Toen de N-VA-Kamerfractie in juni vorig jaar haar resolutie werkbaar werk lanceerde, bleek al snel dat de politiek en de sociale partners nog niet klaar waren voor concrete wetgevende initiatieven. De snel oplopende cijfers over arbeidsongeschiktheid en burn-outs lieten nochtans geen twijfel bestaan over de urgentie van deze problematiek.

Ondertussen lijkt iedereen te beseffen dat alle betrokken actoren veel te winnen hebben bij een snelle realisatie van ‘werkbaar werk’. Afgelopen weekend presenteerde minister van Werk Kris Peeters op basis van twee rondetafelconferenties een aantal pistes om werkbaar werk te concretiseren. Op het vlak van flexibiliteit qua tijdstip, duur en plaats van tewerkstelling gaan de voorstellen een heel eind in de richting van de N-VA-resolutie.

Ook ons uitgangspunt dat men voldoende ruimte moet laten om per sector of per bedrijf initiatieven te nemen, vinden we terug in de resultaten van de rondetafelconferenties. De politiek kan een kader en mogelijkheden scheppen, maar concrete initiatieven worden toch vooral op de werkvloer gerealiseerd.

Sectoraal

Opmerkelijk is alvast dat de sociale partners de voorbije weken een aantal akkoorden op sectoraal niveau hebben afgesloten. Vorige week besliste de textielsector om bedrijven met projecten rond ‘werkbaar werk’ financieel te ondersteunen. Twee weken geleden zag het Demografiefonds van Essenscia het licht. Gefinancierd door een bijzondere bijdrage van 0,15 procent op de brutoloonmassa van de sector, zet de chemie in op projecten als loopbaanbegeleiding bij de overstap naar lichter werk, aanpassing van de arbeidstijd en competentiegerichte opleidingen voor leeftijdsgebonden doelgroepen.

Toch mag het voor de N-VA nog ietsje meer zijn. Wat betreft mogelijke aanpassingen van het takenpakket en meer autonomie voor de werknemer blijven we op onze honger. Experten zoals Mieke Van Gramberen (Flanders Synergy) geven nochtans aan dat autonomie en de concrete jobinvulling de meest bepalende factoren zijn. Ook het belangrijke concept van ‘terbeschikkingstelling’ of ‘pooling’ komt niet echt aan bod, en dat terwijl sommige sectoren, zoals de transportsector in Limburg, dit met succes hebben uitgetest. Ze smeken om een regelgevend kader om dit instrument op grotere schaal te hanteren.

Op maat

Cruciaal voor werkbaar werk is dat er ook oplossingen op maat van de individuele werknemer komen. In alle opzichten: arbeidsduur, concrete jobinvulling, verloning en extralegale voordelen, enzovoort. Een job moet maatwerk zijn, waarbij je rekening houdt met de capaciteiten, talenten en beperkingen van individuele medewerkers. Dat vraagt een dynamische aanpak door de organisatie, waarbij de autonomie en de regelruimte van de werknemer centraal staan.

Werkbaar werk vraagt in de eerste plaats flexibiliteit in het denken. De N-VA is daarom bereid de schouders te zetten onder de denkpistes van minister Peeters. Dat zal zeker nodig zijn, want ook in dit dossier zijn er signalen dat de vakbonden op nationaal niveau last hebben van koudwatervrees, terwijl tal van voorbeelden aantonen dat vakbonden op sector- en bedrijfsniveau wel erin slagen om overeenkomsten rond werkbaar werk te sluiten.

Wij roepen de nationale vakbondskoepels dan ook op om de geëffende ideologische paden te verlaten en de collectieve bescherming een stukje te durven loslaten, in de wetenschap dat een individuele werkgever en werknemer met wederzijdse toestemming vaak tot betere oplossingen op maat komen.