehaald en slachtoffers eindelijk het respect en de steun krijgen die ze verdienen.

Op het federale niveau is Justitie nog steeds een onderneming in moeilijkheden. Ondanks een verhoging van de budgetten tijdens de voorbije legislatuur is men er niet in geslaagd om zelfs de meest essentiële pijnpunten aan te pakken, laat staan weg te werken. Integendeel, de meeste prangende problematieken zijn enkel maar verergerd. De gevangenissen kampen met een nooit geziene overbevolking, de gerechtelijke achterstand is torenhoog, de strafuitvoering laat te wensen over, de digitalisering staat nog steeds niet op punt en slachtoffers blijven nog veel te vaak in de kou staan. Geen wonder dat het vertrouwen van de burgers in onze federale justitie de laatste jaren een absoluut dieptepunt heeft bereikt.

  • We maken werk van een krachtdadige en consistente strafuitvoering waardoor het gevoel van straffeloosheid verdwijnt
    • We blijven pleiten voor de invoering van een recidivemonitor met duidelijke en uniforme cijfers die wetenschappelijk worden onderbouwd.
    • Elke straf dient op korte termijn opgelegd en ook daadwerkelijk volledig uitgevoerd te worden en hoort in verhouding te staan tot de ernst van de feiten en niet, zoals vaak nu het geval is, in verhouding tot de overbevolking van de gevangenissen.
    • Modaliteiten zoals beperkte detentie, elektronisch toezicht en voorwaardelijke invrijheidsstelling zijn geen verworven rechten maar wel gunsten die pas kunnen worden toegekend als de gedetineerde de wil heeft getoond om zich te re-integreren in onze maatschappij.
    • We zetten verder in op het verstrengen van de tijdsvoorwaarden om in aanmerking te komen voor een voorwaardelijke invrijheidsstelling.
      • Elke veroordeelde dient bijgevolg minimum drie vijfde van de door de rechter opgelegde celstraf uit te zitten.
      • Bij recidivisten trekken we dit op naar drie vierde en bij recidivisten die veroordeeld worden tot de zwaarste straffen na al te zijn veroordeeld tot een criminele straf trekken we dit zelfs op naar vier vijfde.
      • Wie de voorwaarden die gekoppeld zijn aan deze invrijheidsstelling niet (strikt) naleeft, wordt opnieuw opgesloten.
    • De terbeschikkingstelling aan de strafuitvoeringsrechtbank wordt qua toepassingsgebied verder uitgebreid en wordt voor bepaalde misdrijven zoals terroristische misdrijven en feiten van kindermisbruik en/of -mishandeling qua termijn verlengd tot een levenslange terbeschikkingstelling.
    • We zetten prioritair in op een volledige automatisering inzake de overdracht van informatie tussen Justitie en de FOD Financiën zodat er eindelijk werk kan gemaakt worden van een effectieve inning van alle penale boetes, aangezien dit momenteel enkel wordt toegepast voor verkeersmisdrijven, waardoor zware criminelen nog te vaak de dans ontspringen.
  • De overbevolking van de gevangenissen wegwerken
    • Onze visie omtrent het gevangenisbeleid vertrekt vanuit het dubbele uitgangspunt waarbij de capaciteit van onze gevangenissen en alternatieve (kleinschalige) detentiemogelijkheden dient te worden aangepast aan het aantal gevangenen en niet omgekeerd en waarbij alle straffen hoe kort ook moeten uitgevoerd worden, ook deze onder de zes maanden.
    • We zorgen dan ook voor een toename van de (kleinschalige) gevangeniscapaciteit door het aanwenden van creatieve oplossingen. We voorzien in geschikte centra met begeleiding en zorg voor geïnterneerden buiten de gevangenissen, evalueren het Masterplan III gelet op de actuele omstandigheden, zorgen voor een effectieve uitvoering van de minimale dienstverlening in de gevangenissen en nemen maatregelen ter beperking van recidive.
      • Vooreerst blijven we - zolang het gevangenisbeleid nog een federale materie is - ijveren voor een meer evenwichtige spreiding van de gedetineerden in ons land zodat het zwaartepunt van de overbevolking niet langer hoofdzakelijk gedragen worden door onze Vlaamse gevangenissen. Enige solidariteit over de taalgrens heen is hier zeker op zijn plaats.
      • Daarnaast zoeken we naar een oplossing voor de meer dan 30 procent illegale gedetineerden die verblijven in onze Belgische gevangenissen. Naar Deens voorbeeld zorgen we ervoor dat er overeenkomsten worden gesloten met andere landen om daar gevangenissen te huren waar deze omvangrijke groep illegale gedetineerden in degelijke omstandigheden hun detentie kunnen uitzitten. Van daaruit worden deze gedetineerden bij strafeinde uitgewezen naar hun land van herkomst. Ook het idee van het in gebruik nemen van gevangenisboten leggen we opnieuw op tafel.
      • We blijven inzetten op een evenwichtige uitrol van afdoende beveiligde kleinschalige detentiefaciliteiten zoals detentie- en transitiehuizen aan beide zijden van de taalgrens. Een degelijke informatieverlening en een duidelijke communicatie naar de lokale besturen toe is hiervoor essentieel. Zonder een breed draagvlak zal de uitrol van deze cruciale faciliteiten immers nooit op grote schaal gerealiseerd kunnen worden.
    • Ook voor het gebrek aan voldoende gevangenispersoneel zoeken we creatieve oplossingen. We bekijken onder meer de mogelijkheid om tijdelijk privébedrijven in te schakelen om zo het personeelstekort op te vangen.
    • We moeten alle geïnterneerden uit onze klassieke gevangenissen krijgen en overbrengen naar faciliteiten waar zij een gepast zorgtraject kunnen volgen binnen een kader van veiligheid en bewaking. We maken daarom prioritair werk van het inrichten van bijkomende gespecialiseerde centra. In plaats van te berusten in de bestaande impasse waardoor de geplande bijkomende forensisch psychiatrische centra nog jaren op zich zullen laten wachten, onderzoeken we alle mogelijke alternatieve oplossingen zoals het inrichten van bijkomende centra in bestaande gevangenisgebouwen door deze grondig om te vormen, te moderniseren en geschikt te maken voor de begeleiding, verzorging en bescherming van deze mensen.
    • Het Masterplan III dat tijdens de Zweedse regering ontwikkeld werd, dient opnieuw geëvalueerd te worden zodat we kunnen nagaan of de in het plan opgenomen uitbreiding van de gevangeniscapaciteit nog voldoende is om de huidige overbevolking op te vangen. Het bouwen van nieuwe gevangenissen met exact dezelfde of zelfs minder capaciteit dan diegene die zij moeten vervangen biedt uiteraard geen oplossing/soelaas, zeker niet wanneer we effectief élke straf, ook onder de zes maanden, gaan uitvoeren en wanneer we de tijdsvoorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidsstelling gaan verstrengen.
    • We zorgen ervoor dat de minimale of gegarandeerde dienstverlening in de gevangenissen die onder de Zweedse regering wettelijk werd verankerd ook effectief uitgevoerd wordt. Op basis van deze regelgeving kan het gevangenispersoneel opgevorderd worden om een minimale dienstverlening te voorzien en hoeven de politiediensten niet langer in te springen om tijdens stakingen de bewaking voor hun rekening te nemen. Zonder deze minimale of gegarandeerde dienstverlening dienen de gedetineerden immers vaak onafgebroken in hun cel te blijven wat de leefomstandigheden nog onmenselijker maakt.
    • We onderzoeken de mogelijkheid om gedetineerden te laten bijdragen in de kosten van hun gevangenschap. Deze bijdrage dient steeds in verhouding te staan tot de opgelegde straf en het vermogen van de desbetreffende gedetineerde. Het spreekt voor zich dat deze bijdrage enkel verschuldigd zal zijn wanneer alle schadevergoedingen aan de slachtoffers en hun nabestaanden werden voldaan.
  • Maatregelen ter beperking van recidive
    • Het hulp- en dienstverleningsaanbod op maat waarbij onder meer gefocust wordt op een wetenschappelijk onderbouwde responsabilisering, re-integratie, dadertherapie, ketenaanpak en de beperking van recidive, wordt gecentraliseerd zodat alle elementen/onderdelen op een efficiënte manier op elkaar kunnen worden afgestemd.
    • We besteden nog meer aandacht aan de verschillende problematieken waarmee gedetineerden kampen en leggen hierbij de nadruk op daders van seksueel en intrafamiliaal geweld en geradicaliseerden. Tevens blijven we zorgen voor een naadloze overgang tussen het traject binnen en het leven buiten de gevangenismuren.
    • Voor daders van seksueel geweld zorgen we enerzijds voor de inrichting van regionaal gespreide aparte behandelsecties binnen onze gevangenissen en anderzijds voor de uitvoering van uniforme risicotaxaties zowel onmiddellijk na de feiten als doorheen het gehele gerechtelijke traject. Veiligheid kan immers pas geïnstalleerd worden wanneer we inzetten op het herkennen en erkennen van het gevaar. Daarnaast zijn we voorstander van een verplichte behandeling van hoog risicodaders die reeds tijdens hun detentie van start gaat.
    • We voorzien ook in een begeleiding van de naasten van alle daders, inclusief daders van seksueel misbruik. De impact van enerzijds de feiten en anderzijds de detentie op de partner en op de kinderen van deze daders is niet te onderschatten. Ook zij verdienen de nodige steun en begeleiding.
    • We blijven verder werken aan een integrale, beleidsbrede en sector-overschrijdende samenwerking voor onze Vlaamse gedetineerden waarbij we prioritair inzetten op hun begeleiding inzake onderwijs, werk, geestelijke gezondheid en wonen.
    • We zorgen ervoor dat ook op het federale niveau eindelijk het belang van een zinvolle detentie onder ogen wordt gezien door deze hulp- en dienstverlening niet langer onderhevig te maken aan personeelstekorten, stakingen of overbevolking. Ondanks de soms moeilijke en complexe omstandigheden binnen onze gevangenissen moet deze hulp- en dienstverlening altijd beschikbaar blijven voor alle gedetineerden, enkel zo zullen we erin slagen om op termijn het recidivecijfer te doen dalen en onze gevangenissen structureel te ontlasten.
  • Alternatieve straffen: geen gemakkelijkheidsoplossing
    • We zijn en blijven nog steeds voorstander van het elektronisch toezicht maar de oorspronkelijke doelstelling van deze alternatieve straf mag niet uit het oog verloren worden. Een enkelband is immers niet altijd en automatisch de gepaste straf en is bijgevolg niet zomaar bedoeld voor alle soorten feiten en daders. Evenmin mag het zomaar gebruikt worden als gemakkelijkheidsoplossing voor de overbevolkingsproblematiek in de gevangenissen. We zetten dan ook in op een beleid waar de enkelband geïntroduceerd wordt en behouden blijft waar nuttig en onmogelijk wordt bij risico op gevaar.
    • We maken het onmogelijk voor veroordeelden van intrafamiliaal geweld, incestplegers, daders van kindermishandeling en tienerpooiers om hun straf met een enkelband uit te zitten op hetzelfde adres als hun slachtoffers. Ook daders van drugsdelicten en daders die zich schuldig gemaakt hebben aan het maken, bekijken of verspreiden van beelden van kindermisbruik en die bijgevolg hun feiten van thuis uit kunnen verderzetten komen niet langer in aanmerking komen voor een enkelband. Anderzijds verankeren we de sanctiemodaliteit van het elektronisch toezicht tijdens de voorlopige rechtspleging voor bepaalde minderjarige delinquenten.
    • In overleg met de magistratuur en de politie blijven we inzetten opdat alle nuttige en innovatieve toepassingen van de nieuwe enkelbanden kunnen en zullen gebruikt worden zodat we niet alleen slachtoffers hiermee proactief kunnen beschermen tegen hun daders maar deze naar de toekomst toe ook kunnen inzetten om alcohol (en drugs) te meten. Zo kunnen we recidive onder meer bij agressie en geweldmisdrijven beperken en zorgen we voor een meer efficiënte en betere monitoring en een effectieve controle.
    • We zorgen ervoor dat het doorknippen en/of saboteren van een enkelband strafbaar wordt gesteld en geen aanleiding kan geven tot het verkrijgen van een nieuwe enkelband.
    • Werkstraffen moeten onderdeel blijven uitmaken van een zo gedifferentieerd mogelijk aanbod aan alternatieve straffen. De extra werkplaatsen die de voorbije legislatuur in Vlaanderen zijn gecreëerd zullen we dan ook structureel bestendigen. Dankzij de aanpassingen die we hebben uitgevoerd aan het registratiesysteem voor werkstraffen kunnen en zullen we systematisch blijven nagaan of het beschikbare aanbod toereikend is. Indien dat niet het geval zou zijn, zullen we ingrijpen daar waar de lacunes zich voordoen. Er wordt een wetswijziging doorgevoerd waardoor werkstraffen breder kunnen toegepast worden dan bij niet-commerciële organisaties zoals overheidsdiensten of vzw’s.
    • Het uittreksel uit het strafregister moet een volledige weergave kunnen bieden van alle straffen die aan een desbetreffende persoon werden opgelegd. We zorgen er dan ook voor dat ook werkstraffen op het uittreksel van het strafregister worden opgenomen.
  • We verliezen onze minderjarige daders en slachtoffers en jongeren die kampen met problematieken niet uit het oog
    • We blijven in Vlaanderen verder investeren in de uitbreiding van de capaciteit van de gemeenschapsinstellingen, we bestendigen de ingevoerde scheiding van minderjarige slachtoffers en daders binnen deze instellingen.
    • Bij zwaarwichtige feiten waarna op basis van risicotaxatie blijkt dat de jongere een hoog risico heeft op het plegen van nieuwe feiten waardoor deze een reëel gevaar betekent voor zichzelf en voor de maatschappij geven we mogelijkheid aan de jeugdrechter om naast de sanctie van de (langdurig) gesloten begeleiding ook de terbeschikkingstelling uit te spreken voor deze jongeren en dit voor een maximale duur van 10 jaar respectievelijk 15 jaar afhankelijk van de strafmaat.
    • We werken verder aan het in 2021 opgerichte project inzake de Jongerenopvolgingskamer (JOK) waarbij jongvolwassenen de mogelijkheid krijgen om ook tijdens de overgang van minder- naar meerderjarigheid met ondersteuning en begeleiding van hulpverlening aan hun problematiek(en) te werken.
    • Voorafgaand aan elke zitting vindt er een casusoverleg tussen alle partners plaats zodat alle informatie op een efficiënte en effectieve manier gedeeld wordt in het belang van de opvolging van de jongere. Tot nu toe werden jongeren met ernstige problematieken na hun minderjarigheid niet meer opgevolgd. Met de mogelijkheid tot het opleggen van deze terbeschikkingstelling en het initiatief inzake de Jongerenopvolgingskamers komen we tegemoet aan deze problematiek en worden deze jongeren niet meer zomaar aan hun lot overgelaten maar daadwerkelijk opgevolgd, geholpen en begeleid.
  • Justitie als efficiënte, performante en klantgerichte dienstverlener
    • We onderzoeken hoe de bevoegde magistraten de enorme hoeveelheid aan hangende dossiers op een correcte en adequate manier kunnen afhandelen zodat deze achterstand op een snelle en efficiënte manier, stap voor stap kan weggewerkt worden. Deze problematiek los je niet op door louter blind te blijven investeren in telkens maar meer middelen en meer mensen. We moeten hiervoor geïnformeerd te werk kunnen gaan.
    • We blijven verder inzetten op een alomvattende en objectieve werklastmeting voor zowel magistraten als gerechtspersoneel. Zo kunnen we op basis van de resultaten hiervan enerzijds overgaan tot een gefundeerde toewijzing van de reeds beschikbare mensen en middelen en anderzijds een correcte inschatting maken van de eventuele noodzaak aan bijkomende mensen en middelen.
    • Daarnaast blijft een degelijke informatisering en / digitalisering die resulteert in een overzichtelijk en logisch uitgewerkt geheel van digitale systemen een absolute prioriteit. Het is voor ons essentieel dat deze informatisering door de professionele gebruikers binnen justitie en door de rechtzoekenden als praktisch en gebruiksvriendelijk wordt ervaren. Digitalisering mag geen extra drempel worden, integendeel, het moet de toegang tot justitie laagdrempeliger maken.
    • We zien erop toe dat de recent ingevoerde snelrechtprocedure waar we al jaren voor pleiten ook effectief wordt geïmplementeerd in de praktijk.
    • We pleiten voor een afschaffing van de Assisenprocedure en in plaats daarvan de oprichting van een criminele kamer binnen de correctionele rechtbank die uitsluitend bemand zal worden door professionele rechters.
    • Justitie dient toegankelijk te zijn voor elke burger. Alle actoren binnen ons justitieel systeem moeten zich bijgevolg blijven inzetten op het voeren van duidelijke, eenvoudige en heldere communicatie op maat van elke rechtzoekende of groep van rechtzoekenden. Ook mensen met een visuele, auditieve en lichamelijke beperking moeten bijvoorbeeld door het ter beschikking stellen van gebarentolken en hulpverleners toegang krijgen tot onze rechtbanken en juridische procedures.
    • Daarnaast zorgen we voor de aanwezigheid van een eenheidsloket in elke centrale rechtbank. Dat loket fungeert als een centraal informatiepunt en zorgt ervoor dat mensen hun dossier op één centrale plaats kunnen indienen. Het is dan aan de rechtbank om het dossier door te sturen naar de geschikte kamer zodat bevoegdheidsconflicten vermeden kunnen worden.
    • Een betrouwbare en toegankelijke justitie kan pas gerealiseerd worden wanneer ook de juridische beroepen gemoderniseerd worden en waarbij de focus gelegd wordt op klantvriendelijkheid van alle uitoefenaars van deze juridische beroepen ten aanzien van elke burger.
    • Het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding (IGO) kampt met een nijpend tekort aan middelen en personeelsleden. Om deze noodzakelijke werking te kunnen blijven garanderen en het huidige kwaliteitsniveau van de juridische bijscholingen te kunnen blijven behouden zorgen we ervoor dat het IGO versterkt wordt.
    • We zetten het zogenaamde ‘taalshoppen’ opnieuw op de agenda waarbij we eindelijk komaf maken met het recht van anderstalige verdachten om te vragen dat hun zaak door de meest nabije Franstalige rechtbank wordt berecht. Deze mogelijkheid wordt nu immers voornamelijk misbruikt als vertragingsmanoeuvre en in de hoop dat men minder streng bestraft zal worden. We behouden uiteraard wel de mogelijkheid voor anderstalige beklaagden om aanspraak te maken op de bijstand van een tolk, zodat de rechten van verdediging niet geschonden worden.
    • We maken Justitie mondiger. Zeker in mediagevoelige zaken zorgen we ervoor dat Justitie de motivatie van haar vonnissen of arresten op een duidelijke en eenvoudige manier toelicht zodat deze voor elke burger begrijpelijk zijn. Door deze transparantie zorgen we voor een Justitie die dichter bij de burger staat en proberen we het vertrouwen in Justitie te verhogen.
  • Een centrale rol voor alle slachtoffers en hun nabestaanden: een pleidooi voor meer aandacht, ondersteuning en respect
    • We geven uitvoering aan de wettelijke bepaling inzake de zorgvuldige en correcte behandeling van slachtoffers van een misdrijf en hun nabestaanden door ervoor te zorgen dat alle slachtoffers en hun nabestaanden te allen tijde op een correcte, zorgvuldige en respectvolle manier behandeld worden door alle betrokken professionele actoren. Het incorrect, onzorgvuldig of respectloos behandelen van slachtoffers wordt effectief aangepakt en waar nodig gesanctioneerd.
    • We voorzien speciaal uitgeruste slachtofferruimtes in alle bestaande en nieuwe gerechtsgebouwen zodat slachtoffers en hun nabestaanden zich welkom en bovenal gerespecteerd en veilig kunnen voelen en zodat onze justitieassistenten hun werk op een degelijke manier kunnen uitvoeren.
    • Een gebrek aan informatie kan ertoe leiden dat slachtoffers zich (telkens) opnieuw slachtoffer gaan voelen, het zorgt voor onnodige stress en tast het vertrouwen in de rechtsgang aan. We voeren daarom de nodige aanpassingen door inzake het inzagerecht van slachtoffers door een einde te maken aan de lange aanvraag-, wacht- en antwoordtermijnen die hier momenteel van toepassing zijn. Bovendien moeten slachtoffers (of hun advocaat) kosteloos een kopie van het strafdossier kunnen opvragen aan de griffie. Deze kopie zal dan binnen de maand na het verzoek (digitaal) overgemaakt worden.
    • We zorgen ervoor dat slachtoffers ongeacht hun juridisch statuut dezelfde rechten toegekend krijgen als diegenen met het statuut van benadeelde persoon en dat tenzij het slachtoffer zelf aangeeft deze informatie niet te willen ontvangen.
    • Het recht op privacy van alle slachtoffers dient gerespecteerd te worden. Het feit dat persoonsgegevens van slachtoffers momenteel voor verdachten en inverdenkinggestelden vrij raadpleegbaar zijn in het strafdossier is onaanvaardbaar en soms vaak gevaarlijk (bijvoorbeeld bij stalking).
    • We zorgen er dan ook voor dat in de toekomst enkel de naam van het slachtoffer wordt opgenomen in de processen-verbaal en dat de contactgegevens in een aparte beveiligde map terecht komen waar enkel de bevoegde personen toegang toe hebben. Ook in de media zorgen we ervoor dat slachtoffers en/of hun nabestaanden steeds voorafgaandelijk in kennis worden gesteld vooraleer er vanuit Justitie informatie over een dossier wordt overgemaakt, zo hoeven slachtoffers informatie nooit voor het eerst via de media te vernemen.
    • Een (digitaal) strafdossier is zeker voor slachtoffers geen vrijblijvende lectuur. We zorgen ervoor dat de dienst Slachtofferonthaal zijn wettelijk omschreven taak op basis waarvan hij deze inzage voor de slachtoffers kan voorbereiden en hen hierbij kan begeleiden, ook effectief kan uitvoeren door in de wet te voorzien dat hij in eerste instantie toegang krijgt tot het digitale strafdossier.
    • We zetten het in Vlaanderen reeds opgestarte initiatief verder waarbij slachtoffers van seksueel geweld de mogelijkheid krijgen om nog voorafgaand aan het indienen van een klacht (gratis) juridisch advies in te winnen en herwerken dit initiatief naar een algemene bijstand door een advocaat voor alle slachtoffers van ernstig geweld en zedenfeiten, zowel voor als tijdens hun verhoor. Zo kunnen alle slachtoffers van deze feiten gelijkaardig aan de Salduz-permanentie voor verdachten op een degelijke en professionele wijze zowel worden voorbereid voorafgaand aan hun verhoor als worden bijgestaan tijdens hun verhoor.
    • Slachtoffers van seksueel of intrafamiliaal geweld moeten altijd worden beschermd. Het beroepsgeheim mag dat niet in de weg staan. In de wet rond het beroepsgeheim concretiseren we de definitie van ‘noodtoestand’, waarbij de facto een meldingsplicht geldt voor elke burger én hulpverlener.
    • We verhogen de opsporing en de effectieve bestraffing van daders van vrouwelijke genitale verminking, eergerelateerd geweld en gedwongen huwelijken. We voeren een verplichte DNA-analyse in bij onderzoek betreffende seksueel geweld, om zo de oplossingsgraad van seksuele misdrijven en de kans op strafrechtelijke veroordeling voor seksuele geweldplegers fors te verhogen.
    • We zetten verder in op de Veilige Huizen en maken deze rechtstreeks toegankelijk. Alle hulpverlening inzake intrafamiliaal geweld wordt zodoende op één plaats aangeboden. Vanuit alle actoren (ook vanuit politie en parket) wordt er hiervoor voldoende personeel voorzien.
    • Gelet op de nood aan ketenaanpak en casusoverleg en om dubbel werk te vermijden evolueren we naar de oprichting van Zorg- en Veiligheidshuizen, waarbij alle diensten op een efficiënte manier met elkaar kunnen samenwerken.
    • We onderzoeken de mogelijkheid om de bedragen inzake morele schadevergoedingen zoals opgenomen in indicatieve tabel te verhogen.
    • Naast de oprichting van een garantiefonds voor de slachtoffers van terreurdaden met retroactieve werking voor de slachtoffers van de aanslagen die hebben plaatsgevonden in 2016, zijn we – naar Nederlands voorbeeld - voorstander van de oprichting van een Centraal Justitieel Incassobureau dat zich gaat subrogeren in de rechten van elk slachtoffer dat recht heeft op een schadevergoeding. Alle door het bureau geïnde gelden worden dan doorgestort naar het slachtoffer en indien er geen gelden kunnen geïnd kunnen worden zal het bureau een voorschot betalen. De overheid zal dan nadien deze gelden op haar beurt gaan verhalen bij de dader(s).
    • We zorgen ervoor dat psychologische ondersteuning deel uitmaakt van het schadeloosstellen van slachtoffers na een misdrijf. Slachtoffers van misdrijven verdienen immers dezelfde aandacht als veroordeelde daders die in het kader van de hen opgelegde voorwaarden een vorming of therapie moeten volgen en deze momenteel gratis aangeboden krijgen door de overheid.
    • Ook slachtoffers moeten aanspraak kunnen maken op deze kosteloze psychologische ondersteuning. De overheid zal net zoals bij het invorderen van de materiële schadevergoeding ook de kosten van deze psychologische ondersteuning kunnen verhalen op/bij de dader.
    • We maken de behandeling van zedenzaken achter gesloten deuren de regel en de openbare behandeling ervan de uitzondering.
  • Meer slagkracht voor onze Vlaamse lokale besturen
    • We zetten de uitwerking van het kaderdecreet Vlaamse handhaving onverminderd verder. Op basis van dat decreet hebben we er in Vlaanderen immers voor gezorgd dat er een betere stroomlijning is gekomen tussen het strafrechtelijke - en het bestuurlijke handhavingsbeleid door onder meer te voorzien in de mogelijkheid om bestuurlijk te vervolgen wanneer het parket niet binnen de verlengbare termijn van drie maanden te kennen heeft gegeven om de vastgestelde feiten strafrechtelijk af te handelen en te voorzien in de mogelijkheid voor het parket om toegang te krijgen tot het Vlaams Handhavingsplatform dat onder meer bestaat uit een maatregelenregister, een sanctieregister en een handhavingsbibliotheek.
    • We zorgen ervoor dat alle Vlaamse handhavingsdiensten, alsook de lokale besturen die handhaven toetreden tot het Vlaams Handhavingsplatform. Zo versterken we de informatiepositie van de lokale besturen zowel inzake Vlaamse handhavingsthema’s als met betrekking tot het verlenen van vergunningen.
    • Het Handhavingsplatform wordt versterkt door een koppeling te maken met openbare informatie uit de huidige crimiscan. Dat geeft onze lokale besturen meer slagkracht tegen de georganiseerde misdaad. Hiermee kunnen we niet alleen voorkomen dat malafide individuen ons ondernemersklimaat zouden kunnen infecteren door misbruik te maken van economische structuren of onrechtmatig overheidssteun of een subsidie aan te vragen.
  • We bouwen onze Vlaamse bestuursrechtspraak verder uit als hoeksteen van de Vlaamse rechtsstaat.
    • Door nog meer inspanningen te leveren op het vlak van vereenvoudiging van de procedures en het aanstellen van extra personeel trachten we de gemiddelde doorlooptijd van een standaard dossier voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen nog verder te verlagen/verkorten van één jaar naar negen maanden, uiteraard met de nodige aandacht voor het behoud van kwalitatieve en consequente rechtspraak. Zo investeren we rechtstreeks in de Vlaamse welvaart door beroepen bij investeringsprojecten zo kort mogelijk te houden.
    • We evolueren naar één Vlaams Bestuursrechtscollege dat alle Vlaamse bevoegdheden kan behandelen en trekken die bevoegdheden dus weg bij de Raad van Strate.

