Bijna een jaar ben ik nu verkozen als Kamerlid, en in de commissie Gezondheid volg ik alle ontwikkelingen in de strijd tegen het coronavirus die de hele wereld bezighoudt. In januari, toen het virus nog een ver-van-ons-bedshow was, was er in de er in de VS al ongerustheid over de voorraad aan mondmaskers, en ik vroeg toen aan minister De Block hoe dat dan bij ons zat. Die vraag werd afgedaan als een onbenulligheid, een faits divers. Het scheelde niet veel, of de minister lachte me uit.

Hoe relevant die vraag was, zou pas achteraf blijken. Ik raakte blijkbaar één van de grote pijnpunten in de nationale aanpak van het coronacrisis. De mondmaskers. Als tandarts, die dagelijks meerdere maskers uit haar dispenser plukte, heb ik nooit stilgestaan bij de potentiële goudwaarde van die papieren vod met elastieken.

Twee dagen later vroeg ik aan minister De Block hoe het dan zat met ons pandemieplan. De communicatie tussen buitenlandse zaken en volksgezondheid leek immers bijzonder ongeorganiseerd, geïmproviseerd en stroef te verlopen. Bovendien had ons land enkele maanden voordien van de WGO zowaar een 0 procent gekregen bij een doorlichting voor urgentieplanning en -communicatie. Minister De Block wuifde de kritiek weg, zei dat ze het telefoonnummer van haar collega Goffin had en dat ze wel zouden bellen als dat nodig was. Het was de periode dat ze nog weg leek te komen met het minimaliseren van de situatie. Ze probeerde critici ook te beschuldigen van paniekzaaierij.

Maar een plan, dat hebben we nooit gezien.

Nochtans bestond zo'n plan ooit wel. In 2006 werd namelijk het “Belgisch noodplan voor een grieppandemie” geschreven. Nu gaat het hier niet om griep, maar om een ander virus, maar dit plan bevatte wel veel handvaten om meteen op een goede en georganiseerde manier van start te kunnen gaan. Hetgeen waar wij nu, in 2020, schromelijk tekortschieten.

Zo gaf het plan aan dat er een continue bijsturing en oefening zou moeten zijn van dergelijk pandemieplan. Het moest continu geüpdatet worden, zeker naargelang er nieuwe virussen opdoken. Er moest goed en gecoördineerd overleg zijn tussen de verschillende departementen. Er was wetenschappelijke input nodig, er zou ook doorgelicht worden op regelmatige basis door Europa (ECDC). Er moest een socio-economische taskforce zijn, om de adviezen af te wegen tegen de impact op onze maatschappij. En, opvallend, er moesten voldoende mondmaskers voorradig zijn.

In het pandemieplan van 2006 heeft men het over 32 miljoen chirurgische en 6 miljoen FFP2-maskers. Maar er is meer. In 2009 volgde immers een advies van het Comité voor Bio-ethiek. Dat comité stelde dat de voorziene voorraad zoals aangegeven in het plan te beperkt was. Er moesten meer maskers zijn, zodat iedereen een chirurgisch masker kon dragen zo lang de epidemie duurde. Er moesten ook meer FFP2-maskers zijn, zodat elke zorgverstrekker erover kon beschikken. Men stelt zelfs dat het niet ethisch zou zijn om onvoldoende mondmaskers in te slaan, aangezien deze ook na een pandemie gebruikt konden worden en aangezien ze een lage kostprijs hadden. Letterlijk: “Besparen op deze uitgaven lijkt ethisch onaanvaardbaar, vermits deze goederen ook na de pandemie bruikbaar blijven en hun veralgemeend gebruik de verspreiding ervan kan beperken.”

Het is dan ook schrijnend om nu te moeten vaststellen dat dit advies compleet in de wind werd geslagen, dat zorgverstrekkers zonder degelijke bescherming naar de frontlinie werden gestuurd.

In plaats van méér mondmaskers in te slaan en aan goed stockbeheer te doen, werd de hele voorraad verbrand, zonder dat een nieuwe voorraad werd aangelegd.

En dan nog had men in januari de voorraad aan maskers moeten nakijken en moeten ingrijpen. Toen waren er nog geen tekorten op de wereldmarkt, toen hadden we nog kunnen bestellen. Dat was het uitgelezen moment om het plan van 2006 nog eens op te diepen en te bekijken wat er terug op de rails moest worden gezet.

Maar dat hele pandemieplan valt nergens meer te bespeuren, tenzij je er tijdens voorbereidende grondige graafwerken op stoot, zoals ik deed. Nochtans verwijst men op de website van de WHO wel naar een Belgisch plan en ook op de website van de Europese Commissie (ECDC) staat ons land netjes opgelijst tussen de pandemieplannen van de verschillende landen. Maar in het geval van België blijken beide links niet meer te zijn dan windowdressing en verwijzen ze naar een opgedoekte website, genaamd “influenza.be”, waar helemaal niks meer te vinden valt.

Dat is toch behoorlijk hallucinant. Het doet vragen rijzen over het waarom van het verdwijnen van dit plan.

Ik besef dat deze boodschap de zorgverleners van nu en hun patiënten niet helpt, maar hopelijk trekken we op zijn minst een paar lessen voor de toekomst.

Voor die hele coronacrisis geldt overigens dat ik hoop dat er iemand een dik notitieboek bijhoudt met de 'do's en don'ts'. Reken maar dat het lijstje van onze fractie alvast klaar ligt.

Maar het is bovenal een grote les in bescheidenheid. Ik denk dat we ons daar ten allen tijde goed bewust van moeten zijn. Ook al is straks (en liever vroeg dan laat) de coronacrisis achter de rug, toch moeten we blijven beseffen dat de vijand in een klein hoekje schuilt. Een heel klein hoekje zelfs. En dat we moeten durven investeren in zaken die legislaturen overschrijden. Investeren in vaccins voor verschillende virustypes, investeren in onderzoek en ontwikkeling, investeren in zoiets banaals als mondmaskers.

Ik hoop dat ik die binnenkort weer onbezorgd, maar met veel respect, uit mijn dispenser kan plukken.