De recente onthullingen over Oxfam UK leggen een dieperliggend probleem bij de ngo-sector bloot. Hooggestemde morele principes alleen zijn niet voldoende voor goed werk: controle, transparantie en goede afspraken zijn dat evenzeer. Het wordt tijd voor een gedragscharter voor de sector.

Sinds een week bevindt Oxfam zich in het oog van de storm. De populaire ngo, voornamelijk gekend van de fairtradewinkeltjes raakte verwikkeld in een seksschandaal dat haar internationale geloofwaardigheid en reputatie ernstige schade toebrengt. Bekende gezichten willen niet langer hun naam lenen aan de producten, geldschieters laten het afweten en ook de subsidiekraan dreigt hier en daar toegedraaid te worden. De vermeende feiten zijn, vooral vanuit een moreel oogpunt, dan ook niet van de minste: in de periode 2008-2010 zouden er onder meer in Tsjaad en Haïti seksfeestjes georganiseerd zijn, voor en door medewerkers van Oxfam UK. De vrouwen en meisjes die daarbij ingehuurd zouden zijn, waren meestal juist de slachtoffers van de rampen waarbij Oxfam kwam helpen.

Voor alle duidelijkheid, de Oxfam Wereldwinkels waar u uw fairtradekoffie kocht maakt misschien deel uit van dezelfde internationale koepel, maar als organisatie staan ze los van Oxfam UK, waar het schandaal zich voordeed. Het geld dat u aan de campagnes van Oxfam België doneerde werd met relatieve zekerheid niet gebruikt om deze misstanden te financieren. Niet dat dat iets uitmaakt voor de lokale bevolking, uiteraard.

Voor mij legt dit schandaal een dieper probleem bloot: hoewel er interne maatregelen werden getroffen bij de organisatie, kwamen deze feiten nooit eerder uit. Ze werden als het ware met de mantel der liefde toegedekt.

Terwijl de olievlek van Oxfam zich uitbreidt, treft het mij dat we van andere organisaties uit de sector amper of niets horen. Waar is de verontwaardiging? De ngo-federatie, die de belangen van de ngo’s zou moeten verdedigen, heeft nog niet gereageerd. 11.11.11, die als koepel onder meer Oxfam Solidariteit én de Wereldwinkels vertegenwoordigt, hult zich in stilzwijgen. Het lijkt wel alsof men angstvallig wacht tot de storm overwaait.

De laatste jaren hebben sommige ngo’s zich een hoog moreel profiel aangemeten. En zonder iedereen over dezelfde kam te willen scheren, moeten we vaststellen dat verschillende ngo’s er als de kippen bij waren om transparantie te eisen van staten en bedrijven als er een corruptieschandaal losbarstte. Het zou hen nu sieren om eenzelfde transparantie aan de dag te leggen en initiatief te nemen.

De internationale samenwerking van de toekomst heeft nood aan idealisme én aan realisme

Er zijn heel wat akkoorden, convenanten en charters voorhanden waaruit ze inspiratie kunnen putten. Meestal werden deze door het middenveld zelf geschreven om staten en bedrijven aan hoogstaande morele standaarden te houden. In één adem verklaarde het middenveld zichzelf dan ook waakhond van deze standaarden. Ik pik er één uit: de Istanbul Convention van 2011. Een verdrag van de Raad van Europa, tot stand gekomen in samenwerking met het middenveld, dat richt zich tot alle staten en de private sector en oproept actie te ondernemen tegen alle vormen van geweld tegen vrouwen en meisjes. Dus ook tegen seksueel geweld.

Ngo’s moesten volgens de tekst zoveel mogelijk worden meegenomen in de controle van de toepassing van het verdrag, lees: hiervoor voldoende gefinancierd worden. Maar met geen woord rept het verdrag over de verantwoordelijkheid die middenveldorganisaties zélf. Men neemt zonder meer aan dat deze zich automatisch houden aan hoge morele standaarden.

Quod non, is gebleken. Dit is symptomatisch voor de sector waar het vaak maar wat normaal gevonden wordt, dat we belastinggeld vrijmaken voor hun projecten omdat ze nu eenmaal voldoen aan een morele imperatief. Was ik er niet van overtuigd dat het hier over een blinde vlek gaat, gevormd door idealisme, zou ik het arrogantie noemen.

In de commissie Buitenlandse Zaken hamer ik, vanuit een bezorgdheid om de kwaliteit van onze ontwikkelingssamenwerking, op het grote belang van controle en transparantie rond de subsidies van ngo’s. De internationale samenwerking van de toekomst heeft nood aan idealisme én aan realisme. Aan een goede taakverdeling, duidelijke afspraken en totale transparantie. Misschien wordt het tijd dat we vanuit het parlement samen met de ngo’s komen tot een waardencharter waar ook zij aan gebonden zijn, om deze uitspattingen in de toekomst te vermijden.