13. BINNENLANDS BESTUUR EN BESTUURSZAKEN

Binnen het Vlaams bestuurlijk landschap (op lokaal respectievelijk Vlaams niveau) zetten we volop in op efficiëntie en vergroting van de bestuurskracht door vrijwillige fusies van lokale besturen, een forse vermindering van het aantal lokale samenwerkingsverbanden en schrapping van overbodige structuren op Vlaams niveau.

13.1 DE LOKALE BESTUREN

De N-VA heeft een hart voor de lokale besturen en wil hen ondersteunen in het uitoefenen van hun kerntaken: een goede samenwerking tussen Vlaanderen en onze gemeenten, met respect voor de lokale autonomie, is ons uitgangspunt. Geen sterk Vlaanderen zonder bestuurskrachtige lokale besturen. De lokale overheden krijgen de komende legislatuur de tijd, de ruimte en de middelen om hun lokale autonomie optimaal in te vullen en de nodige hervormingen te implementeren, met de Vlaamse overheid als betrouwbare coachende en ondersteunende partner.

  • We blijven de vrijwillige fusies stimuleren met een significante financiële tegemoetkoming en inhoudelijke ondersteuning vanuit de Vlaamse overheid. We vragen aan alle lokale besturen om een concreet fusieplan op tafel te leggen tegen 2030 op basis van objectieve parameters en reeds bestaande samenwerkingen. Een schaalgrootte van minimum 50.000 inwoners is hierbij het ijkpunt. De Vlaamse overheid staat hen bij in dit proces. Het provinciale bestuursniveau wordt afgeschaft.
  • In het spoor van de regiovorming zorgen we ook voor een forse vermindering van het aantal lokale samenwerkingsverbanden. Regionale indelingen van de federale overheid (zoals de politiezones, gerechtelijke arrondissementen) worden volledig omgezet naar de Vlaamse realiteit van de regiovorming.
  • We diepen de regiovorming ook inhoudelijk verder uit. We maken werk van een geïntegreerde aanpak van de verschillende beleidsdomeinen op regioniveau. De lokale besturen werken, in samenspraak met de Vlaamse overheid, gebiedsgerichte acties uit. Zo zijn we zeker dat vb. woonbeleid, mobiliteit, energiebeleid, natuurbeleid en landbouwbeleid in een bepaalde regio op elkaar afgestemd zijn.
  • We pleiten onomwonden voor de afschaffing van de taalfaciliteiten. De verankerde federale wetgeving zorgt ervoor dat faciliteitengemeenten onvoldoende bestuurskracht hebben om de grote lokale uitdagingen het hoofd te kunnen bieden. Bovendien remmen de taalfaciliteiten de integratie in het Vlaams maatschappelijk weefsel in de betrokken gemeenten af. De interpretatie van de omzendbrieven Peeters en Martens blijft aangehouden. We nemen een assertieve houding aan bij schendingen van de taalwetgeving. We verzetten ons maximaal tegen pogingen om de Vlaamse interpretatie uit te hollen.
  • We herijken het Vlaams stedenbeleid op de principes van de herwaarderingswijken en geven via financiële ondersteuning een boost aan de voortrekker-lokale besturen van deze nieuwe aanpak.
  • We zetten verder in op een digitalisering van de lokale gemeentelijke dienstverlening, op die manier breiden we de laagdrempelige en snelle toegang tot overheidsproducten uit naar een volwaardig pakket. Die efficiëntie creëert gelijktijdig ruimte om ook de persoonlijke aanspreekbaarheid van de overheid te garanderen en kwalitatief in te vullen. Lokale besturen moeten hun dienstverlening optimaliseren en zoveel mogelijk online dienstverlening combineren met persoonlijke aanspreekbaarheid. We houden de ondersteuning voor ICT-veiligheid aan zodat onze lokale besturen gewapend zijn tegen cyberaanvallen of hackers. We bekijken ook of een terbeschikkingstelling van overkoepelende Vlaamse standaarden en platformen een meerwaarde kan betekenen in deze strijd tegen deze criminele praktijken.

13.2 VLAAMSE (EN FEDERALE) OVERHEID

  • Een modern personeelsbeleid
    • Een neutrale overheid
      • We geloven sterk in de neutraliteit van de overheid. Het dragen of tonen van levensbeschouwelijke tekens of politieke voorkeur is voor ons ontoelaatbaar. We zorgen voor een algemeen geldend kader rond neutraliteit bij de overheid, met specifieke focus voor functies waarbij klantencontact betrokken is.
    • Harmonisering van de loon- en arbeidsvoorwaarden
      • Het statuut van het overheidspersoneel op federaal en Vlaams niveau wijkt op een aantal punten sterk af van de loon- en arbeidsvoorwaarden van de werknemers in de private sector. Vanuit het principe van gelijk loon voor gelijk werk zorgen we voor een harmonisering van de loon- en arbeidsvoorwaarden tussen contractuelen en statutairen. We volgen hierbij het model van de arbeidsovereenkomst voor werknemers uit de private sector.
      • De contractuele werving wordt dus de regel bij de overheid, met uitzondering van de gezagsfuncties (zoals politie, inspectie, enzovoort) die statutair blijven. Zo zorgen we ervoor dat de diverse overheidsdiensten een performant en flexibel personeelsbeleid kunnen voeren en zich kunnen positioneren als aantrekkelijke werkgever, wat niet mogelijk is in het rigide kader van de statutaire tewerkstelling.
      • We zorgen hierbij voor een aantrekkelijk pakket aan loon- en arbeidsvoorwaarden voor het overheidspersoneel, met een competentiegerichte verloning, een hospitalisatieverzekering en een aanvullend pensioen. Via een cafetariaplan kan dat pakket nog verder worden aangevuld met een aantal extralegale voordelen zoals maaltijdcheques, fietsvergoeding, enzovoort.
    • Een optimale publiek-private samenwerking
      • Waar opportuun worden deze overheidsopdrachten via marktwerking uitbesteed aan private actoren. We respecteren hierbij het gelijke speelveld en de vrije mededinging opdat alle mogelijke partners dezelfde kans krijgen in de toewijzing van deze opdrachten. Via een maximaal gebruik van raamcontracten worden de schaalvoordelen vanuit de overheid optimaal benut, waarbij we een kmo-vriendelijk aankoopbeleid voeren voor onze Vlaamse economie.
      • We waken hierbij ook over het behoud en de opbouw van de nodige technische, juridische en inhoudelijke expertise bij de overheid zelf. Bij mogelijke uitbestedingen wordt steeds de afweging gemaakt of het niet kosten-efficiënter en aangewezen is om deze opdracht door de overheid zelf te laten uitvoeren.
  • Een efficiënte en slagkrachtige overheid
    • Bij nieuwe regelgevingsinitiatieven voeren we legistieke vereenvoudiging in als prestatieindicator. Dat laat toe om efficiënter te werken en geeft een duidelijk signaal naar burgers en bedrijven dat eindelijk een eind gemaakt wordt aan de regeldrift van de overheid.
    • De Vlamingen hebben recht op een optimale dienstverlening vanuit de Vlaamse en lokale overheid. Dat betekent dat we de dienstverlening en structuren regelmatig tegen het licht houden om te bepalen wat beter kan. Het betekent ook samenwerking en uitbesteding met de private sector waar dit een kostenefficiënte dienstverlening ten goede komt, maar ook een degelijke onderbouwing van de eigen dienstverlening om de kerntaak van de overheid optimaal te kunnen waarmaken.
    • Het goede beheer van het haar toevertrouwde belastinggeld is een cruciale verantwoordelijkheid voor de politieke overheid. Dat impliceert een maximale transparantie en gelijke behandeling bij het uitbesteden van publieke opdrachten en het toewijzen van overheidssubsidies die verloopt op basis van objectieve criteria en beoordeling.
    • Een goed werkende overheid heeft ook een slanke structuur. Om een wildgroei te vermijden worden ook de diverse structuren, diensten en agentschappen binnen de overheid periodiek tegen het licht gehouden en waar nodig aangepast, vereenvoudigd of afgeschaft. Nu bestaan er op de verschillende niveaus verschillende overheidsdiensten met een verschillende graad van autonomie. Die autonomie of mate van verzelfstandiging is enkel nuttig als men die autonomie ook effectief gebruikt. We evalueren bestaande structuren en vereenvoudigen waar nodig om te komen tot beter werkende overheidsdiensten.
    • Volgend op de modernisering van de loon- en arbeidsvoorwaarden, maken we ook werk van een modern HR-beleid. Thema’s die hier prioritair aandacht moeten krijgen zijn onder andere periodieke rotatie van managementfuncties, het operationaliseren van een echte interne arbeidsmarkt voor Vlaams overheidspersoneel en de administratieve lasten binnen HR drastisch verlagen.
    • In overheidsbedrijven met een raad van bestuur, is die raad verantwoordelijk voor de uitvoering van de met de overheid afgesloten beheersovereenkomst. De regering bepaalt het kader waarbinnen het overheidsbedrijf zijn taak moet uitoefenen en vervolgens is het aan de raad van bestuur om daar concreet vorm aan te geven. Dat betekent een goed werkende raad van bestuur die met kennis van zaken het bedrijf kan besturen zoals in de private sector. Bij de hersamenstelling van de raden van bestuur slanken we de raden van bestuur af zodat die krachtdadig en met kennis van zaken hun rol kunnen spelen.
    • In navolging van Nederland zal een wetenschappelijke raad de regering en het parlement informeren en adviseren de regering over grote maatschappelijke vraagstukken die domein- of sector overstijgend zijn en gericht op de lange termijn. Deze raad moet er komen in synergie met bestaande adviesorganen zodat de werkingskosten niet toenemen, maar we wel inzetten op goed bestuur.
  • Verantwoord digitaliseren voor meer Vlaamse slagkracht
    • We zetten maximaal in op onze Vlaamse soevereiniteit: een Vlaamse digitale strategie uitwerken, de remmende afhankelijkheden van hogere bestuursniveaus actief afbouwen en de samenwerking met Vlaamse en lokale overheden versterken zodat ook lokale besturen op een coherente manier mee digitaliseren ten dienste van haar burgers, ondernemingen en verenigingen.
    • Digitale systemen vormen het zenuwstelstel van onze maatschappij. De data-economie in Vlaanderen moeten we verder stimuleren en faciliteren, want data zijn van enorme waarde in onze kenniseconomie. Data die in bezit zijn van de federale overheid worden kosteloos ter beschikking gesteld van andere overheden, zodat dienstverlening kan versneld en/of geautomatiseerd worden.
    • We zorgen naar Vlaams voorbeeld (Mijn Burgerprofiel) voor een uniek loket in de publieke dienstverlening. De diverse betrokken overheidsniveaus en -diensten zorgen via gegevensdeling en met respect voor de privacy dat onze burgers en ondernemingen één aanspreekpunt hebben voor de dienstverlening die ze beogen. De backoffice van de overheid wordt ingericht als een platform, waarbij we diensten, data en tools openstellen als een gemeenschappelijk platform voor overheidsinstanties en externe partijen. Deze krachtige onderbouw geeft ons wendbaarheid en snelheid om sneller in te spelen op maatschappelijke evoluties en noden. Vanuit het ‘only once’-principe vermijden we daarbij om reeds beschikbare informatie een tweede keer op te vragen bij burgers of bedrijven.
    • We moeten als Vlamingen veel meer durven uitdragen waar we wereldtop in zijn. Vlaanderen zet zich dan ook internationaal nog meer op de kaart met behulp van Flanders Technology & Innovation als een regio bruisend van innovatie inzake (onder andere) IT en data door:
      • gangmaker in Europa te zijn op het vlak van data-tech om aldus toegevoegde waarde te creëren voor onze bedrijven (cf. athumi en het ecosysteem daarrond dat in opbouw is), zo versnellen we de transitie richting een datagedreven economie,
      • burgers opnieuw controle te geven over hun data,
      • een van de speerpunten van de Europese chipsstrategie te worden,
      • het verkennen van potentieel inzake quantum computing,
      • de uitrol en ontwikkeling van 5G en 6G te ondersteunen.
    • Artificiële intelligentie biedt enorme kansen de komende jaren: productiviteitswinst, innovatie, digital twins, … We willen AI dan ook op een verstandige manier inzetten om de productiviteit te verhogen, zowel binnen de overheid voor een betere dienstverlening voor onze burgers en bedrijven, als in de ruimere samenleving.
    • De unieke kennis rond halfgeleidertechnologie (chips) die in Vlaanderen geconcentreerd zit bij onze universiteiten en het wereldberoemde kenniscentrum IMEC, gebruiken we als hefboom om te bouwen aan een Vlaamse chipindustrie. We zetten daarvoor in op startups en spin-offs die kunnen uitgroeien tot de bedrijven van de toekomst, met veel toegevoegde waarde, investeringen en kwalitatieve jobs.
    • Risico’s groeien op het vlak van digitale veiligheid, afhankelijkheden en uitsluiting van mensen. Cyberveiligheid is dan ook van kapitaal belang in een maatschappij die steeds meer digitaal draait en zich in een geopolitiek woelige context bevindt. Daarnaast blijft inclusie een belangrijk aandachtspunt in ons streven naar een innovatieve, digitale overheid en maatschappij.

14. ARMOEDE BESTRIJDEN

  • Onder de regering-De Croo bleef de bestrijding van armoede beperkt tot het uitkeringsafhankelijk houden van mensen. Die uitkeringen werden fors opgetrokken tot 12 procent bovenop de index, zonder enige activeringmaatregel. De kloof tussen werken en niet werken verkleinde.
  • De PS wil die uitkeringen nog fors verder verhogen.

Wij willen naar een rechtvaardig en betaalbaar sociaal beleid voor wie het echt nodig heeft en zetten maximaal in op activering (waar mogelijk) en zelfredzaamheid.

Een job blijft de belangrijkste garantie tegen armoede. Het kan generatiearmoede doorbreken, zorgt voor meer schouders om onze sociale zekerheid te dragen en verzekert een sterke sociale bescherming in de toekomst. Op Vlaams niveau namen we een reeks maatregelen, onder andere door extra investeringen in de activering van werkzoekenden en leefloners, voorrang in de kinderopvang en een versterking van de jobbonus om werken meer lonend te maken en het verschil tussen een inkomen uit arbeid en een uitkering te vergroten. Het Vlaamse beleid werkt: in onze regio ligt het risico op armoede en sociale uitsluiting op twaalf procent. Elke persoon met armoederisico is er een te veel, maar dat cijfer ligt in Wallonië twee keer zo hoog en in Brussel zelfs drie keer. Vlaanderen is op vlak van armoedecijfers bij de besten van de Europese klas.

Armoedebeleid vanuit de overheid moet zich focussen op de meest kwetsbaren. Wie niet kan werken en hulpbehoevend is, moet hulp en ondersteuning krijgen. Zij moeten gerichter, beter en doelmatiger worden ondersteund. Als we meer mensen aan de slag krijgen kunnen we beter voorzien in de noden van die meest kwetsbare groep.

Ons sociaal stelsel moet daarvoor rechtvaardig én betaalbaar blijven. We zijn streng voor misbruik en pakken sociale fraude aan.

  • Een job is de beste weg uit armoede
    • We verlagen de drempel naar werk voor personen met een handicap via ‘arbeidsintegratiejobs’. Dat zijn aangepaste contracten waarbij de betrokkene maximaal halftijds kan werken en tegelijkertijd zijn uitkering (IVT, IT) volledig kan behouden. Doordat de werkgever enkel de gepresteerde uren moet betalen, en geen opzegvergoeding verschuldigd is, wordt hij aangespoord om jobkansen te geven aan personen met een handicap.
    • We verhogen de socioprofessionele vrijstelling voor leefloongerechtigden die de stap naar werk zetten via een getrapt systeem. Op die manier maken we werken voor deze doelgroep lonender, en zorgen we ervoor dat meer uren werken op een faire manier beloond wordt. In het kader van het Geïndividualiseerd Project voor Maatschappelijke Integratie (GPMI) voorzien we de mogelijkheid van tewerkstelling via arbeidsintegratiejobs voor leefloongerechtigden met een afstand tot de arbeidsmarkt.
    • We breiden het toepassingsgebied van het GPMI verplicht uit tot alle leefloongerechtigden. Wie kan werken, wordt maximaal begeleid naar werk, via een taalcursus, een opleiding, een inburgeringstraject, enzovoort. Daarbij geven we ook de mogelijkheid om in het GPMI de koppeling met de aanpak van een eventuele verslavingsproblematiek te maken. De begeleiding naar een job focust ook op duurzame en kwalitatieve tewerkstelling.
    • We voorzien in een wettelijk kader met objectieve (minimum)criteria, op basis waarvan de OCMW’s aanvullende financiële steun kunnen verlenen. Zo vermijden we willekeur in de hulpverleningspraktijk en garanderen we gelijkaardige steun in gelijkaardige hulpvragen. De toekenningsvoorwaarden en de hoogte van de aanvullende bedragen moeten rechtvaardig en doelgericht blijven, en mogen de stap naar werk niet ontmoedigen.
    • De ouders van thuiswonende meerderjarige kinderen die een leefloon als samenwonende ontvangen, krijgen voor deze kinderen niet langer een Groeipakket (de vroegere kinderbijslag).
    • Via outputgerichte financiële prikkels belonen we OCMW’s die inzetten op activering en integratie van leefloongerechtigden.
  • Sociale bescherming voor wie het echt nodig heeft
    • We zetten verder in op financiële en digitale geletterdheid. Vanuit de overheid zetten we maximaal in op transparante communicatie, zodat behoeftigen niet alleen weten waar ze recht op hebben, maar die hulp ook effectief krijgen. We bekijken de mogelijkheid om de toegang tot sociale rechten te centraliseren.
    • De dienstverlening moet, naast digitaal, ook fysiek gegarandeerd en toegankelijk blijven.
    • We pakken de schuldenindustrie aan. We pleiten voor een schuldencentralisatie, waarbij alle schulden samengebracht worden bij één gerechtsdeurwaarder, die een afbetalingsplan voor alle schuldeisers opmaakt. Zo maken we schuldafbouw compacter en eenvoudiger en wordt de opbouw van bijkomende schulden vermeden. Ook de schuldhulpdrempel moet verlaagd worden. Waar nodig, wordt budgetbeheer een verplicht onderdeel van het GPMI.
    • Kinderen in armoede help je door het hele gezin te ondersteunen. Via de lokale gezinscoach bereiken we dat doel. De gezinscoach maakt een intensieve begeleiding op maat mogelijk, waarbij een ketenaanpak met alle betrokken partners gezinnen op alle levensdomeinen vooruithelpt. We streven een Vlaanderenbrede uitrol na. Daarbij is een goede informatie-uitwisseling essentieel.
    • Het Groeipakket is er om ieder kind en hun ouders te ondersteunen in hun opvoeding. Wanneer een ouder door het OCMW begeleid wordt in budgetbeheer of financiële bijstand krijgt en blijkt dat hij of zij het geld niet ten goede van het kind besteedt, krijgt die ouder niet langer het Groeipakket rechtstreeks uitbetaald. Het OCMW zal de mogelijkheid krijgen om dat budget in te zetten om rechtstreeks aankopen te doen voor de kinderen (kleding, voeding, schoolmateriaal, …).
    • Eénoudergezinnen zijn vaak financieel kwetsbaarder en moeten beter ondersteund worden. Daarom willen we de wanbetalingen rond onderhoudsgeld aanpakken. We versterken de slagkracht van de Dienst voor Alimentatievorderingen (DAVO) en zetten maximaal in op het terugvorderen van dat onderhoudsgeld.
    • We voeren de strijd tegen dak- en thuisloosheid op door het inzetten van modulaire woonunits. We blijven inzetten op projecten zoals Housing First voor daklozen die worstelen met complexe verslavings- en psychiatrische problematieken. We zetten zoveel mogelijk in op vrijwilligheid, maar voorzien daarnaast in een menselijke doch niet vrijblijvende oplossing voor dakloze personen en buitenslapers die zorgmijdend zijn en dus na herhaaldelijke inzet nog steeds niet bereid zijn gevonden om op vrijwillige basis zorg en ondersteuning te ontvangen én die bovendien in onze steden en gemeenten overlast (blijven) veroorzaken. We maken het dan ook mogelijk voor de vrederechter om ten aanzien van deze groep individuen die mogelijk kampen met psychologische, - psychiatrische-, verslavings- of enige andere problematieken om zowel in het belang van deze mensen zelf als in het belang van de veiligheid van onze samenleving in te grijpen door een omvattend hulpverlening- en begeleidingstraject op te leggen waarin zij verplicht worden om in een residentiële bovenlokale voorziening (Wortel 2.0.) de nodige stappen te nemen die tot doel hebben om (1) hun levenskwaliteit te verbeteren (2) hen inzicht te bieden in de mogelijke onderliggende problematieken waarmee ze te kampen hebben en (3) hen de handvaten en effectieve hulp te bieden om deze problematieken op een structurele manier aan te pakken en uiteindelijk te overwinnen.
    • De installatiepremie – een premie die financiële steun verleent aan daklozen die een woonst hebben gevonden – stemmen we beter af op de noden van (alleenstaande) ouders en maken we rechtvaardiger. We moduleren op gezinssituatie en voorzien in een extra bedrag voor elk inwonend kind.
    • Personen die een IVT ontvangen, zijn moeilijker te activeren en staan dus vaker verder af van de arbeidsmarkt. Aan hen kunnen vaak niet dezelfde activeringsverwachtingen worden opgelegd als aan leefloonbegunstigden. We koppelen de hoogte van de IVT los van de hoogte van het leefloon. Bij verdere verhogingen van de sociale bijstandsuitkeringen moet de focus dan ook liggen op de IVT.

15. GELIJKE KANSEN IN PLAATS VAN GELIJKE UITKOMST

Vlaanderen hervormde het Gelijkekansendecreet en de stedenbouwkundige verordening omtrent toegankelijkheid. Het lanceerde verschillende sensibiliseringscampagnes rond gendergeweld en agressie tegen de regenbooggemeenschap en er kwam een Veilig Huis in elke provincie. Het VMRI werd opgericht als onpartijdige mensenrechtenpartner, die volop inzet op dialoog.

De PS wil niet de beste persoon op de beste plaats, maar de invoering van quota en verplichte pariteit, samen met het herzien van art. 50 van de Grondwet om door discriminatie ingegeven drukpersmisdrijven in te voeren.

Wij willen de volwaardige participatie van elke burger aan onze samenleving door in te zetten op een gedeeld burgerschap met gelijke rechten, waarden en normen die voor iedereen gelden, een integrale toegankelijkheid voor personen met een beperking en een doorgedreven aanpak van discriminatie en racisme.

Vlaanderen is een plek waar iedereen zichzelf moet kunnen zijn. De N-VA streeft naar een samenleving waar iedereen zich maximaal kan ontplooien, ongeacht huidskleur, afkomst, geslacht, seksuele geaardheid of beperking.

Gelijke kansen betekent voor de N-VA wel geen gelijke uitkomsten. Jongeren, nieuwkomers en bij uitbreiding alle mensen moeten de vele kansen die Vlaanderen biedt met beide handen grijpen als ze hier een succesvol bestaan willen uitbouwen. Merken we dat het voor bepaalde groepen moeilijk lukt om op te klimmen in onze samenleving, dan is het wel mede een opdracht van de politiek om dat te helpen remediëren, zonder evenwel te vervallen in betutteling.

Wij staan voor een inclusieve samenleving. Nieuwkomers die hier verblijfsrecht vergaren kunnen onze gemeenschap mee kleur geven. Wel vragen we hen om onze taal te leren, de basisregels van onze samenleving te respecteren en na te leven, mee hun bijdrage te leveren aan onze gemeenschap en om ons burgerschap, dat gepaard gaat met bepaalde waarden, normen, rechten en plichten te omarmen.

Naast elkaar leven, zonder enige vorm van solidariteit of verantwoordelijkheid, is geen optie. Om tot een leefbare en werkbare gemeenschap te komen en om van een ‘wij-zij’ tot meer ‘wij’ te komen, is het essentieel dat wij, de burgers, een gemeenschappelijke sokkel aan waarden delen.

  • Er kan op geen enkele manier geraakt worden aan de gelijkwaardigheid van man en vrouw.
  • We geloven sterk in de neutrale dienstverlening van de overheid om discriminatie of groepsdenken tegen te gaan. We pleiten voor een verbod op levensbeschouwelijke of politieke tekens bij overheidsdiensten.
  • We verzetten ons met overtuiging tegen een identiteitspolitiek op basis van geslacht, seksuele oriëntatie of afkomst. We blijven investeren in een inclusieve Vlaamse samenleving met een gedeeld waardenkader zonder hokjesdenken. We waarborgen de gelijkheid van rechten voor iedereen, los van afkomst, geloof, overtuiging, beperking, geslacht of seksuele geaardheid.
  • De Vlaamse overheid legde zichzelf ambitieuze streefcijfers op, die hun vruchten al hebben afgeworpen en een positief effect hebben gehad op de diversiteit van het personeelsbestand bij de Vlaamse administraties.
    • We blijven hier verder op inzetten, ook bij de federale overheid. De overheid heeft immers een voorbeeldfunctie en hoort een weerspiegeling te zijn van onze maatschappij. Dit kan perfect zonder betutteling en door een competentiegericht en proactief personeelsbeleid te voeren waarbij ‘de beste vrouw/man op de beste plaats’ de stelregel is, zonder quota.
  • Racisme en discriminatie zijn onaanvaardbaar en staan haaks op de basisprincipes van een democratische rechtsstaat. We sluiten onze ogen niet voor de discriminatie van personen met een migratieachtergrond en treden streng op tegen discriminatie op basis van herkomst.
    • We geven hen kansen en maken hen zelfredzaam door in te zetten op integratie, taalcursussen en begeleiding naar de arbeidsmarkt.
    • We hebben daarbij in het bijzonder aandacht voor vrouwen met een migratieachtergrond, die nog steeds ondervertegenwoordigd zijn op de arbeidsmarkt.
  • In onze samenleving moeten mensen van elk gender en elke geaardheid veilig en vrij kunnen leven. We hebben hier bijzondere aandacht voor in bijvoorbeeld opleidingen, sensibiliseringscampagnes en omstaanderstrainingen voor professionals.
    • Parket en politie moeten consequent optreden tegen daders van holebifoob of transfoob geweld.
    • We blijven inzetten op een gecoördineerd actieplan tegen discriminatie en geweld ten aanzien van de regenbooggemeenschap.
    • We proberen doelgericht de mogelijke dadergroepen te sensibiliseren. We rationaliseren het aantal meldpunten en gaan voor duidelijke afspraken over de exacte rapportering van de gemelde feiten.
    • We blijven investeren in een goede relatie met de erkende erediensten om de acceptatie van de regenbooggemeenschap te verhogen bij gelovigen.
    • Transgenders vormen maatschappelijk nog steeds een bijzonder kwetsbare groep. Binnen de verschillende beleidsdomeinen moet er voor hen de nodige aandacht zijn.
  • Het nieuwe gelijkekansendecreet biedt een kans om de focus van het beleid te centreren rond drie pijlers: gender, seksuele oriëntatie maar ook handicap. De N-VA wil een Vlaanderen dat op alle vlakken toegankelijk is voor personen met een beperking.
    • Naast de nodige zorgondersteuning, moet Vlaanderen integraal toegankelijk zijn om personen met een beperking écht te laten deelnemen aan onze samenleving. Hierbij gaat de N-VA verder dan louter fysieke toegankelijkheid (publieke gebouwen en diensten, openbaar vervoer, sportinfrastructuur, enzovoort), maar werken we aan een toegankelijke en klantgerichte dienstverlening en een arbeidsmarkt die personen met een beperking kansen geeft. Arbeidsintegratiejobs en de European Disability Card zijn slechts twee instrumenten die we als partij naar voren schuiven om meer inclusie te bereiken.
  • Ook nieuwe woonvormen worden maximaal gestimuleerd.
  • We vervullen als overheid hierbij een voorbeeldrol door onze dienstverlening, zowel fysiek als digitaal, integraal toegankelijk te maken en te ontdoen van (soms letterlijke) drempels die participatie in de weg staan.
  • We blijven verder inzetten op toegankelijk openbaar vervoer voor iedere bezoeker en een integraal toegankelijke infrastructuur. Daarbij is een goede samenwerking met de belangenorganisatie essentieel om knelpunten weg te werken rond een volledige deelname aan de samenleving.
  • Gendergerelateerd geweld is spijtig genoeg nog steeds een realiteit. Wij zetten verder in op een strenge aanpak, maar doen ook aan preventie. Daarbij wordt bijzondere aandacht besteed aan kwetsbare personen en aan het voorkomen van huwelijksdwang, eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking, waarvoor een bevoegdheidsoverschrijdende en transversale aanpak wordt uitgewerkt. We hebben ook bijzondere aandacht voor online misbruik en geweld.
    • Dankzij het prioriteren van de strijd tegen seksueel en intrafamiliaal geweld werd onder impuls van de N-VA in nagenoeg elke provincie een zorgcentrum na seksueel geweld geopend, net als meerdere nieuwe Veilige huizen. We breiden dat netwerk verder uit en stellen de zorg van de slachtoffers centraal.
  • We hechten belang aan de werking van het Vlaamse Mensenrechteninstituut na de uitstap uit Unia. Het VMRI moet voluit uiting geven aan haar bredere mensenrechtenopdracht en deze invulling geven op Vlaamse schaal.
    • We evalueren de werking van het VMRI en sturen bij waar nodig.
    • We pleiten ook voor de volledige uitstap uit Unia voor federale materies en kantelen de behandelingen van klachten in bij de werking van het VMRI.

16. STERKE MEDIA

Naast sterke private spelers heeft de VRT als openbare omroep een sleutelrol in het waarborgen van kwalitatieve, toegankelijke informatie en cultuur voor elke Vlaming. We onderstrepen het belang van investeringen in eigen Vlaamse series en films, die niet alleen onze unieke cultuur en taal uitdragen maar ook bijdragen aan de lokale economie en creatieve industrieën. Daarnaast positioneren we ons sterk tegen nieuwe vormen van censuur die de vrijheid van meningsuiting bedreigen.

  • Een sterk medialandschap
    • Met een duidelijk Mediadecreet, een sterk mediawijsheidsbeleid en een strikte handhaving van onze regels wapenen we onze bevolking tegen desinformatie, fake news en online criminaliteit. We kijken hiervoor kritisch-constructief naar Europese regelgeving, passen de eigen regelgeving aan nieuwe evoluties aan en versterken de Vlaamse mediaregulator. Eventuele inkomsten uit boetes vloeien terug naar de Film- en Mediafondsen.
    • We zorgen ervoor dat onze Vlaamse series en films niet ondergesneeuwd wordt door het internationale aanbod en geven hen een prominente plaats op verschillende platformen. Onze lokale en regionale omroepen krijgen onze bijzondere aandacht: we bewaken hun leefbaarheid en houden bestaande ondersteuningsmogelijkheden in stand.
    • Onze Vlaamse series en films worden wereldwijd geprezen voor hun topkwaliteit. De N-VA blijft voortrekker van een sterk en divers privaat medialandschap door een duidelijk en stabiel kader dat kansen geeft aan Vlaamse mediaondernemingen die hier investeren en mensen te werk stellen. We blijven investeringen in de productie van eigen Vlaamse en Nederlandstalige kwaliteitsvolle series, films en games aanmoedigen.
    • De overgang naar een digitaal radiolandschap wordt verder ondersteund. We analyseren de evoluties in de radiomarkt en bekijken wanneer een FM-afschakeling wenselijk is. We bestuderen op welke wijze we de vrijgekomen FM-frequenties kunnen inzetten.
  • De rol van de VRT
    • De VRT verbindt Vlamingen en zet in op een brede doelgroep van Vlaamse mediagebruikers. Het blijft een belangrijke taak van de openbare omroep om onderscheidend te zijn en programma’s te brengen die door de private omroepen niet worden gebracht.
    • De VRT speelt een belangrijke rol in de vormgeving van de Vlaamse identiteit, waarbij ze het hoogste belang hecht aan Nederlands als standaardtaal en dit tot uiting brengt in haar aanbod.
    • Wij gaan voor een sterke openbare omroep die marktversterkend werkt voor de hele Vlaamse mediasector. We evalueren het werkings- en inkomstenmodel van de VRT om haar verder te laten evolueren tot een performante, digitale en crossmediale mediaorganisatie.
    • De VRT speelt ten volle haar rol in de nationale en internationale ondersteuning, verspreiding en promotie van nieuw talent, Vlaamse kunst en cultuur en kleine en opkomende sporten.
  • Geen nieuwe censuur
    • Met private en publieke mediabedrijven die deels gesubsidieerd worden met publiek geld wordt in een overeenkomst vastgelegd dat inhoud waarvan men oordeelt dat ze achterhaalde opvattingen of stereotypen bevat niet offline gehaald of verwijderd wordt, maar eventueel wel van duiding voorzien kan worden.
    • We vinden dat de overheid socialemediabedrijven niet kan verplichten om op te treden als rechter door berichten te verwijderen en mensen te blokkeren, tenzij in limitatief opgesomde gevallen van criminaliteit. Disputen over de toelaatbaarheid van een bepaalde uitspraak moeten op korte termijn door een rechter beslecht worden.
    • Op Europees niveau pleiten we voor een aanpassing van de Digitale Dienstenwet om te ver doorgeschoten censuur aan banden te leggen. Daarom stellen we voor dat men enkel toestaat dat socialemediaplatformen zaken offline kunnen halen wanneer het overduidelijk strafbaar materiaal betreft en dat geldt op basis van een lijst limitatief opgesomde misdrijven.

17. GEMEENSCHAPSVORMENDE CULTUUR

Het cultuurbeleid van de N-VA toonde aan dat er vanuit het brede publiek vraag is naar een gemeenschapsvormende aanpak. De successen van ‘Het Verhaal van Vlaanderen’, de Canon van Vlaanderen, de uitbouw van het erfgoednetwerk Herita, het digitale Museum van Vlaanderen, de Topstukkententoonstelling, … waren voor veel commentatoren een verrassing, voor ons niet. Dergelijke initiatieven brengen het publiek dichter bij cultuur en maken ons erfgoed en onze kunst tastbaar. Op die weg willen wij verder gaan. We willen in het beleid cultuur, erfgoed en kunsten dichter bij het publiek brengen.

Cultuur heeft verschillende functies: ontspanning, kritiek, zin- en betekenisgeving, engagement, … De N-VA waardeert al die rollen en functies, maar binnen het cultuurbeleid leggen wij de nadruk op gemeenschapsvorming. Cultuur verenigt ons als gemeenschap, geeft vorm aan ons burgerschap en draagt uit wie wij zijn. Gebruiken, monumenten en tradities zijn de uitdrukking van onze gedeelde Vlaamse identiteit. Cultuur brengt mensen bij elkaar, laat hen met elkaar in gesprek gaan en laat hen uiteindelijk een gemeenschap vormen. Het kan daarbij gaan om vluchtige gemeenschappen, zoals het publiek van een popconcert, maar evenzeer om hechtere gemeenschappen, zoals een erfgoedgemeenschap rond een bepaald monument of traditie.

Als er belastinggeld geïnvesteerd wordt in cultuur, moet gemeenschapsvorming een toetssteen zijn. Wie middelen van de gemeenschap ontvangt, mag ook iets terugdoen voor de gemeenschap. De overheid mag niet bepalen wat de inhoud van onze cultuur moet zijn – dat is aan de creatievelingen – maar bepaalt wel de finaliteit van de inzet van het belastinggeld. En voor de N-VA is die finaliteit gemeenschapsvorming.

17.1 Cultuur is kunst

  • Vlaanderen heeft een rijk en divers cultureel veld waarvoor wij in de rest van de wereld geroemd worden. De N-VA wil deze rijkdom koesteren en cultiveren. Maar het voldoen aan subsidievoorwaarden, reglementen en criteria uit visienota’s allerhande weegt vandaag zwaarder door dan het bereiken van een publiek. Terwijl er in Vlaanderen een groot onbediend publiek is dat cultuur in zijn vele facetten nog niet ontdekt heeft. In beleidsinitiativen rond cultuur en erfgoed nemen we criteria op voor publieksbereik, publieksbeleving, maatschappelijke meerwaarde en de spreiding in landelijke gebieden. Dat betekent niet dat in ruil voor subsidies er steeds een groot publiek moet bereikt worden, maar wel dat de vraag moet gesteld worden of elk publiek wel bediend wordt en er geen hiaten vallen.
  • De kunsten werden de afgelopen legislatuur fors versterkt. We voerden met de kerninstellingen ook een langere financiële stabiliteit in voor middelgrote organisaties. En de kunstenprojecten hebben nu een verzekerd aandeel van het totale budget. Maar een dergelijke groei is alleen mogelijk als we ook zorgen voor beheer aan de top. Wij willen onze grote instellingen nauwer laten samenwerken, zodat we een divers en gespreid landschap krijgen. Onze Vlaamse Kunstinstellingen, maar ook grote orkesten, stadstheaters en musea kunnen door samenwerking de middelen efficiënter inzetten, de kwaliteit naar een nog hoger niveau tillen en de internationale culturele positie van Vlaanderen versterken. Toptalenten van eigen bodem moeten kunnen schitteren in het buitenland.
  • De financiële positie van de kunstenaar is nog vaak precair. Vlaanderen plaatst ondernemerschap en zelfredzaamheid centraal en zet zich verder in voor faire verloning voor werkbaar werk in de kunsten. Dat kan pas als Vlaanderen ook de nu nog federale bevoegdheden over het kunstenaarsstatuut en auteursrechten in handen krijgt.
    • De planlast voor de cultuursector moet verder dalen. We gaan daarbij uit van het ‘only once’-principe. De rationaliseringsoefening in de bovenbouw zetten we verder. We moeten een zuiver onderscheid maken tussen steunpunt en belangenbehartiger.

17.2 Cultuur is erfgoed

  • Erfgoed is voor de N-VA van essentieel belang. Ons erfgoed vertelt niet alleen waar we vandaan komen, het zegt ook iets over waar we naartoe gaan. De N-VA heeft fors ingezet op erfgoed door de Canon van Vlaanderen en extra investeringen in onze musea en archieven, het Topstukkenfonds, de Collectie van de Vlaamse Gemeenschap, onze monumenten en maatregelen zoals de staatswaarborg voor prestigieuze tentoonstellingen en het voorkooprecht van topstukken.
  • We brengen onroerend en cultureel erfgoed samen in het departement Cultuur en voeren één, afgestemd erfgoedbeleid. We voegen ook een extra laag toe: een immaterieel erfgoedbeleid rond onze eigen tradities en gebruiken zoals optochten, processies, vakmanschap en ambachten, Sinterklaas, Sint-Maarten, … Daarnaast starten we, naar Nederlands voorbeeld, een belevingscentrum rond de Vlaamse geschiedenis en cultuur.
  • Wij herbestemmen waardevolle monumenten zodat de overheidsinvesteringen terugvloeien naar de gemeenschap en pakken uit met onze Vlaamse monumenten om beschermde zones zoals historische dorpskernen of oude winkelstraten nieuw leven in te blazen. Om onze monumenten klaar te maken voor de komende generaties houden we de vele erfgoedregels tegen het licht. We rationaliseren de wildgroei aan premiepercentages en verhogen het restauratiebudget zodat we meer projecten kunnen ondersteunen. Bepaalde types erfgoed geven we meer mogelijkheden krijgen om zich aan te passen aan de uitdagingen van morgen. De Vlaamse monumentenstrijd komt terug, we betrekken de Vlaming bij het aanduiden van nieuwe monumenten voor naoorlogse architectuur. Erfgoed gaat echter niet alleen over gisteren, maar ook over vandaag en zelfs morgen. Uitzonderlijke nieuwe bouwwerken krijgen een eigen erkenning.

17.3 Cultuur is taal

  • De voorbije legislatuur zetten we sterk in op literatuur en leesbevordering. De middelen voor Literatuur Vlaanderen stegen met maar liefst 39 procent, we richtten de Boon-prijs voor literatuur op, we lanceerden het Leesoffensief, we organiseerden jaarlijks de Vlaanderenleestdag en maakten met Boektopia opnieuw een grote boekenbeurs in Vlaanderen mogelijk. Op dat pad gaan we verder. En een soortgelijke inspanning willen we ook leveren voor het Vlaams Audiovisueel Fonds. We willen de bijdragen voor films, series en games verhogen, met als doel om elke beleidsperiode minstens één serie, één game en twee films met internationale allures en bereik te creëren. Vlaams-Nederlandse samenwerking blijft de basis waarop we onze taal uitdragen. De Taalunie staat daarin centraal. Digitalisering biedt kansen om via taaltechnologie en digitale taalinfrastructuur om de internationale weerklank van het Nederlands te behouden. Boekenbeurzen, theaterfestivals, tentoonstellingen, … organiseren we waar mogelijk samen. Nederlands is een wereldtaal. We versterken de samenwerking met andere Nederlandstalige landen en regio’s op cultureel en academisch vlak.

17.4 Cultuur is engagement

  • De talloze vrijwilligers die zich inzetten voor onze monumentenzorg, in harmonieën, dansverenigingen, koren, heemkringen, … vormen de grondlaag van onze cultuur. Met het nieuwe amateurkunstendecreet en het decreet bovenlokale cultuurwerking zetten we in op de versterking van het lokaal weefsel.
  • We sturen onze amateurkunstenaars als culturele ambassadeurs naar het buitenland en halen in de volgende legislatuur minstens één groot internationaal amateurkunstenfestival naar Vlaanderen.
  • In het sociaal-cultureel werk waarderen wij het civiel perspectief, dat verenigingen toelaat om zich rond een bepaald thema te verenigen en daarrond een werking uit te bouwen, maar de N-VA wil geen belastinggeld om louter opiniëring, activisme of het tegen elkaar opzetten van gemeenschappen te financieren. Iedereen mag vrij zijn mening uiten, maar de overheid moet die meningen niet subsidiëren. Wij willen de middelen concentreren bij organisaties die in de eerste plaats een sociale en culturele invulling geven aan hun werking, wat de essentie van cultuurbeleid is.
  • Cultuur mag zich niet enkel beperken tot onze cultuurhuizen. Het moet naar buiten treden. Zonder cultuur is er geen beschaving mogelijk en kan Vlaanderen niet bestaan. Daarom willen we cultuur in het onderwijs versterken. We moeten meer investeren in het deeltijds kunstonderwijs. Vakken als plastische opvoeding, esthetica en muziek maar ook Latijn, Grieks, filosofie, geschiedenis en literatuur in de taalvakken zijn essentieel om te begrijpen wat het is om mens te zijn en wat het betekent burger te zijn van de Vlaamse gemeenschap. We mogen dat niet veronachtzamen. Maar ook buiten het onderwijs moet cultuuraanbod komen. De openbare omroep speelt een cruciale rol om cultuur bij de Vlaming te brengen. De VRT moet op elk medium en elk net per seizoen minstens één breed toegankelijk programma over cultuur uitzenden.

18. JEUGD

  • Afgelopen legislatuur werd er in Vlaanderen werk gemaakt van een basisinventaris cultuur- en jeugdinfrastructuur. We bouwen voort met een investeringsplan voor jeugdinfrastructuur met focus op kwaliteit, veiligheidsvoorschriften en duurzaamheid. De inventaris die afgelopen legislatuur opgesteld werd, dient regelmatig bijgewerkt te worden en er dienen voldoende controles te komen op de effectieve kwaliteit van de infrastructuur. We investeren verder in tenten, kampmateriaal, -vervoer, kampplaatsen en jeugdherbergen.
  • We blijven scholen aanmoedigen om hun infrastructuur open te stellen voor verenigingen die geen eigen lokaal hebben en kijken naar synergiën met zorg, welzijn, kinderopvang, sport en vrije tijd.
  • OverkopHuizen zijn een succes. Een doorgedreven samenwerking tussen het jeugdwerk en de OverKopnetwerken moeten aangemoedigd en gefaciliteerd worden om dat succes verder te zetten. Waar mogelijk planten we deze huizen nabij of zelfs onder hetzelfde dak als jeugdwerkinitiatieven. Daarbij wordt er prioritair ingezet op een doorgedreven professionalisering zodat iedereen de nodige informatie snel kan vinden en dat er een registratie is van de aanmeldingen die gebeurd zijn. Enkel zo kan je opvolging verzekeren en bijsturen waar nodig.
  • We erkennen het belang van onze jeugdbewegingen en jeugdverenigingen. We ondersteunen jeugdbewegingen in campagnes om leiding aan te trekken en stimuleren gelijktijdig jongeren in het nemen van engagement. Indien er een gemeenschapsdienst voor jongeren ingevoerd wordt, kan dit ook opgenomen worden als leiding in een jeugdvereniging.
  • Het Vlaamse Verenigingenloket wordt verder uitgebouwd om de verschillende administratieve vereisten voor verenigingen te centraliseren. We denken daarbij aan regionale en federale verplichtingen zoals publicaties in het Staatsblad en de fiscale attesten.
  • Binnen het domein Jeugd gebeuren er nog wat zaken dubbelop. Daarom moeten we de rationaliseringsoefeningen verderzetten binnen de bovenbouw, zoals in de taakverdeling tussen steunpunten en belangenbehartigers. Naar het voorbeeld van het cultuurbeleid.
  • We behouden en versterken het label ‘kindvriendelijke steden en gemeenten’, wat de aandacht van het lokale beleid voor kinderen en jongeren moet stimuleren. Gemeenten die dit label willen behalen, moeten aantonen dat ze het verdienen door inspanningen te leveren voor hun jongste burgers over verschillende beleidsdomeinen heen. Ook na het behalen van een dergelijk label moet er regelmatig geëvalueerd worden of de inspanningen behouden blijven.
  • Een samenleving met geen enkel risico bestaat niet, maar het is wel de taak van de overheid om alle vermijdbare risico’s tijdig te kunnen signaleren en uit te schakelen. Daar willen we het afleveren van een uittreksel van het strafregister voor alle meerderjarigen die een engagement opnemen bij jeugdwerk verplichten. De huidige uitzondering voor het jeugdwerk wordt afgeschaft naar analogie met de regelgeving voor alle andere sectoren.

19. SPORT

De N-VA zet sterk in op sport in hoogte, breedte en diepte. We doen Vlamingen sporten en bewegen van jong tot oud, van beginneling tot topsporter, van recreant tot fervente sporter. Het ongeziene investeringsbeleid onder de voorbije N-VA-ministers heeft dan ook op alle vlakken topresultaten opgeleverd. Het aantal sportende Vlamingen gaat in stijgende lijn, de Vlaamse topsportindex staat historisch hoog (meer dan 1.000 punten). Er werd de afgelopen vijf jaar een ongekend hoog bedrag van maar liefst 185 miljoen euro geïnvesteerd in sportinfrastructuur en nog nooit werden er meer trainers opgeleid dan de voorbije jaren.

Sport is immers niet alleen gezond voor lichaam én geest: sport is ook maïzena, sport verbindt. Het is onze ambitie dat elke Vlaming in de eigen buurt kwaliteitsvol en betaalbaar kan sporten en bewegen.

  • Het spreekt dan ook voor zich dat we resoluut verder willen gaan op deze ingeslagen weg en het succesvol beleid willen verderzetten met een investeringsprogramma van minstens 200 miljoen euro.
  • Sportfederaties en sportclubs spelen een cruciale rol in het aanbieden van kwaliteitsvolle en betaalbare sportactiviteiten. We bouwen onze Vlaamse sportfederaties en sportclubs nog meer uit tot sterke en professionele organisaties, zonder daarbij hun lokale verankering en hun eigenheid te verliezen. We ondersteunen hen in hun zoektocht naar alternatieve financieringsvormen of -bronnen om hen minder subsidieafhankelijk en dus weerbaarder te maken, onder andere door de verdere uitbouw van het Vlaams Sportfonds.
  • We investeren ook in de mensen die de sportsector in beweging houden. Door de stevige investeringen in de trainersopleidingen, waarbij werd ingezet op flexibilisering en digitalisering en een aangepaste opleidingsstructuur, werden voor het eerst meer dan 10.000 trainers op een jaar opgeleid. Een stijging met maar liefst 30 procent. De ambitie is om deze stijging minstens nog eens te herhalen. De lat mag hoog liggen: elke coach of sportbegeleider moet een aantoonbare kwalificatie hebben, te beginnen met de jeugdsport. Wat betreft de financiering streven we naar een herziening van het systeem van de verenigingswerker: kleinere scope, fiscaal voordeliger en administratief veel eenvoudiger.
  • Om in Vlaanderen een echte sport en beweegcultuur te creëren, moeten alle kinderen vroeg kunnen proeven van een divers sportaanbod. We zorgen ervoor dat alle leerlingen op alle scholen in contact komen met een divers sportaanbod en op weg gezet worden naar een lokale sportclub.
  • Speerpunten hiervoor zijn een aantrekkelijk sportaanbod binnen en buiten de schoolste context (zoals de Vlaamse loopweken en de SNSpas), de sportieve invulling van de buitenschoolse kinderopvang, en het uitbreiden van Sportkompas, de sportoriënteringstool bij uitstek. We werken hiervoor nauw samen met MOEV en de Follo’s en optimaliseren de samenwerking tussen de school, de sportclub en het lokaal bestuur, de zogenaamde ‘gouden driehoek’.
  • Elke school moet ieder jaar Sportkompas gebruiken om elke nieuwe lichting schoolkinderen op basis van hun talenten en interesses naar de voor hen geschikte sport te leiden. Voor ieder kind komt er daarbij iets positiefs uit. In het kleuteronderwijs vervangen we de bestaande ontwikkelingsdoelen binnen het leergebied lichamelijk onderwijs door een ambitieuzer en concreter curriculum van motorische vaardigheden.
  • Kwaliteitsvol sporten betekent ook kunnen sporten op een sociaal veilige, gezonde en inclusieve manier. We stimuleren het hebben van opgeleide aanspreekpunten integriteit op clubniveau, zeker bij clubs met een jeugdwerking. Samen met de sportclubs en federaties werken we verder aan een omgeving waar iedereen maximaal sport- en spelplezier kan ervaren. Ook personen met een beperking betrekken we maximaal zodat zij volwaardig kunnen sporten, inclusief waar kan, exclusief waar het moet. Elke sportinfrastructuur moet het toegankelijkheidslabel dat in samenwerking met Inter werd ontwikkeld hebben, te beginnen met de eigen centra van Sport Vlaanderen.
  • Als partij staan wij voor een weerbare, gezonde en dus sportieve bevolking. De recente gezondheidscrisis heeft het belang daarvan alleen maar duidelijker gemaakt. Bovendien draagt sport niet enkel bij tot de fysieke gezondheid, maar is beweging ook uitermate belangrijk voor het mentale welzijn. Daarom moet sport een volwaardige plek krijgen als onderdeel van de (preventieve) gezondheidszorg, en moeten daarvoor ook de nodige middelen worden voorzien. Een bedrijf dat inzet op sport en beweging, en dus de gezondheid van zijn werknemers, verdient die investering ruimschoots terug. We blijven bedrijven daarin ondersteunen en rollen bestaande producten zoals de sport- en beweegscan verder uit. We reiken het kwaliteitslabel Sportbedrijf uit aan werkgevers die daartoe de nodige inspanningen leveren.
  • Wie wil sporten heeft de juiste, kwaliteitsvolle infrastructuur nodig. We zetten de Sportspurt van de afgelopen legislatuur verder en steken zelfs nog een tandje bij, met uiteraard de nodige aandacht voor cofinanciering, duurzaamheid en energiebesparende maatregelen. We verhogen de middelen verder zodat we aparte oproepen voor specifieke sportinfrastructuren kunnen uitschrijven om doelgericht te kunnen inzetten op noden en nieuwe ontwikkelingen. We zorgen voor een publieke omgeving die aanzet tot sporten en bewegen, onder andere met groepsaankopen. Daarbij blijven we inzetten op een zo goed mogelijk samen bestaan van natuur en sport. We blijven de motorcrossterreinen ondersteunen en begeleiden hen naar e-motorcross.
  • Om tegemoet te komen aan de grote nood aan zwemwater zetten we in op een ambitieus investeringsprogramma voor 40 nieuwe zwembaden in Vlaanderen. We werken verder aan een versoepeld wetgevend kader (Vlarem II) rond open water zwemmen en rond zwembaden in het algemeen. De huidige normen zijn te streng.
  • Vlaanderen staat voor excellentie en barst van toptalent, ook in de sport. De Vlaamse topsportindex stond nog nooit zo hoog. Om internationaal te excelleren, competitief te blijven en een volwaardige ondersteuning te kunnen blijven garanderen, is een nog verdere groei (+20 procent) van de topsportmiddelen noodzakelijk. Elke olympiade moet de ambitie voor het aantal top-8-plaaten en medailles op mondiaal niveau stijgen. Daarbij gaan we uit van een stijging van de Vlaamse Topsportindex met 10 procent. We zorgen voor een verhoogde wisselwerking en door- of terugstroming tussen breedtesport en topsport.
  • We zetten verder in op een dopingvrij Vlaanderen. De Vlaamse regelgeving wordt daarbij telkens aangepast aan de nieuwe wereldantidopingcode en bijhorende standaarden.
  • Onze evenementen horen bij de beste van de wereld en zijn een uithangbord voor Vlaanderen. We zorgen ervoor dat de evenementen nog beter afgestemd zijn op de sportieve evoluties, zodat ze een krachtige hefboom zijn voor de top- en breedtesport in Vlaanderen. Zien sporten, doet sporten. De samenwerking met Event Flanders wordt verdergezet, waarbij de grootste evenementen met sportieve en/of maatschappelijke, economische meerwaarde worden begeleid door Event Flanders. Concreet willen we in de komende legislatuur zeker vijf wereldkampioenschappen en minstens evenveel Europese kampioenschappen naar Vlaanderen halen.

20. MOBILITEIT

  • Onder de regering-De Croo haalde de NMBS de slechtste resultaten ooit. De slechtste stiptheid, het meest afgeschafte treinen, en de grootste ontevredenheid onder de reizigers. De financiële cijfers van de NMBS kleuren roder en roder.
  • Ondanks de bloedrode cijfers wil de PS al het openbaar vervoer gratis maken, waarbij werklozen als eerste aan de beurt komen. Bovendien willen ze het aanbod blijven uitbreiden, terwijl veel treinen nu al verplicht halt moeten houden in uithoeken van Wallonië waar amper reizigers zijn. Inefficiënt beleid met een torenhoge kostprijs voor de belastingbetaler.

Wij pleiten voor een vraaggestuurd model, waarbij we de lijnen versterken waar veel mensen opstappen, en minder treinen onnodig stoppen in afgelegen gebieden. Bovendien pleiten we voor een modernisering van de NMBS, zodat het een concurrentieel bedrijf wordt. Alleen zo kan men het bedrijf uit het slop halen, en de resultaten verbeteren.

Dagelijks verplaatsen miljoenen Vlamingen zich naar school en naar het werk. Door de enorme infrastructuurinvesteringen van de Vlaamse Regering in de afgelopen legislaturen gebeurt dat steeds vaker met de fiets en te voet. Tegelijkertijd nemen de files verder toe, die ons economische en ecologische schade opleveren. De zero-emissiewagen komt hier deels aan tegemoet, maar er stellen zich vragen over de betaalbaarheid en haalbaarheid van de snelle uitrol van deze wagens. De files bestrijden met het spoorvervoer ligt niet meteen voor de hand als men de prestaties van de NMBS bekijkt. Onder de regering-De Croo haalde men de slechtste resultaten ooit: de slechtste stiptheid, het hoogste aantal afgeschafte treinen, en de grootste ontevredenheid onder de reizigers. Die ontevredenheid wordt mede veroorzaakt door een toenemend gevoel van onveiligheid op het openbaar vervoer. De verkeersveiligheid, zeker voor de zwakke weggebruikers, blijft een grote uitdaging. Wij bieden een holistisch verhaal op de mobiliteitsproblematiek in Vlaanderen, waarbij mens, milieu en economie worden verzoend.

De N-VA streeft naar een performant en geïntegreerd openbaar vervoersysteem dat op basis van één vervoersbewijs toegankelijk is. Centraal staat combimobiliteit, wat betekent dat verschillende manieren van vervoer naast elkaar bestaan én elkaar aanvullen. De auto alleen zal ons niet redden, maar het openbaar vervoer evenmin. Dit én-énbeleid betekent niet dat er geen keuzes moeten worden gemaakt. Zeker wel, afhankelijk van de locatie: op de ene plaats geven we de fiets meer ruimte, op een andere plaats zorgen we voor een betere doorstroming van het openbaar vervoer. Auto’s blijven een onontbeerlijk deel van de mobiliteit van de Vlaming. Daarbij omarmen we de zero-emissiewagen, maar niet sneller dan Europees verplicht. Het treinnet vormt de ruggengraat van het openbaar vervoer in Vlaanderen, waarbij de stations dienen als strategische mobiliteitsknooppunten. De aanwezigheid daarbij van een sterk aanbod van zowel bussen als deelmobiliteit is cruciaal. Gewelddadige mensen op en rond het openbaar vervoer pakken we hard aan. Verdere investeringen blijven op vele vlakken nodig. Investeringen in verkeersveiligheid zetten we de komende jaren verder. Daarbij besteden we extra aandacht aan infrastructuur die de zwakke weggebruiker maximaal beschermt. Zwarte punten en schoolomgevingen worden als eerste aangepakt. Ook de wegen fietsinfrastructuur mogen we niet uit het oog verliezen, net zomin als de Vlaamse zeehavens en luchthavens die cruciaal zijn voor onze welvaart.

  • Het openbaar vervoer als stipt, betrouwbaar en performant vervoer
    • We zorgen voor een stipter, betrouwbaarder en performanter openbaar vervoer. Daarvoor moet naast het stads- en streekvervoer ook het vervoer over de sporen vraaggestuurd worden.
    • We creëren een decentraal aanbod naar Zwitsers model voor het spoorvervoer. Daarbij laten we de vrije concurrentie spelen die voor een betere prijs-kwaliteitverhouding zorgt. De regionalisering maakt het mogelijk om één geïntegreerd openbaar vervoersaanbod uit te tekenen met betere aansluitingen op tram of bus. De reiziger zal dus worden bediend met betere verbindingen en vlottere overstappen. Op korte termijn moderniseren we het personeelsbeleid zodat de spoorbedrijven en hun medewerkers gewapend zijn voor de toekomst. Dat houdt onder meer de ontbinding van HR-rail in.
    • We zetten maximaal in op modernisering van het treinverkeer. Hiervoor gaan we inzetten op onder meer ‘one man cars’ en zelfrijdende treinen. We gaan voor de uitrol van toegangspoortjes, te beginnen met de grote stations en de grote verbindingen.
    • We investeren in een performanter tramsporennetwerk en verbeteren de doorstroming van het busvervoer door gebruik van busbanen en slimme verkeerslichten. We zorgen voor een stevig aanbod op de drukke buslijnen, en bieden alternatieven voor afgelegen gebieden. De toenemende concurrentie zorgt voor meer efficiëntie en kwaliteit, met goed onderhouden bussen en trams.
    • We verbeteren de toegankelijkheid van het openbaar vervoer (stations, perrons, voertuigen) voor mensen met een beperking.
    • Waar (veer)boten succesvol in gebruik zijn, worden de capaciteit en frequentie uitgebreid.
  • Veiligheid in het verkeer
    • We voeren het rijbewijs met punten in. Hieraan koppelen we een herziening van het boetesysteem, waar na een eerste lichte overtreding slechts een waarschuwing volgt. Gradueel worden boetes hoger. De hardleerse chauffeurs die de overtredingen blijven opstapelen, moeten van de baan worden gehaald. We bekijken daarbij de mogelijkheid voor een rijbewijsslot met behulp van de digitale rijbewijzen.
    • We controleren meer op alcohol- en druggebruik achter het stuur, en verbieden het bezit van lachgas voor oneigenlijk gebruik. We dringen gsm-gebruik achter het stuur terug.
    • We zetten in op een proportioneel en doelmatig gebruik van het ANPR-cameranetwerk, en beschermen daarbij maximaal de privacy. Deze camera’s moeten bijvoorbeeld kunnen worden ingezet om wegpiraten en criminelen te signaleren aan de politie. We zorgen ervoor dat private ondernemingen géén buitensporige winsten halen uit gemeentelijke administratieve verkeersboetes, en zelf niet kunnen bepalen waar de controles komen.
    • Verkeersveiligheid in schoolomgevingen is cruciaal. We ondersteunen lokale overheden om (verdere) maatregelen te nemen. We maken extra fondsen vrij voor maatregelen in de infrastructuur rondom scholen, zetten maximaal in op schoolstraten, en voeren tijdssloten in voor vrachtverkeer in schoolomgevingen. Ingangen van scholen aan drukke wegen werken we zoveel mogelijk weg.
    • We zetten verder in op digitalisering en het slimme gebruik van data om de verkeersveiligheid te verhogen en de doorstroming te verbeteren.
    • We maken werk van een Europees Carpass-systeem voor tweedehandsvoertuigen.
    • We werken zwarte punten verder weg, en leggen nieuwe weginfrastructuur vergevingsgezind aan.
    • We maken het gebruik van de e-step veiliger door in te zetten op homologatie en snelheidsbeperking. We pakken asociaal rijgedrag en rondslingerende e-steps aan.
    • We doen niet mee aan leeftijdsdiscriminatie, waarbij oudere mensen vanaf een bepaalde leeftijd telkens opnieuw een rijexamen moeten afleggen.
  • Vlaanderen als hét fietsland van Europa
    • Steeds meer Vlamingen kruipen op de fiets, en de diversiteit van de fietsen neemt toe. We maken daarom werk van meer ruimte voor onze fietsers, zodat ze zich veilig kunnen verplaatsen. Hierbij hanteren we een netwerkaanpak.
    • We investeren verder in de fietsinfrastructuur door een verhoging van de budgetten. De realisatie van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk krijgt daarbij extra aandacht. We pakken de fietsinfrastructuur aan zodat de veiligheid én het comfort van de fietsers verhoogt.
    • Onze kinderen zijn kwetsbaar in het verkeer. Om hen te beschermen, verplichten we de fietshelm tot 13 jaar.
    • Het Vlaams verkeersreglement zorgt voor een optimale benutting van het potentieel van de openbare weg, met bijzondere aandacht voor de fiets en andere zachte weggebruikers. Om dat te realiseren worden de resterende federale bevoegdheden overgeheveld naar Vlaanderen zodat het verkeersreglement leesbaarder, actueler en duidelijker wordt.
  • Vlaanderen als internationale toegangspoort
    • We stimuleren Europese samenwerking op het vlak van treinverkeer om meer en betere Europese treinverbindingen te bekomen. De reiziger kan met het gebruik van één ticket het gehele traject afleggen aan een aantrekkelijk tarief.
    • We maken eindelijk werk van een Vliegwet om de problematiek van de geluidsoverlast rond de luchthaven van Zaventem aan te pakken. Cruciaal daarbij is een evenwichtige spreiding van het aantal vliegtuigen en met respect voor de historische context. We schaffen de no-flyzone boven het park van Laken af.
    • We faciliteren de verstandige uitbouw van onze luchthavens. De bevoegdheid over de luchthaven van Zaventem dragen we over van het federale naar het Vlaams niveau. Zo kunnen we een sterk Vlaams luchtvaartbeleid uitbouwen, waarbij we onze huidige regionale luchthavens een aanvullend en gespecialiseerd aanbod laten ontwikkelen ten opzichte van Zaventem. We zetten ook in op verduurzaming van de luchtvaartsector met onder meer Sustainable Aviation Fuels (SAF’s) en waterstof. Onze Vlaamse luchthavens kunnen zo het voortouw nemen in de innovatie van de luchtvaart in onze contreien.
    • Grote infrastructuurwerken in onze zeehavens, als economische toegangspoorten tot Europa, zetten we verder en faciliteren we waar mogelijk.
    • Vlaanderen voert zijn decretale kerntaken uit door financiering van basishaveninfrastructuur en ook de havenkapiteinsdiensten.
    • We intensifiëren het drielandenoverleg en voorzien de nodige middelen voor de realisatie van de spoorwegverbinding naar het Rijngebied.
  • Vlaanderen als vergroener
    • We versnellen de uitrol van laadpalen op strategische locaties, en bekijken daarbij de optie van dynamisch en draadloos laden. Ook mensen in rijhuizen moeten voldoende betaalbare opties hebben om hun auto op te laden.
    • We zetten niet alleen in op elektrificatie, maar ook op andere technologieën, zoals waterstof dat bij voorkeur voor industrie, zeeschepen en vliegtuigen, ‘long haul’ goederenvervoer, … wordt gebruikt.
    • De omschakeling van het wagenpark naar zeroemissie zorgt ervoor dat een lage-emissiezone minder en minder prangend wordt. We verstrengen dus niet verder, en bekijken of we de lage-emissiezone kunnen laten uitdoven. Intussen voorzien we een aangepaste regelgeving voor oldtimers. Naar voorbeeld van Nederland introduceren we het historische kenteken, zodat er slechts één kenteken nodig is voor meerdere oldtimers van dezelfde eigenaar.
    • De binnenvaart in Vlaanderen kent een lange traditie. Vlaanderen blijft investeren in onder meer nieuwe kaaimuren en overslagterminals langs onze bevaarbare waterwegen. Als varende natie dient Vlaanderen meer in te zetten op technologische vooruitgang in deze sector. We verminderen de administratieve last voor de binnenvaart. We faciliteren de invoering van automatisch varende binnenschepen.
    • Er wordt blijvend ingezet op walstroom door de nodige EU-wetgeving om te zetten en de nodige budgetten vast te leggen. 
    • Er wordt ingezet op de nachtlogistiek van het wegververvoer met een divers pakket aan maatregelen zoals een differentiatie van de bestaande kilometerheffing en het creëren van nachthubs.
    • We verstevigen het goederenvervoer via het spoor in en naar onze havens door de nodige investeringen te doen.
    • We blijven tegen de invoer van een kilometerheffing voor personenwagens.
    • Pijpleidingen vormen een milieuvriendelijk en verkeer-ontlastend alternatief voor transport over de weg. We maken verder werk van cruciale corridors zoals de leidingenstraat richting Ruhrgebied. Dat is noodzakelijk om onze positie als energiepoort tot Europa ook in de toekomst veilig te stellen, ook voor nieuwe stromen zoals waterstof, CO2, …
  • Vlaanderen vooruitstrevend
    • We optimaliseren de autokeuringen in Vlaanderen.
    • We zorgen voor de integratie van apps van openbaar en gedeeld vervoer, zodat men via één app het volledig traject kan samenstellen en het kan afleggen met 1 geïntegreerd ticket.
    • Met een flexibel kader voor zelfrijdende auto’s zorgen we dat Vlaanderen op dat vlak een innovatieve voorsprong kan nemen.

21. OPNIEUW CONTROLE OVER MIGRATIE

  • De regering-De Croo zette de asielpoorten wagenwijd open en werd duizenden keren veroordeeld tot miljoenen euro’s aan dwangsommen wegens het niet geven van opvang aan asielzoekers, ondanks een historische verhoging van het opvangbudget naar 1 miljard euro. In plaats van ontradende maatregelen te nemen, versoepelde de regering-De Croo de vreemdelingenwet door gezinshereniging met niet-begeleide minderjarige vluchtelingen te versoepelen én uit te breiden, een parallelle verblijfsprocedure voor staatlozen in te voeren en een verbod op opsluiting van illegale gezinnen met kinderen wettelijk te willen verankeren.
  • De PS wil het opengrenzenbeleid nog ruimer door onder meer illegalen te regulariseren en het opvangnetwerk verder uit te breiden met nog meer individuele huizen en appartementen (LOI’s).

Wij staan voor een stop van illegale (passieve) migratie, het volledig externaliseren van de asielprocedure, een forse verstrenging van de regeling rond gezinshereniging, maximale inspanningen om criminele illegalen terug te sturen en het aantrekken van hooggeschoolde arbeidsmigratie. We stoppen met het uitdelen van gratis geld. Het principe dat men kan genieten van onze sociale welvaart zonder eerst te hebben bijgedragen, moet op de schop.

De bevolkingsgroei ligt een stuk hoger dan normaal, met meer dan 1 procent. Dat is louter te wijten aan het migratiesaldo: maar liefst 130.000 niet-Belgen migreerden in 2022 naar België. Dat heeft een enorme impact op alle geledingen van onze maatschappij: onderwijs, wonen, gezondheidszorg, enzovoort.

Onder de regering-De Croo werd België meer dan ooit het land van melk en honing. Het naïef opengrenzenbeleid en het nagenoeg voorwaardenvrije sociale vangnet hebben ervoor gezorgd dat dit land de laatste jaren opnieuw overspoeld werd door illegale migratie. Linkse partijen en Franstalig België blokkeren op het federale niveau elke hervorming in de goede richting. Het Migratiewetboek werd aangekondigd aan de pers, maar komt er niet en zou zeker geen verbetering betekenen van het nationale migratiebeleid. Hoewel wij geen grenslidstaat zijn, ligt de instroom naar België bij de hoogste van heel Europa. Met duizenden asielzoekers – waaronder gezinnen en minderjarigen - die op straat slapen en op een maandenlange wachtlijst voor een opvangplaats staan, systematische veroordelingen van de Belgische staat en miljoenen euro’s dwangsommen tot gevolg. Zelfs het
koffiezetapparaat van de premier werd ten gevolge daarvan in beslag genomen. De werkachterstand lag nog nooit zo hoog, ondanks het feit dat de betrokken administraties er aanzienlijk veel personeel bij kregen. Tot overmaat van ramp stropt de terugkeer, ondanks tientallen miljoenen extra investeringen.

Kortom: het Europese asiel- en migratiebeleid faalt. Honderdduizenden migranten wagen zich jaarlijks aan de levensgevaarlijke overtocht over de Middellandse Zee. Daardoor is de Middellandse Zee het grootste massagraf ter wereld geworden en blijft de cynische miljardenhandel van mensensmokkelaars draaien. De Europese buitengrenzen zijn zo lek als een zeef en de Dublin III-Verordening wordt continu met de voeten getreden. Dat moet anders. De aangekondigde wijzigingen in het nieuw Europees Asiel- en Migratiepact zijn een pleister op een houten been en zullen de prangende migratieproblematiek niet oplossen. Asiel aanvragen zal immers nog steeds mogelijk zijn op EUgrondgebied ná een illegale binnenkomst. Ook stellen we ons vragen bij de praktische haalbaarheid van dit Pact.

Migratie kan alleen een meerwaarde zijn als ze gecontroleerd gebeurt en mensen aantrekt die hier ingeschakeld worden in het economische en maatschappelijke weefsel. Daarom pleiten we voor een asielstop gedurende de komende tien jaar. We moeten weer grip krijgen op onze buitengrenzen. De onhoudbare illegale migratie moet stoppen. Een drastische ommezwaai van het beleid is nodig.

21.1 ASIEL

  • Een paradigmashift
    • We willen opvang en bescherming buiten de Europese grenzen, in eigen regio. We willen de controle terug over onze grenzen én over onze welvaartstaat.
    • Daarom pleit de N-VA voor de externalisering van de asielprocedure. Asiel kan worden aangevraagd buiten de EU.
    • Wie illegaal Europa betreedt, verliest elke kans op legaal verblijf in de Europese Unie. Wie dat toch probeert, wordt gered en teruggestuurd naar een veilige opvangfaciliteit buiten de EU.
    • Echte vluchtelingen die recht hebben op internationale bescherming worden hervestigd en begeleid, op basis van een jaarlijks quotum dat op democratische wijze wordt bepaald door het parlement. Op deze manier roepen we een halt toe aan de miljardenbusiness rond mensensmokkel en voorkomen we menselijke drama’s op de Middellandse Zee en langs andere secundaire migratieroutes.
    • We herschrijven en moderniseren de Vluchtelingenconventie.
    • Weigert de EU tegen 2025 mee te gaan in dit strenger maar humaan migratiekader, dan onderhandelen we, naar Deens voorbeeld, een opt-out van de Europese regelgeving op het vlak van asiel en migratie.
    • Blijft de vooropgestelde paradigmashift op vlak van asielrecht uit, pleiten we voor een asielstop en zullen we de komende tien jaar dan ook enkel financieel bijdragen door middel van de overeengekomen afkoopsommen.
  • Het opvangnetwerk
    • We herleiden de opvang voor verzoekers van internationale bescherming daarom tot louter collectief, sober, tijdelijk en enkel voor wie zelf onvoldoende bestaansmiddelen heeft. De lokale opvanginitiatieven in individuele huizen en appartementen doven we uit. Migranten die hier asiel aanvragen, hebben onderweg al veel landen doorkruist en daar soms zelfs al bescherming gevraagd én gekregen. Dat moet stoppen. Daarom bieden we hen niet langer opvang aan, evenmin aan personen die een meervoudige asielaanvraag indienen.
  • Die internationale bescherming moet tijdelijk zijn, zoals de geest van de Conventie van Genève ook voor ogen had. Daarom moet het onderscheid tussen de twee statuten duidelijker omkaderd worden, ook wat de daaraan verbonden rechten en plichten betreft.
    • Het Commissariaat-Generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) wordt ingekanteld onder Binnenlandse Zaken en komt onder politieke verantwoordelijkheid van de bevoegde minister. Zolang het CGVS onafhankelijk blijft, kan de overheid in beroep gaan tegen beslissingen hiervan.
    • Subsidiaire bescherming wordt de regel. De beschermingscriteria worden dan ook aangescherpt.
    • We voeren een positieve motiveringsplicht in voor elke beslissing tot toekenning van de status van erkend vluchteling.
    • We voeren de wettelijke verankering in van een systematische, periodieke evaluatie van de veiligheidssituatie in de herkomstlanden. De vluchtelingenstatus/internationale beschermingsstatus is per definitie tijdelijk, hoog tijd om dit eindelijk ook in de praktijk om te zetten.
    • We werpen een kritische blik op de doelmatigheid van de subsidies van de migratie-industrie.
    • Ook de juridische ‘industrie’ rond migranten moet aangepakt worden. We stoppen het automatisch recht op pro-deo-bijstand bij de CGVS-procedure. Het praktiseren van vreemdelingenrecht kennen we voortaan toe aan een gespecialiseerde poule van advocaten die daarvoor aangeduid worden door het Bureau voor Juridische Bijstand (naar analogie met jeugdadvocaten).
    • We snoeien in het aantal beroepsprocedures en hanteren de kortste termijn mogelijk.
  • Naar het voorbeeld van Denemarken en het Verenigd Koninkrijk wordt actief gewerkt aan overeenkomsten met derde landen om het nieuwe asielmodel te ondersteunen. Er wordt een harde aanpak van de illegale mensensmokkel en -handel uitgewerkt. Ook versterken we de Europese buitengrensinfrastructuur en de controle ervan.
  • We voeren een actief ontradingsbeleid, zowel in de landen van herkomst door fysieke campagnes, als online via sociale mediaplatformen.
  • De Dienst Voogdij wordt overgeheveld naar de Dienst Vreemdelingenzaken. Op deze manier wordt de opvolging van de Niet Begeleide Minderjarige Vreemdelingen (NBMV) versneld en vereenvoudigd in het belang van de minderjarige, zoals bijvoorbeeld de identificatie en het leeftijdsonderzoek. Wie liegt over zijn leeftijd, moet de kosten van de leeftijdsbepaling zelf dragen.
  • Staatlozen kunnen nu verschillende, parallelle procedures opstarten om hun statuut en verblijf te bekomen. We herleiden dit opnieuw tot één procedure.

21.2 TERUGKEER

  • De absolute prioriteit van het terugkeerbeleid ligt op het terugsturen van criminele illegalen. We voeren ook een levenslang inreisverbod in voor zware criminelen en terroristen.
  • We voeren een ‘illegalenregister’ in, voor zij die illegaal het land zijn binnengekomen maar door de mazen van het net zijn geglipt en niet geregistreerd worden. We versterken de gerechtelijke sectie van de Dienst Vreemdelingenzaken en breiden hun opsporings- en intercepteermogelijkheden maximaal uit en onderzoeken de inkanteling ervan binnen de politiediensten.
  • We maken de woonstbetreding mogelijk. Na een gerechtelijke toets kan de politie illegale vreemdelingen in een woning aanhouden en overbrengen naar een gesloten centrum, met het oog op de terugkeer.
  • De detentietermijn van illegale vreemdelingen in een gesloten centrum wordt opgetrokken naar 18 maanden, om zo de terugkeerprocedure te optimaliseren.
  • Het Bevel om het Grondgebied te Verlaten wordt een waar terugkeercontract voor uitgeprocedeerde vreemdelingen, waarin afspraken en plichten opgenomen worden. Er wordt vooraf ook een risicoanalyse over de naleving van het terugkeercontract gemaakt, met eventueel voorafgaand vastgelegde bewaringsmaatregelen. De terugkeer kan zo sneller dwingender gebeuren.
  • We evalueren de werking en doeltreffendheid van de ICAM-procedure (Individuele Coaching voor mensen in illegaal verblijf) en heroriënteren middelen en personeel waar nodig.
  • Illegale gezinnen met kinderen worden als ultimum remedium in een daartoe uitgerust gesloten centrum geplaatst in afwachting van hun uitwijzing, om zo hun terugkeer te verzekeren. We schroeven de wetgeving in die zin terug.
  • Bureau T(ransport) van Dienst Vreemdelingenzaken moet voldoende middelen en beveiliging krijgen. Het escorteren van uitgewezen vreemdelingen kan enkel gebeuren door daartoe opgeleide politieagenten, en niet door DVZ-ambtenaren.
  • Wie terugkeert zonder beroepsprocedures te starten, krijgt een hogere terugkeerpremie, naar Deens voorbeeld. Beroepsprocedures worden vaak misbruikt om hun verblijf onnodig te verlengen en kosten de overheid handenvol geld. Op deze manier beperken we de administratieve last en verhogen we de terugkeer door perspectief te bieden in hun land van herkomst.
  • We verdubbelen de opvangcapaciteit van de gesloten centra. Dat is noodzakelijk om de problematiek van criminele illegalen, vooral in grootstedelijke regio’s, aan te pakken.
  • Illegalen die niet onmiddellijk verwijderd kunnen worden, verklaren we persona non grata. Er wordt hen een aantal ‘voorwaarden van bewaring’ opgelegd, zoals een dagelijkse meldplicht. Zo bewaren we een beter zicht op hun reilen en zeilen.
  • Illegalen hebben enkel recht op dringende medische hulp. Voor elke andere vorm van financiële of sociale hulp moet men voldoen aan de voorwaarden, zoals een wettig verblijf. Dringende medische hulp moet ook in de meest strikte zin benaderd worden.
  • We onderhandelen terugkeerakkoorden in een ruimer kader rond inreisvisa, budgetten van ontwikkelingssamenwerking en samenwerking inzake handel en economie, veiligheid en defensie. Een optimale samenwerking op het vlak van terugkeer wordt een belangrijk punt in een omvattende regeringsaanpak ten aanzien van derde landen.

21.3 VOLGMIGRATIE

  • We scherpen de voorwaarden voor gezinshereniging – ook voor vluchtelingen – verder aan.
    • We verhogen de inkomensgrens en stellen die bij naargelang het aantal personen. Zo beperken we de extra ballast voor onze sociale zekerheid.
    • We leggen bijkomende inburgeringsverplichtingen op voor zowel de aanvrager als de gezinshereniger. Iedereen moet zo snel mogelijk actief (kunnen) bijdragen aan onze maatschappij.
    • Die inburgeringsverplichting begint in het land van herkomst. Slaagt men niet voor een inburgeringsen taaltest, krijgt men geen visum.
  • Nu kunnen vluchtelingen, gedurende een jaar na hun erkenning, hun familie laten overkomen zonder dat zij aan enige voorwaarde moeten voldoen. Dat creëert een enorm aanzuigeffect. Die ‘voorwaardenvrije periode’ herleiden we tot het Europese minimum van drie maanden, zoals die al jaren geldt in onze buurlanden. Er wordt een tijdelijk moratorium ingesteld voor gezinshereniging met subsidiair beschermden. Nadien voeren we een maximumquotum per maand in. We voeren dit ontradingsbeleid ook financieel.
  • Schijnrelaties en -erkenningen zijn helaas nog steeds schering en inslag. De misleide partner en bébés-papiers zijn hier het grootste slachtoffer van. Wie enkel voor verblijfsrecht de schijn van een relatie ophoudt of niet effectief en onvoldoende voor zijn kind zorgt, wordt geweigerd en het land uitgezet.
  • De strijd tegen alle mogelijke vormen van fraude, zoals in asiel, identiteit, schijnrelaties en -ouderschap, voeren we op. Daarvoor versterken we de fraudecellen bij onder andere de Dienst Vreemdelingenzaken en de Dienst Economische Migratie op Vlaams niveau.
  • Ondanks een groeiende sociale controle kunnen bepaalde vreemdelingen hun verblijfsrecht behouden ondanks het feit dat zij niet (langer) voldoen aan de voorwaarden. Sommige verblijfskaarten worden immers meteen voor een periode van vijf jaar afgeleverd. Dit misbruik van verblijfsstatuten moet stoppen. Daarom wilt de N-VA alle verblijfskaarten van nieuwkomers, ongeacht hun statuut, harmoniseren op een geldigheid van één jaar en moeten de nieuwkomers die nadien actief jaarlijks verlengen. Daarbij bewijst hij of zij nog steeds aan de binnenkomstvoorwaarden te voldoen.
  • Criminele vreemdelingen verliezen elke mogelijkheid op verblijf.

21.4 ECONOMISCHE MIGRATIE

De focus moet liggen op de aantrekking van midden- en hooggeschoolde talenten. De N-VA past voor laaggeschoolde, niet-Europese arbeidsmigratie.
Laaggeschoolde knelpuntberoepen moeten prioritair worden ingevuld door activeerbare werklozen uit eigen regio, land en bij uitbreiding de EU.

  • Het ‘Working in Belgium’-platform wordt hervormd. We voeren een online screeningsprocedure in de vorm van een puntensysteem in. Alleen indien de kandidaat-migrant voldoende punten behaalt op basis van zijn diploma, vaardigheden, ervaring en de vereiste taalkennis, kan hij een arbeidsvisum aanvragen.
  • We werken met het label ‘Trusted companies’ waarin buitenlands talent zich ontplooit. Bedrijven en ondernemingen die een buitenlands talent hier willen tewerkstellen, kunnen voorafgaand ‘erkend’ worden en zijn aansprakelijk en financieel verantwoordelijk. Zo versnellen en vereenvoudigen we de procedure.
  • De strijd tegen schijnconstructies en uitbuiting van arbeidsmigranten via detachering moet scherper, de controles strenger. Dat vereist een Europese samenwerking, zowel op het vlak van arbeidsvoorwaarden als sociale zekerheid.
  • We moeten een onderscheid maken tussen de verschillende profielen. We voeren snelle en performante procedures in voor topprofielen die we kost wat kost willen aantrekken in ‘the war for talent’ om ons als aantrekkelijkste innovatieve regio in de markt te zetten. Deze aanvragen moeten bovenaan de stapel terecht komen en via een fast track-procedure behandeld worden.
  • Vlaanderen moet zich concentreren op hooggeschoolden en middengeschoolden. Voor laaggeschoolden kijken we binnen de landsgrenzen en de EU. We willen niet blind en ongebreideld arbeidsmigranten aantrekken. Ons beleid moet selectief zijn en voorwaarden stellen. We volgen hierbij het ‘concentrisch’ model: eerst kijken we in Vlaanderen, daarna naar de rest van het land, dan naar de EU en pas in laatste instantie naar derde landen.
  • Voor laaggeschoolde knelpuntberoepen pleiten we voor een model dat nu al wordt toegepast in de zorgsector. Daar zorgt men voor opleiding en een taalcursus in het land van herkomst. Ze werken hiervoor samen met één herkomstland: India. Het voorbeeld in de zorg is een goeie praktijk waar andere sectoren uit kunnen leren. Dat soort projecten moet de nieuwe maatstaf worden. Voor lager geschoolde profielen wordt een cursus taal en inburgering een visumvoorwaarde.
  • We moeten de privésectoren en belangenorganisaties overtuigen van het belang van inburgering (ook over onze waarden en normen) én een taalcursus in het land van herkomst én hen mee te betrekken. Arbeidsmigranten krijgen – in samenwerking met de sectoren en ondernemingen - een snelcursus taal en inburgering aangeboden voor zij naar Vlaanderen komen, zodat zij beter op de hoogte zijn van hun rechten en plichten, maar ook de waarden en normen die hier gelden. Zo zetten we nog sneller in op zelfredzaamheid en zijn de arbeidsmigranten minder vatbaar voor misbruik. We moeten in Vlaanderen bovendien selectief zijn en enkel samenwerken met landen die ook bereid zijn mee te werken aan terugkeer wanneer het fout loopt.
  • We moeten oog hebben voor de fraudegevoeligheid van deze procedures, zowel wat de binnenkomstvoorwaarden betreft als de werkomstandigheden van de arbeidsmigranten hier.
  • Ons hoger onderwijs trekt studenten van over heel de wereld aan. We moedigen kennismigratie aan, maar pleiten voor een meer doorgedreven screening op wetenschappelijke en economische spionage en infiltratie voor bepaalde profielen van buiten de EU die worden gesponsord door staatsbeurzen. Dat geldt ook voor de bedrijfswereld.
  • Buitenlandse studenten moeten beschikken over voldoende bestaansmiddelen, die worden gestort op een geblokkeerde rekening, en mogen geen last zijn voor ons sociaal bijstandsstelsel. Ze moeten eveneens een terugkeerborgsom betalen als voorwaarde voor hun studentenvisum. We scherpen de voorwaarden om na het voltooien van hun studies hier nog een zoekjaar te mogen blijven.
  • Geestelijke beoefenaars van erkende erediensten moeten slagen voor een inburgerings- en taaltest om een gecombineerde vergunning te bekomen. Houden zij zich niet aan de taalvereisten en respecterenzij onze verlichte waarden en normen niet, zoals gelijkwaardigheid van ieder en scheiding Kerk en staat, wordt hun verblijfsrecht ingetrokken en worden ze het land uitgezet.

22. INBURGERING EN INTEGRATIE

  • Vlaanderen responsabiliseerde de nieuwkomer door onder andere het inburgeringstraject betalend te maken en hogere taal- en activeringsvoorwaarden op te leggen, zoals de verplichte inschrijving bij de VDAB.
  • We willen verdergaan op dat elan en de zelfredzaamheid van de nieuwkomer maximaliseren door de inburgeringsplicht al op te leggen bij de visumaanvraag in het land van herkomst, de inburgeringsvoorwaarden verder te verhogen en een permanent verblijfsrecht mede te laten afhangen van het slagen op een burgerschapstest.

Vlaanderen speelde een pioniersrol door in 2004 – op vraag van de N-VA – de verplichte inburgering in te voeren. Vandaag is het Vlaams inburgeringsbeleid nog steeds een voorloper in vergelijking met andere Europese landen. Inburgering is essentieel, zowel voor de nieuwkomers als voor de verwelkomende maatschappij. Nieuwkomers moeten zo snel mogelijk weten wat hun rechten én plichten zijn en welke waarden en normen gedragen worden door onze samenleving. Inburgering is de levensader van een geslaagd migratieverhaal. Niet voor niets is de werkzaamheidsgraad van burgers die geboren zijn buiten de EU in Vlaanderen een pak hoger dan in de andere regio’s van dit land, waar niet of veel te weinig op inburgering
ingezet wordt. Voor de N-VA is een verdere uitdieping van ons inburgeringsbeleid daarom cruciaal.

Het doel is te komen tot een sociaal cohesiebeleid, waar iedereen in onze samenleving wordt meegenomen in een verhaal waarin onze Vlaamse normen en waarden en de Vlaamse leidcultuur centraal staan.

  • We schaffen de integratie-industrie af en gaan voor een radicale ommezwaai in ons Vlaams integratiebeleid. Doelgroepenbeleid dat erop gericht is om segregatie of parallelle samenlevingen in stand te houden, heeft geen plaats in dat verhaal. We stoppen de ondersteuning van vzw’s en belangenorganisaties die in dat oude verhaal blijven hangen.
  • Inburgering is een verhaal van gelijke kansen. En gelijke kansen creëert men aan de start, niet aan de eindmeet. Daarom moeten we zo snel en zo afdwingbaar mogelijk de nodige tools aanreiken, om die nieuwkomers voldoende kansen te bieden. De verplichting om zich in te burgeren begint daarom in het land van herkomst bij de visumaanvraag. Wie niet slaagt voor een basis-inburgeringstest inclusief taaltest, zal zijn of haar visumaanvraag niet goedgekeurd zien. We onderzoeken de mogelijkheid om diploma-erkenning al te starten bij de visumaanvraag.
  • Onze westerse waarden en normen moeten behouden blijven. Het zijn de fundamenten van onze samenleving. Iedere nieuwkomer ondertekent een bindende nieuwkomersverklaring. Wie dat weigert, wordt de toegang tot dit land ontzegd.
  • Ook na binnenkomst moet de nieuwkomer zo snel mogelijk zelfredzaam zijn en actief kunnen deelnemen aan onze maatschappij. Kennis van het Nederlands is daarbij essentieel dus verhogen we het niveau van de taalvereiste naar B1 en later naar B2.
  • Werken is nog steeds de beste manier om te integreren in de verwelkomende maatschappij. We versnellen de toeleiding naar werk en opleiding. We onderzoeken de mogelijkheid om diploma-erkenning al te starten bij de visumaanvraag. De toegang tot sociale bijstand en voordelen wordt fors ingeperkt.
  • We pleiten voor een geïntegreerde aanpak van inburgering, werk en onderwijs. Op lokaal niveau worden intakegesprekken met nieuwkomers aangemoedigd, waarbij zowel de bevoegde ambtenaar voor inburgering als het OCMW en de VDAB worden betrokken..
  • De derde pijler van het inburgeringstraject wordt inhoudelijk versterkt en verder uitgewerkt. We laten ons hiervoor inspireren door de best practices-projecten, waarbij nieuwkomers aan de slag kunnen gaan, men intussen stevig inzet op taalkennisverwerving op de werkvloer en de werkintensiteit gestaag wordt verhoogd.
  • Op Europees niveau pleiten we voor een inburgeringsplicht voor Unieburgers. Sowieso verwachten we dat wanneer zij de nationaliteit aanvragen, zij een inburgeringsattest kunnen voorleggen.
  • De geslaagde inburgeraar wordt met een ceremonie plechtig verwelkomd in onze Vlaamse gemeenschap.
  • Wie permanent verblijfsrecht wil krijgen, zal moeten slagen voor een burgerschapstest en periodieke taaltesten.
  • We pakken bepaalde probleemwijken, waar veel criminaliteit en armoede heerst, aan. We zorgen voor meer sociale samenhang en bieden lokale besturen de nodige middelen en handvaten vanuit een Vlaams kader in de strijd tegen parallelle samenlevingen en voor revaluatie en sociale desegregatie. Zo moeten strengere controles mogelijk worden wat betreft het recht op en het behouden van een uitkering, alsook maatregelen zoals verplichte taaltesten en toeleiding naar kinderopvang en school. Er wordt extra geïnvesteerd in publieke infrastructuur. Leegstand en verwaarlozing moeten strenger worden gecontroleerd.
  • De nationaliteit van het welkomstland verkrijgen is het ultieme sluitstuk van een geslaagde integratie. Dat moeten we dan ook wat hogere verwachtingen en eisen aan verbinden. We leggen een burgerschapstest en een taaltest op. Wie geen blanco strafregister kan voorleggen of fiscale of andere achterstallige belastingschulden heeft, verliest de mogelijkheid om de nationaliteit te verkrijgen. De nationaliteitsverklaring wordt fors duurder.

23. EUROPA EN BUITENLANDSE ZAKEN

  • De regering-De Croo weigert ondubbelzinning voor welvaart te kiezen. Ook op Europees niveau stuurt de regering-De Croo actief aan op een Europese Unie met alsmaar meer complexe regelgeving, onhaalbare klimaatdoelstellingen en transfers, zonder oog te hebben voor de bevordering van de Europese welvaart. De interne markt wordt niet voltooid, er is nog steeds geen budget voor de 21ste eeuw met klemtonen op grensoverschrijdende infrastructuur en innovatieve investeringen. Nieuwe handelsakkoorden die Vlaanderen als exportnatie veel kunnen opbrengen worden voorwaardelijk gemaakt of zelfs regelrecht in vraag gesteld door regeringspartijen.
  • De PS wenst ook op EU-niveau nieuwe Europese belastingen in te voeren, een extra heffing op grote kapitalen te lanceren en een gemeenschappelijk Europees fiscaal beleid te voeren. De PS ijvert voor meer Europese subsidies, wil geen hervorming van de Europese begroting en verzet zich tegen enige begrotingsdiscipline onder het nieuwe Stabiliteits-en Groeipact.

We kiezen resoluut voor meer welvaart voor onze burgers, voor duurzame groei en een sterkere competitiviteit van onze ondernemingen binnen de Unie en in de wereld. Wij willen geen bijkomende Europese belastingen, noch een ‘België XL’ met steeds toenemende transfers op EU-niveau, maar integendeel een toekomstgerichte hervorming van het Europese budget dat burgers en bedrijven perspectief biedt. Op vlak van fiscaliteit en sociale zekerheid behouden de lidstaten een vetorecht.

Om onze welvaart te bestendigen en te verhogen is de Europese Unie de hefboom bij uitstek. We kiezen voor een sterk Vlaanderen in een Europese Unie die sterk is waar nodig. De Europese samenwerking moet meer gefocust, meer gedragen en sterker geworteld zijn. Binnen en buiten de Unie verdedigen we op alle fora onze belangen op meer assertieve wijze.

We zetten ondubbelzinnig in op de basis van onze welvaartscreatie: een Europees pact voor welvaart en competitiviteit in een voltooide, goed functionerende interne markt. Internationaal blijft eerlijke vrijhandel de hoeksteen van de Vlaamse welvaart.

We zijn echter niet naïef. Waar nodig treden we harder op om onze belangen en waarden te beschermen tegen ongeoorloofde inmenging. We doen dat zonder ons af te sluiten van de buitenwereld. Veiligheid en veerkracht gaan hand in hand in een geest van open strategische autonomie. We versterken onze transatlantische banden, maar hebben evenzeer oog voor traditionele partners als Canada en het Verenigd Koninkrijk, maar ook voor nieuwe opkomende regio’s. Dichter bij huis blijven we inzetten op goede banden met onze buurlanden en gelijkgezinde regio’s en naties.

23.1 EUROPESE UNIE

De EU maakte een belangrijke weeffout door de Green Deal door te voeren zonder afdoende aandacht voor onze globale competitiviteit en het behoud van kwalitatieve jobs in de EU. We zien de gevolgen van de de-industrialisering nu al.

  • Resolute keuze voor welvaart en groei
    • De EU moet volop inzetten op het creëren en beschermen van onze welvaart. Hiertoe moet de Europese Commissie in de eerste 100 dagen na haar aantreden een ‘EU Pact voor Welvaart’ voorstellen, in uitvoering van de open strategische autonomie. dat Pact moet zorgen voor een heropleving van de Europese (maak)industrie. Het roer moet dringend om. In dat kader dient de Commissie bij de introductie van nieuwe wetgeving meer oog te hebben voor kmo’s (kmo-toets versterken), die een cruciale basis vormen van onze economie. We maken komaf met de regeldruk. De Commissie moet voortaan voor elk voorstel een sterke impacten effectbeoordeling en wetsevaluaties maken die tot op lid- en deelstaatniveau doorwerken. In de omzetting van Europese regels vermijden we om extra regels en complexiteit in te bouwen (geen goldplating).
    • We verdiepen en garanderen de interne markt. We grijpen het momentum van 30 jaar interne markt aan om deze eindelijk te vervolmaken in domeinen als digitaal, kapitaal, transport, energie en defensie-industrie. Daarnaast moeten de bestaande marktregels beter worden afgedwongen. Door een betere handhaving en strenger optreden tegen feitelijk protectionisme garanderen we het gelijke speelveld en daarmee de toegang voor onze bedrijven tot de hele Europese markt. Andere verstorende maatregelen zoals de versoepeling van de staatssteunregels schroeven we dringend terug. Vlaanderen ondervindt nu al de gevolgen van deze versoepeling die vooral grote lidstaten met diepe zakken bevoordeelt. Ten slotte beschermen we onze markt beter tegen bedreigingen van buitenaf, op vlak van oneerlijke concurrentie, dumping en het garanderen van dezelfde kwaliteitseisen voor ingevoerde producten.
    • We stimuleren innovatie door wetgevende of juridische obstakels weg te werken en via regelluwe experimenteerzones. We waken over de technologische neutraliteit van nieuwe Europese wetgeving. We faciliteren grensoverschrijdende samenwerking door administratieve obstakels te reduceren.
    • We snoeien in en stoppen de regel- en rapporteringsdruk door het ‘one in, one out’- principe echt ter harte te nemen en te evolueren naar een ‘one in – two out’-principe. Onze ondernemers gaan gebukt onder zeer zware administratieve lasten en kosten. Overdreven rapporteringsvereisten leiden daarenboven tot productiviteitsverlies bij ondernemingen en overheden. Rechtszekerheid en de coherentie van de wetgeving is eveneens cruciaal om een gunstig investeringsklimaat te creëren.
    • We willen eerlijke en op regels gebaseerde wereldhandel met een hervormde Wereldhandelsorganisatie die sterker kan optreden tegen oneerlijke concurrentie en alleen nog aan echte ontwikkelingslanden preferentiële handelsvoordelen toekent, dus onder andere niet langer aan China. De EU moet dringend meer handels- en investeringsakkoorden sluiten, onder meer om onze waardeketens verder te diversifiëren in het kader van de open strategische autonomie. Met handelsakkoorden als hefboom stimuleren we duurzame economische ontwikkeling. Indien de EU dit niet doet, doen andere machtsblokken dat op minder duurzame manier. Om ons als betrouwbare partner te kunnen profileren, dienen de verschillende regeringen de afgesloten akkoorden correct en snel te ratificeren en implementeren.
    • De Unie moet onze welvaart, jobs en strategische belangen beschermen zonder protectionistisch te worden. We bouwen een betere weerbaarheid op van de essentiële waardeketens door de lidstaten aan te zetten om voldoende eigen productiecapaciteit voor essentiële strategische goederen op te bouwen, in te zetten op (rollende) strategische voorraden en het terug naar Europa halen van essentiële high endproductie en onderzoek en ontwikkeling. We willen ook kritieke grondstoffen aanboren in Europa, terwijl we tegelijk voluit inzetten op circulaire maakindustrie en recyclage. Binnen dat kader zetten we ook in Vlaanderen volop in op veerkracht, onze strategische sectoren en het vrijwaren van onze (kennis)economie.
  • Een EU-begroting van de 21ste eeuw zonder nieuwe belastingen en schulden
    • We bepleiten een hervorming van het EU-budget, met focus op de kerntaken. Er komt een shift van landbouw- en cohesiebeleid naar innovatie, digitalisering, grensoverschrijdende infrastructuur, migratiebeheer en veiligheid/defensie en een Gemeenschappelijk Landbouwbeleid dat onze landbouwers een goede prijs voor hun goede waar garandeert en hen gericht ondersteunt bij innovatieve en duurzame investeringen. Ons geld hoeft niet langer naar industriële agrarische corporaties te vloeien, niet langer naar ineffectieve transfers. Zo kan de nettobijdrage van Vlaanderen aan de Europese begroting dalen en veel meer dan nu onze eigen belangen dienen.
    • We verzetten ons tegen Europese belastingen of schulden, tegen een Europese transferunie en tegen een ‘België XL’ op EU-niveau. De Europese herstel- en veerkrachtfaciliteit was een eenmalige ingreep in een uitzonderlijke context en krijgt daarom geen vervolg. De N-VA is geen voorstander van nieuwe Europese belastingen zoals de Financiële Transactie Taks, de Common Consolidated Corporate Tax Base enzovoort. Belastingen behoren tot de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten. Het vetorecht van de lidstaten willen we onverkort behouden op fiscaal vlak. De financiering van de EU-begroting via een vaste BNI-bijdrage is de meest rechtvaardige en transparante wijze.
    • We versterken het principe van verantwoordelijkheid – solidariteit en wel in die volgorde. Het goede functioneren van de interne markt is onze bron van welvaart en het best denkbare solidariteitsmechanisme.
    • Onze centen moeten goed terechtkomen en we pakken fraude doortastend aan. We streven naar een meer efficiënte besteding van Europese middelen. Zo vragen we een betere controle op de middelen en op de goede uitkomst van Europese projecten. Via striktere opvolging van landen met een bedenkelijk track record reduceren we het foutenpercentage in de besteding van Europese subsidies.
    • We laten een grondige analyse uitvoeren van het geld dat ter uitvoering van het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid wordt ingezet. Ten eerste zal er een doorlichting plaatsvinden die onderzoekt of het geld dat wordt vrijgemaakt daadwerkelijk bij de beoogde bedrijven en/of landbouwers terechtkomt. Ten tweede wordt er een kostenbatenanalyse uitgevoerd om te kijken in welke mate de financiële steunmaatregelen daadwerkelijk het beoogde doel behartigen.
    • We pleiten voor meer focus op en snellere vergunningen voor alle publieke en private grensoverschrijdende investeringsprojecten.
  • We beschermen de Europese burgers en onze fundamentele waarden en vrijheden.
    • We dragen onze fundamentele waarden en vrijheden uit en gaan deze effectief beschermen. Onze Europese manier van leven, identiteit, democratie, rechtstaat, normen en waarden verdienen een actieve bescherming tegen maatschappelijke en economische tendensen die deze ondermijnen.
  • Eenheid in verscheidenheid, geen Europese superstaat
    • We eisen meer respect voor de culturele en taalkundige verscheidenheid in de EU.
    • Besluitvorming moet zo dicht mogelijk bij de burger plaatsvinden (subsidiariteit). We toetsen dus consequent af of de voorgestelde doelen niet beter op regionaal, nationaal of lokaal niveau kunnen bereikt worden. Zo roepen we een halt toe aan de sluipende bevoegdheidsuitbreiding van de EU. De lidstaten zijn de ‘meesters van de verdragen’. Dat impliceert dat hun hoogste rechtsinstanties controleren of de grenzen van de bevoegdheidsoverdracht door de EU niet overschreden worden. Zij doen dit in een geest van loyale samenwerking. Het Europees Hof van Justitie blijft het monopolie houden over de correcte interpretatie van het Europees recht, maar ook dit Hof respecteert de bevoegdheidsverdeling.
    • Naast meer respect voor subsidiariteit, dient ook de proportionaliteit van Europese initiatieven sterker te worden gemonitord. Het is cruciaal voor Vlaanderen dat de impact van voorgestelde EU-wetgeving op lid- en deelstatelijk niveau geanalyseerd wordt.
    • We versterken de controle van het Europees Parlement op de Europese Commissie. We willen geen Conventie. Het Verdrag van Lissabon is toekomstbestendig. Punctuele wijzigingen kunnen perfect binnen het bestaande kader en daarvoor is geen verdragswijziging nodig. De EU moet in eerste instantie binnen het bestaande kader haar meerwaarde en effectiviteit bewijzen.
    • De Vlaamse stem moet zwaarder doorwegen in de (Europese) Raad. We wensen een grotere rol voor de deelstaten in de Europese belangenbehartiging en een (pro-)actievere rol voor nationale parlementen in de Europese standpuntbepaling. Via een split voice in de (Europese) Raad, naargelang het belang, laten we de betrokken deelstaat meer doorwegen. Het Vlaamse standpunt wordt niet alleen intra- Belgisch, maar ook rechtstreeks ten aanzien van de EU-instellingen en de 26 andere EU-lidstaten actief uitgedragen. Het (federale) parlement maakt eindelijk werk van de opvolging van Europese dossiers en vergaderingen. Conform nagenoeg alle andere Europese lidstaten richten we een vaste Commissie voor Europese Zaken op in onze parlementen.
    • We stoppen de kostelijke en vervuilende maandelijkse verhuis van het Europees Parlement naar Straatsburg. Het Europees Parlement heeft haar enige zetel in Brussel.
    • We verzetten ons tegen een Europese kieskring, (pan-)Europese lijsten en Europese (spitzen) kandidaten: we waken erover dat de burger zich blijft herkennen in het Europese project en er niet verder van vervreemdt. Daarom zijn lijsttrekkers nodig die dezelfde taal spreken als hun kiezers en voor de kiezers aanspreekbaar zijn.
  • Lidmaatschap op basis van merites, goed nabuurschap
    • We houden vast aan het Europees perspectief van de Westelijke Balkan, Oekraïne, Moldavië en Georgië. We wijken echter geen letter af van het respect voor de Kopenhagencriteria. We willen een fair en transparant toetredingsproces dat gebaseerd blijft op een individuele beoordeling op basis van de concrete voortgang en merites van de betrokken kandidaat-lidstaten. Voor corruptie en oligarchieën is evident geen plaats in de Unie.
    • We blijven pleiten voor een vereenvoudigde en versnelde toetredingsprocedure in geval van ‘inbreiding’, ook voor Schotland;
    • We zetten de toetredingsonderhandelingen met en steun aan Turkije stop. In plaats daarvan verdiepen we het strategisch partnerschap met dat land. Om de samenwerking met landen in de Oostelijke en Zuidelijke periferie van Europa te versterken, zetten we in op een goed nabuurschapsbeleid om gezamenlijke uitdagingen aan te pakken.

23.2 BUITENLANDS BELEID

  • Diplomatieke focus
    • We blijven oog hebben voor onze geostrategische belangen in de wereld. De trans-Atlantische band blijft hierbij van levensbelang, maar we hebben oog voor opkomende regio’s en streven ook met hen naar verbeterde relaties (zoals de Indo-Pacific, Latijns-Amerika,…).
    • We verstevigen de Vlaamse diplomatie en evolueren naar een sterker geregionaliseerd buitenlands beleid. In het Vlaams buitenlands beleid focussen we ons op de buurlanden, de Noordelijke landen en de sterke Europese regio’s. De taak van de FOD Buitenlandse Zaken wordt beperkt tot haar kerncompetentie en het beheer van het postennetwerk dat de connectie tussen Brussel en de buitenwereld verzorgt.
    • We formuleren duidelijkere spelregels voor Belgen buiten het Europese grondgebied. Op basis van heldere rechten en plichten kunnen we een efficiëntere diplomatieke bijstand verlenen.
    • We schroeven de digitale dienstverlening in het buitenland op om de gebruiksvriendelijkheid te verhogen.
    • We blijven ijveren voor stemrecht voor Vlamingen in het buitenland.
    • Via thema-ambassadeurs willen we meer wegen op de problematieken die onze veiligheid in het gedrang brengen. Zo moeten migratie-ambassadeurs constructieve relaties opbouwen met herkomsten transitlanden, met oog op het sluiten van terugnameakkoorden. De diplomatie moet met grotere kennis ter zake contacten kunnen leggen met deze landen. Daarnaast kunnen gespecialiseerde ambassadeurs met de betrokken landen samenwerken in de strijd tegen drugs.
  • Een Europees veiligheidsbeleid
    • Ons buitenlands beleid speelt zich in de eerste plaats af op het Europese en NAVO-schaakbord. Aanvullend aan ons NAVO-engagement en voor uitdagingen met een specifiek Europees karakter komt er een Europese Veiligheidsraad. Voor Defensie houden we de eerste focus op de NAVO en bouwen we complementair met de NAVO de Europese defensie-industrie en -samenwerking versneld uit.
    • In de komende jaren focussen we in de eerste plaats op het buitengrenzenbeleid: diplomatie, defensie en een hervormd ontwikkelingsbeleid moeten zich focussen op het creëren van een veilig en weerbaar Europa met een bufferzone aan de buitengrenzen.
    • We pleiten voor een hervorming van de besluitvorming op vlak van Europees buitenlands beleid, waarbij we het strategische kader bij unanimiteit vaststellen, maar uitvoeringsbesluiten en sancties met gekwalificeerde meerderheid nemen.
  • Focus op de buurlanden
    • We blijven aandacht houden voor goede samenwerking met onze buurlanden en met de Noordelijke landen. Dat laat ons toe om gedeelde uitdagingen dichter bij huis aan te pakken.
    • Vlaanderen is geen eiland en dus zetten we samen met de buurlanden in op een Europese grensoverschrijdende infrastructuuragenda. Denk aan energie- en waterstofcorridors, aan digitale en transportnetwerken, zoals 3RX (de IJzeren Rijn) en de Einsteintelescoop.
    • Via samenwerking met gelijkgezinde landen en regio’s proberen we meer te wegen op de agendasetting op Europees en internationaal niveau.

23.3 CHINA-BELEID

China is en blijft een land met vele gezichten, letterlijk, maar ook figuurlijk. We erkennen de verschillende rollen die China opneemt en geven ons eigen beleid navenant op een genuanceerde manier vorm zodat met China wordt samengewerkt waar dat wenselijk is, maar tegelijk risico’s voor onze veiligheid en de privacy versneld afgebouwd worden.

  • Verschillende internationale uitdagingen overstijgen de capaciteit van individuele landen en organisaties. We blijven daarom met China samenwerken om hedendaagse mondiale uitdagingen aan te pakken. Deze omvatten onder andere de klimaatverandering, internationale bestrijding van pandemieën, een verantwoordelijk beheer van de ruimte en het vinden van een duurzame oplossing voor verschillende hedendaagse conflicten. Een blijvende diplomatieke dialoog met China is daarvoor essentieel.
  • De wereld heeft baat bij een stabiel multilateraal kader, met respect voor de regels van het internationale recht. We blijven aandringen op een hervorming van de Wereldhandelsorganisatie om een gelijk speelveld te garanderen en betrekken China als volwaardige partner bij nieuwe multilaterale akkoorden.
  • Om onze eenzijdige afhankelijkheid van China af te bouwen, blijven we een open strategische autonomie nastreven. In het kader hiervan zetten we in op diversificatie van de aanvoer, waarvoor nieuwe vrijhandelsakkoorden cruciaal zijn. Zo herbekijken we ook het Europese taboe op de inning van eigen grondstoffen en halen we via ons welvaarts- en competitiviteitspact kwalitatieve jobs en duurzame productie terug naar Europa.
  • Correcte vrijhandel blijft de hoeksteen van onze welvaart. We zorgen er evenwel voor dat onze bedrijven niet worden bekampt op oneerlijke manier. Zo moet de EU assertiever optreden tegen dumping en tegen onrechtmatige en marktverstorende buitenlandse subsidies. Ook blijven we wederkerigheid eisen op vlak van markttoegang en intellectuele eigendomsbescherming Er komt een investeringsbeschermingsakkoord met Taiwan en een uitgediepte samenwerking op vlak van halfgeleiders.
  • Op het verzekeren van onze veiligheid doen we uiteraard geen toegevingen. We dekken ons in tegen veiligheidslekken en dit zowel in onze netwerkinfrastructuur als bij het gebruik van digitale diensten door overheidspersoneel.
  • We blijven in de eerste plaats inzetten op een goede trans-Atlantische verstandhouding op vlak van het verzekeren van de veiligheid en het reguleren en standaardiseren van nieuwe technologieën.

23.4 ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

We concentreren het beleid op het bevoegdheidsniveau waar zich de expertise, de netwerken en de budgetten bevinden: de deelstaten. Daarnaast concentreren we het beleid maximaal thematisch en geografisch. In plaats van onze middelen te versnipperen over tientallen thema’s en partnerlanden, kiezen we voor samenwerking met een beperkt aantal partnerlanden. Daar werken we rond duidelijk afgebakende thema’s waarin we zelf een bijzonder expertise hebben.

Van onze partnerlanden vragen we goed bestuur en respect voor de mensenrechten, alsook samenwerking op vlak van veiligheid, sociale fraude en migratie.

Ook koppelen we de preferentiële toegang tot onze eengemaakte markt aan samenwerking op vlak van veiligheid, justitie en terugname. Ten slotte schakelen we onze hulp meer in op het Europese niveau.

  • Handel en ontwikkelingssamenwerking als natuurlijke tandem
    • Inclusieve economische groei is de meest duurzame manier om landen structureel uit armoede te halen. We helpen onze partnerlanden om aan internationale handel deel te nemen, om zo welvaart en een toekomstperspectief ter plaatse te creëren. We doen dit met projecten die ondernemerschap bevorderen, de ontwikkeling van de privésector stimuleren en de werkgelegenheid in de regio verhogen. De principes van eigenaarschap en zelfredzaamheid zijn een toetssteen.
    • We zetten in op de noodzakelijke voorwaarden om economische groei te kunnen realiseren, met name een stabiele rechtsorde, rechtszekerheid, respect voor de burger- en mensenrechten, democratie en goed bestuur. We hebben in het bijzonder oog voor de rechten van vrouwen en van de LGBTQI+-gemeenschap in onze partnerlanden.
    • We maken meer gebruik van de hefbomen waarover we via de EU beschikken. Zo bieden Europese programma’s op vlak van kritieke grondstoffen, energietransitie en innovatie opportuniteiten om onze projecten in te schakelen in een groter geheel. Het EU Global Gateway-project biedt bijzondere mogelijkheden om de infrastructuur in onze partnerlanden uit te bouwen. Ook koppelen we preferentiële markttoegang tot de Europese markt expliciet aan samenwerking rond terugname.
    • We anticiperen op de dynamiek van de Afrikaanse continentale vrijhandelszone en besteden expliciet aandacht aan projecten rond de ketenzorg van bedrijven. Zo verzekeren we dat economische groei en respect voor de mensenrechten hand in hand gaan.
  • Geconcentreerde, efficiënte en transparante financiering
    • De financiering van ontwikkelingsprojecten is doelgericht en dus gekoppeld aan mijlpalen en einddoelen. Ontwikkelingshulp voldoet uiteraard aan de hoogste eisen op vlak van transparantie en resultaatgerichtheid. Voor de uitvoering van het ontwikkelingsbeleid werken we samen met de organisatie die een project op de meest efficiënte manier kan uitvoeren.
    • Private actoren worden de katalysator en centrale partner. Ontwikkelingshulp wordt enkel ingezet waar private partners het risico niet alleen kunnen dragen of waar zij er niet in slagen een passende oplossing te bieden. Voor elk ontwikkelingsdoel zoeken we naar de meest passende (innovatieve) financiering.
    • Ontwikkelingssamenwerking vereist een maatschappelijk draagvlak. We vragen dat ook het middenveld hieraan zijn steentje bijdraagt door (via sensibilisering) meer eigen financieringsbronnen te mobiliseren.
    • Publieke middelen kunnen uitsluitend worden ingezet voor ontwikkelingsbeleid in het buitenland. Deze steun moet terechtkomen bij de doelgroep en mag niet bij de ontwikkelingsorganisaties zelf blijven hangen. De overheadkosten moeten naar beneden en kunnen niet met publiek geld worden gefinancierd. Via afstemming met andere partnerlanden en de EU zorgen we ervoor dat onze projecten elkaar versterken.
    • De regering kan aan waarborgverlening doen, maar we waken erover dat de fondsen snel genoeg gevonden worden (indien zij nodig blijken) en dat er een buffer wordt aangelegd om mogelijke wanbetalingen op te vangen.
  • Maximale thematische en regionale concentratie
    • Om maximale impact te genereren, concentreren we onze inspanningen zowel thematisch als geografisch. Zo gaan we versnippering tegen en kunnen we onze eigen expertise meer als hefboom gebruiken. We reduceren het aantal partnerlanden en werken in ruil daarvoor sterker samen met de overblijvende partners.
    • We zetten in op thema’s waarin we een bijzondere expertise in hebben opgebouwd.
      • We ondersteunen klimaatslimme landbouw die kan bijdragen aan groene groei en ondersteunen de structurele transitie naar duurzame en weerbare mondiale voedselsystemen. We mobiliseren daarvoor ook nieuwe technologie.
      • We versterken het recht op gezondheid, via bijzondere aandacht voor de uitrol van vaccinaties en medicijnen in Afrika en door in te zetten op seksuele en reproductieve gezondheid en –rechten.
      • We zetten in op een verdere uitrol van onderwijs in onze partnerlanden, met opschaling van de leerplicht en een betere toegang tot onderwijs voor meisjes.
      • We stimuleren ondernemerschap en ondersteunen netwerken van ondernemers die hun expertise ter beschikking stellen aan lokale ondernemers en consortia.
    • Ontwikkelingshulp is niet vrijblijvend
    • Onze (gouvernementele) samenwerking is steeds voorwaardelijk. Respect voor mensenrechten, democratie en goed bestuur zijn een belangrijke basisvoorwaarde voor samenwerking. We koppelen onze samenwerking ook aan een graduele opschaling van de leerplicht in het partnerland, zowel met betrekking tot leeftijd als met betrekking tot gelijke behandeling op basis van geslacht. In geval van achteruitgang in onze partnerlanden, herbekijken we onze samenwerking.
    • Via ontwikkelingssamenwerking proberen we mee het toekomstperspectief in de regio van herkomst uit te bouwen. Zo schakelt ontwikkelingssamenwerking zich in om de basisoorzaken van migratie aan te pakken. We koppelen de uitkering van ontwikkelingshulp aan voorwaarden op vlak van terugname van uitgeprocedeerde vreemdelingen (en in het bijzonder veroordeelde criminelen) en samenwerking op vlak van justitie, veiligheid, visumbeleid en sociale fraude. In toekomstige samenwerkingsakkoorden wordt deze conditionaliteit opgenomen. Op Europees vlak steunen we de koppeling tussen toegang tot de Europese eengemaakte markt (het nieuwe GSP+) aan medewerking rond terugname.
  • Humanitaire actie blijft een levensnoodzakelijke component van ons antwoord op de stijgende noden ten gevolge van conflicten en natuurrampen. We zetten uiteraard in op acties die noodsituaties voorkomen of die de rampenparaatheid van gemeenschappen verhogen, maar bieden ook directe hulp in geval van onvoorziene rampen. We doen dat zoveel mogelijk in samenwerking met onze buurlanden en met de EU.

24. VLAAMSE RAND

We bewaken het groene en het Vlaamse karakter van de Vlaamse Rand, want deze staat nog steeds enorm onder druk. De instroom vanuit het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest is zeer groot. Het merendeel van deze verhuizers zijn mensen van niet-Belgische afkomst. De oorzaken zijn divers: er is meer werkgelegenheid, de woningen zijn goedkoper, het is beter leven in de randgemeenten, het is er groener, Vlaamse gemeenten zijn goed bestuurd. Men vlucht in veel gevallen weg uit het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.

Deze instroom heeft een grote impact op de bevolkingssamenstelling van de gemeenten in de Rand. De cijfers variëren maar tonen eenzelfde trend: 40 procent (Dilbeek) tot meer dan 60 procent van de bevolking is van niet-Belgische afkomst. Autochtone bewoners verhuizen naar elders omdat ze vaak de kans niet meer krijgen om te kopen of te huren in hun eigen gemeente. Het is dus niet overdreven te stellen dat de Vlaamse Rand een unieke regio is die zeer grote uitdagingen kent op verschillende domeinen. Niet alleen het Nederlands staat sterk onder druk, de snel veranderende bevolkingssamenstelling brengt ook typisch stedelijke problemen met zich mee: criminaliteit, sluikstorten, zwerfvuil, het onder druk staande verenigingsleven, de betaalbaarheid van woningen, de capaciteit van scholen en kinderopvang, toename van de armoede, …

  • Nederlands is de voertaal in Vlaanderen, ook in de Vlaamse Rand
    • We schaffen alle faciliteiten af
      • De (taal)faciliteiten hebben hun doel niet gediend: ze zorgden niet voor een integratie van anderstaligen in de Vlaamse Rand, integendeel. Het is al lang duidelijk dat ze een rem vormen op een succesvolle gemeenschapsvorming en deelname aan het economisch, sociaal en cultureel weefsel. We verwijzen de faciliteiten daarom naar het verleden. Dat zal de faciliteitengemeenten bovendien toelaten om met andere Vlaamse gemeenten te fuseren en hierdoor hun bestuurskracht te verhogen.
      • In afwachting van de afschaffing van de taalfaciliteiten, houden we de interpretatie van de omzendbrieven Peeters en Martens strikt aan: inwoners van faciliteitengemeenten die een document in het Frans willen ontvangen, moeten dit telkens opnieuw aanvragen. Vlaanderen neemt als toezichthoudende overheid een assertieve houding aan bij schendingen van de taalwetgeving. We verzetten ons maximaal tegen pogingen om de Vlaamse interpretatie uit te hollen.
    • We passen de taalwetgeving en de grondwet aan om een assertief beleid te voeren ter versterking van het Vlaams karakter, zeker in de Rand
      • De Grondwet en de taalwetgeving staan op vandaag bijvoorbeeld niet toe dat in kinderopvangverblijven of naschoolse opvang Nederlands gesproken dient te worden. We kunnen ook niet opleggen dat reclame en publieke opschriften of andere publieke mededelingen in het straatbeeld in het Nederlands dienen te gebeuren. Deze beperkingen verhinderen een modern beleid dat aan het Nederlands de voorrangsstatus geeft die het toekomt. Daarom passen we de grondwet en andere regelgeving aan.
    • Taalkennis als vereiste bij vergunningsplichtige handelingen
      • We stellen bovendien vast dat de onvoldoende kennis van het Nederlands ook veiligheidsrisico’s of risico’s op het gebied van de openbare orde met zich meebrengt. In noodsituaties is het immers van cruciaal belang dat men de taal van de regio kent. Bovendien is het zo dat Nederlands in principe de bestuurstaal is waarmee in Vlaanderen met de overheid wordt gecommuniceerd. Daarom zorgen we ervoor dat taalkennis waar mogelijk bij vergunningsplichtige handelingen (bijvoorbeeld vergunning voor (nacht)winkel, horecazaak,,…) als een van de voorwaarden worden ingeschreven. Zo dient het (winkel)personeel het Nederlands machtig te zijn.
    • We leggen taalkennisvereisten op voor gezondheidszorgberoepen
      • Het is hallucinant te moeten vaststellen dat Vlamingen zelfs in hun eigen regio niet altijd in hun eigen taal medische zorg kunnen ontvangen. Vooral in de Vlaamse Rand is dat een probleem. We leggen daarom taalkennisvereisten op aan de beoefenaars van gezondheidszorgberoepen en verplichten de kennis van het Nederlands in Vlaanderen. Daarnaast zorgen we voor een kordate handhaving van de taalwetgeving in Brusselse ziekenhuizen en bij alle MUG- en spoeddiensten. Via bestuurlijke weg als het kan, via de rechter als het moet.
    • Notariële akten in het Nederlands
      • Voor veel nieuwkomers in de Vlaamse Rand is de notaris een van de eerste formele contacten. Het is daarom van belang dat meteen duidelijk is dat Nederlands de voertaal is in Vlaanderen. Daarom passen we de (grond)wet aan zodat koop- en verkoopakten van onroerende goederen in het Vlaams Gewest verplicht in het Nederlands moeten verleden worden.
    • Wie aanspraak wil maken op voordelen van de Vlaamse gemeenschap moet ook werkelijk deel willen uitmaken van onze gemeenschap
      • Nederlands aanleren is niet enkel een taak van de scholen: ook de ouders dragen hierin een verantwoordelijkheid. Niet alleen tegenover hun eigen kinderen, maar ook tegenover de bredere gemeenschap. Kinderen die op school starten terwijl ze amper een woord Nederlands begrijpen of spreken, starten met een grote achterstand en stellen leerkrachten, en bij uitbreiding de hele klas, voor enorme uitdagingen. Zeker in de Vlaamse Rand is dat zo, waar veel basisscholen vandaag al 70 tot 80 procent aan anderstaligen kennen.
      • We koppelen daarom een deel van de schooltoelage aan de bereidheid van ouders om Nederlands te leren.
      • Indien na een traject met de scholen en de lokale besturen blijkt dat ouders geen bereidheid tonen om Nederlands te leren, kunnen diezelfde CLB’s en lokale besturen in samenspraak oordelen om tot 50 procent van het kindergeld aan te wenden voor maatregelen die het Nederlands van de ouders en kinderen bevorderen.
      • De koala-test wordt richtinggevend om te bepalen of kleuters voldoende rijp zijn voor een overgang naar het eerste studiejaar
      • Het belang van het kind staat hierbij centraal: het heeft er immers alleen maar bij te winnen dat zijn of haar ouders ook Nederlands verstaan (oudercontacten volgen, schoolcommunicatie begrijpen, …) en dat het eigen taalniveau stijgt. Diversiteit werkt niet zonder een robuuste gemene deler. Ook de bredere Vlaamse Gemeenschap vaart hier wel bij: meer mensen spreken Nederlands en kunnen elkaar dus verstaan, het schoolniveau kan stijgen omdat leraren ook op andere zaken dan taal kunnen focussen, de integratie van anderstaligen versnelt en het Vlaams karakter van de Rand wint aan kracht.
      • Het is voor anderstaligen belangrijk dat de taalverwerving van het Nederlands niet stilvalt tijdens de vakantieperiodes. Daarom zal Vlaanderen de lokale besturen maximaal stimuleren om elk jaar zomerscholen te organiseren met focus op het Nederlands .
  • Investeringen in de Vlaamse Rand
    • Verankering en verhoging van de middelen voor de Vlaamse Rand
      • De afgelopen legislaturen gingen er meer Vlaamse middelen dan ooit naar de Vlaamse Rand en deze inspanningen moeten de komende legislatuur worden verdergezet.
      • We blijven inzetten op twee pijlers:
        • Enerzijds zorgen we via het Randfonds ervoor dat maatregelen ter bevordering van het Vlaams karakter extra ondersteund kunnen worden vanuit de Vlaamse overheid. Die maatregelen dienen gericht te zijn op cruciale beleidsdomeinen zoals Onderwijs, Wonen, Omgeving en Integratie, maar ook thema’s zoals Zorg en Welzijn nopen tot bijkomende investeringen.
        • Daarnaast verdient de Vlaamse Rand eveneens veel meer aandacht vanuit het gemeentefonds. Een bijkomende structurele financiële ondersteuning is noodzakelijk.
    • Een veilige Rand
      • Op federaal niveau wordt de Vlaamse Rand achtergesteld. Zo hoesten de gemeenten er meer dan 50 procent op voor de bijdragen aan politie en brandweer. Deze onderfinanciering moet direct worden aangepakt. Zeker gelet op het feit van haar ligging rondom het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest waar heel wat veiligheidsproblemen zijn, die vaak een overloop kennen naar de Rand.
      • De Vlaamse Rand kampt al jaren met een tekort aan politieambtenaren. Niet verwonderlijk, als je weet dat een politieambtenaar in het nabijgelegen Brussel meer dan 400 euro netto meer kan verdienen door toekenning van allerhande (federale) premies. We kennen daarom een (federale) randpremie toe aan politieambtenaren die werkzaam zijn in de Vlaamse Rand.
    • We beschermen het kostbare Vlaamse weefsel in de Rand via een consequent voorrangbeleid ten voordele van mensen die een duurzame band met de streek aantonen
      • Via Wonen in eigen streek voeren we een assertief beleid om zoveel mogelijk inwoners die een duurzame band met de streek hebben in de Rand te laten wonen. We versterken de ondersteuning die Vlabinvest aan lokale besturen in de Rand biedt om wonen in eigen streek versneld uit te rollen.
      • Wie werkt en een duurzame band met de streek kan aantonen, krijgt ook voorrang in de kinderopvanginitiatieven. Ook in de Vlaamse Rand zorgen we met een gericht investeringsbeleid voor bijkomende plaatsen in de kinderopvang. Mensen kunnen zo immers gemakkelijker aan de slag én het zorgt ervoor dat anderstalige kinderen al van jongs af aan met het Nederlands in contact komen.
    • Een degelijke integratie mogelijk maken
      • Jammer genoeg stijgt ook de armoede in de Vlaamse Rand, onder andere door de instroom van leefloongerechtigden uit Brussel. Vlaanderen moet zich maximaal inspannen om deze mensen uit de armoedespiraal te halen. De beste manier waarop dit kan gebeuren, is werk.
      • Het federale leefloon hervormen we tot een lager basisbedrag om de essentiële noden te dekken, met aanvullende bedragen die gelinkt worden aan inspanningen om te integreren, waaronder het leren van het Nederlands en het zoeken naar werk. We maken het totaalbedrag van het leefloon ook flexibeler door af te stappen van de vaste bedragen.
      • Een deel van het basisbedrag keren we uit in alternatieven zoals voedselcheques. Waar nodig worden bepaalde kosten rechtstreeks door het OCMW betaald met een deel van het uit te keren leefloon. Zo garanderen we dat de middelen besteed worden aan zaken waarvoor ze dienen.
      • Maar ook de gemeenten spelen een cruciale rol in de toeleiding naar werk. We breiden het toepassingsgebied van het Geïndividualiseerd Project voor Maatschappelijke Integratie (GPMI) verplicht uit tot alle leefloongerechtigden. Wie kan werken, wordt maximaal begeleid naar werk, door middel van een taalcursus Nederlands, opleiding, een inburgeringstraject, enzovoort. Daarbij geven we ook de mogelijkheid om in het GPMI de koppeling te maken met de aanpak van een eventuele verslavingsproblematiek. De begeleiding naar een job focust op duurzame en kwalitatieve tewerkstelling.
      • Op vlak van een aanklampende integratie kunnen de gemeenten en de Vlaamse overheid nog verder gaan dan ze vandaag al doen. Zo zou elke inwijkeling in de Vlaamse Rand die vanuit het Waals Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest instroomt, systematisch moeten opgevolgd worden tot als blijkt dat hij of zij het Nederlands voldoende machtig is (B1). De systematische instroom van duizenden Brusselaars die jaarlijks naar de Rand verhuizen zorgt immers voor grote uitdagingen op vlak van integratie.
      • Elk lokaal bestuur dient daar een specifiek beleid rond te voeren. Vanuit Vlaanderen voorzien we hiervoor ondersteuning, zowel financieel als via advies en begeleiding. Daarnaast stimuleren we ook maximaal de deelname van deze personen aan het Vlaams jeugdwerk, sport- en verenigingsleven. Bij succes kunnen hieraan bepaalde voordelen gekoppeld worden: snellere opname WIES-register, schoolinschrijvingen, …
    • Groene gordel verder doen bloeien
      • De Vlaamse Rand is een groene streek: meer dan ooit zetten we in op initiatieven die de Rand nog groener maken. Afgelopen legislatuur kwamen er in de Vlaamse Rand 200.000 bomen bij. We bouwen verder op de succesformule die alle relevante partners betrekt.
      • We mikken zowel groot als klein: van de realisatie van de Brabantse Wouden als Nationaal Park tot en met het stimuleren van de inwoners en bedrijven om hun tuinen verder te vergroenen. Ook voor de Brabantse Kouters voorzien we in een ambitieus plan om honderden extra hectaren groen in het noordelijk deel van de Vlaamse Rand te realiseren. Daarbij maken we werk van een structurele omslag via een nieuw ruimtelijk plan voor de Vlaamse Rand. Zo leggen we de fundamenten voor de realisatie van de Brabantse Wouden en de Brabantse Kouters.
      • Groen is niet enkel bos maar ook open ruimte. Onze landbouwgronden en weiden zorgen mee voor een open landschap en zijn eveneens cruciaal in de bestrijding van wateroverlast en in het kader van de klimaatproblematiek. Het ruimtelijk plan moet ook inzetten op de verankering hiervan. Ook het aansnijden van woonuitbreidingsgebieden moet tot het minimum beperkt worden. Een dorpse architectuur in de kernen moet de regel zijn. Dat kan gepaard gaan met verdichting maar niet ongebreideld. Om die reden zijn we geen voorstander van het loslaten van de twee woonlagen-regel zoals heden opgenomen in het gewestplan. Ervan afwijken moet gefundeerd zijn en bij voorkeur gekoppeld aan voorrangsregels voor de lokale inwoners.
    • Ruimte voor ondernemen
      • De Vlaamse Rand is ook een belangrijke economische groeipool. Veel bedrijven trekken weg uit Brussel omwille van de hoge lasten en de vele regels. De Vlaamse Rand kan deze bedrijven opvangen. Het is de taak van de overheid om hiervoor bij voorkeur de herbestemming en/of reconversie van leegstaande gebouwen en brownfields te faciliteren, eerder dan nieuwe ruimte aan te snijden. De Vlaamse Rand kent diverse gebieden met nog veel economisch potentieel, maar waar er serieuze investeringen nodig zijn om alle troeven te ontwikkelen: de Zennevallei, noordelijke kanaalzone, de luchthavenregio, … Via het Randfonds en met gerichte partnerschappen binnen en buiten de Vlaamse overheid brengen we dit onontgonnen potentieel naar boven.
    • We bouwen de dynamieken van de verschillende streekidentiteiten verder uit.
      • De Vlaamse Rand bestaat uit verschillende streken die elk een eigen verhaal vertellen: de Zennevallei, het Pajottenland, de Brabantse Kouters, de Druivenstreek, … Als de lokale besturen, verenigingen, burgers en ondernemers uit die regio’s de krachten bundelen, dan kunnen de troeven van de Rand nog meer tot uiting komen.
      • Daarom ondersteunen we samenwerkingen die deze streekidentiteiten verder uitbouwen en als basis nemen om rond verschillende thema’s zoals gemeenschapsvorming en toerisme samen te werken.
      • In de Vlaamse Rand vinden we ook de Plantentuin van Meise. De instelling is zowel wetenschappelijk als toeristisch van belang, tot ver buiten de Rand. Daarom zorgen we ervoor dat ook de in het masterplan voorziene derde fase, de restauratie van het herbariumgebouw, kan gerealiseerd worden. Zo stellen we ook de wetenschappelijke werking veilig voor de toekomst.
    • Een toekomstbestendig kader voor de luchthaven van Zaventem
      • De tweede grootste economische pool van het land heeft nood aan een rechtszeker kader waarbij de lasten billijk gespreid worden tussen de Rand en Brussel. Dat kader dient er ook voor te zorgen dat de luchthaven duurzaam kan blijven groeien, zonder evenwel de leefbaarheid van de regio te hypothekeren.
      • Een goede ontsluiting van de luchthaven is ook van groot belang. We ondersteunen de verdere uitbouw van haar connectiviteit met onder andere de bouw van de luchthaventram en de ombouw van de Ring rond Brussel tot een beter functionerende verkeersader, met vlotter en veiliger verkeer. We zorgen er ook voor dat de luchthaven, die reeds beschikt over een hogesnelheidstreinstation, wordt aangesloten op het hogesnelheidsnetwerk. Dat levert niet enkel een meerwaarde op het gebied van vlotte mobiliteit, maar ook qua ecologie, vermits hierdoor de kleine afstandsvluchten kunnen afgebouwd worden.
    • Een mobiele Vlaamse Rand
      • Door de oprichting van De Werkvennootschap komen heel wat mobiliteitsprojecten in een stroomversnelling. De Ring rond Brussel zal aangepakt worden, heel wat fietssnelwegen zijn aangelegd of in aanleg, de Ringtrambus vormt een snelle verbinding tussen de luchthaven en de Heizel. Dergelijke ‘tangentiële’ verbinding is van groot belang voor de Rand. De werkgelegenheid is sterk geconcentreerd rond de R0. Deze bereikbaar maken met fiets en openbaar vervoer is een belangrijke opdracht. De projecten van de voorbije legislaturen worden vandaag volop uitgerold en zorgen er ook voor dat de R0 als barrière wordt weggenomen. Wijken en gemeenten worden opnieuw met elkaar verbonden en maken ze ook meer leefbaar.
      • De ontsluiting van landelijke gebieden in onze regio ook van groot belang. Een volgende regering moet een nieuwe verdeelsleutel hanteren om de Vlaamse Rand ook hier de nodige slagkracht te geven om een sluitend openbaar vervoersnetwerk te kunnen aanbieden in deze regio.
      • Tot slot zullen er middelen vrij gemaakt worden om tijdens de werken aan de R0 een degelijk minder hinderplan op te zetten.
    • Eigen rechtbanken voor Halle-Vilvoorde
      • De bescherming van de burger is de belangrijkste kerntaak van de overheid, maar helaas moeten we vaststellen dat dat in het gerechtelijk arrondissement Halle-Vilvoorde te vaak dode letter blijft. We maken een einde aan de praktijk waarbij Franstalige verdachten in de Vlaamse Rand een taalwijziging vragen om zo een lichtere straf te krijgen van Franstalige Brusselse rechters. Halle-Vilvoorde heeft recht op eigen rechtbanken. Alleen zo kunnen rechters een lik-op-stuk beleid voeren en vermijden dat verdachten de dans ontspringen. Zo bevorderen we een kordate aanpak van criminaliteit.
      • Daarnaast is het logisch dat verdachten berecht worden in de taal van het taalgebied waar het misdrijf begaan werd. Desgevallend kan de bijstand van een tolk gevraagd worden. We maken dan ook een einde aan de verplichte Franstalige parketmagistraten in Halle-Vilvoorde.