Enerzijds vereist een natie om werkzaam te zijn dat de leden ervan zich er tot op zekere hoogte mee identificeren, met name door middel van klassieke ingrediënten zoals taal, gemeenschappelijke geschiedenis, religie, gemeenschappelijke overtuigingen over eerbaarheid en fatsoen. Tegelijk wordt daartegen opgeworpen dat mensen zich op vele wijzen identificeren met andere personen en andere kenmerken, dat ze zich identificeren aan de hand van een beroep, een familie, een geslacht, een hobby, een afkomst, een woonplaats, een familiale status, een leeftijd, een politieke overtuiging e.d.m. Hoe verhoudt zich dat ? Is daar geen contradictie ? In een normale moderne samenleving spelen wij juist allemaal meerdere rollen. Een familiale rol, een rol in het verenigingsleven, een professionele rol, een politieke rol als kiezer, een rol als buurman. In die verschillende rollen, waar wij uiteenlopende ervaringen hebben, herkennen wij onze ervaringen in die van anderen, gaan wij ons dus identificeren met mensen met wie we een zekere lotsverbondenheid hebben. En dat is maar goed ook, zo werkt een gezonde samenleving. Het gaat hier om vormen van diversiteit die noodzakelijk zijn voor een moderne samenleving; leeftijd, geslacht, familiale status, beroep, politieke diversiteit, enzovoort.

Ten onrechte leidt men daaruit wel af dat elke vorm van diversiteit een meerwaarde is. Weliswaar wordt een veelheid van identificaties maar problematisch op het ogenblik dat zij leidt tot conflicterende loyaliteiten op die vlakken waar loyaliteit belangrijk is. Maar de identificatie die nodig is om een politieke gemeenschap te vormen betreft niet alle facetten van het leven. Je kan perfect met mensen een politieke gemeenschap vormen, en bereid zijn om belastingen te betalen, terwijl je op heel veel zaken die niet relevant zijn voor die politieke gemeenschap, heel verschillend en heel divers kan zijn en je met verschillende categorieën van mensen kan identificeren. Het feit dat ik intellectueel mij misschien het meest verbonden voel met collega's die ergens anders in de wereld leven, meer dan met mijn collega's hier, doet geen enkele afbreuk aan mijn loyaliteit ten aanzien van mijn universiteit en mijn burgerschap in deze samenleving. Zo zijn er vele voorbeelden.

Maar het is daarom nog geen goede zaak wanneer men die rollen en die verbondenheden gaat thematiseren als identiteiten. Vandaag is het claimen van een identiteit in de samenleving vaak een strategie om zichzelf en dat wil dus zeggen, zijn eigen gedragingen, aan regels en normeringen en debat te onttrekken. Het is een manier om te zeggen: "Het is mijn identiteit; je mag daar niet over discussiëren. Je mag mij daar niet op aanspreken. Ik ben zo, dus je moet mij de les niet spellen en die regels zijn op mij niet van toepassing. Ik moet mij daar niet naar gedragen". Dat is de negatie van de identiteit als verbondenheid: "dit is wat wij samen doen en zo doen wij dat".

Onder het mom van liberalisme leidt dat soort identiteitsopbod tot een zeer illiberale samenleving, een samenleving waarin de norm voor de vrijheid van meningsuiting ligt in de mate waarin de toehoorder zich zou kunnen beledigd of gediscrimineerd of op zijn tenen getrapt voelen. De vrijheid van meningsuiting wordt dan bepaald door de graad van gevoeligheid van de toehoorder. Dat heeft natuurlijk ook te maken met, naar een woord van Sloterijk, de pathologie van het toebehoren: omdat veel mensen niet meer weten tot welke culturele gemeenschap ze behoren, of daar niet toe willen behoren, gaan ze een burcht opbouwen, zeggen "mijn identiteit is onaantastbaar en u mag dat niet in vraag stellen, want niet alleen beledigt u mij, maar bovendien en veel erger, u discrimineert mij wanneer u mijn identiteit niet even belangrijk vindt als alle andere en u begaat zelfs een misdrijf".

Kortom, er is echt wel een middenweg te bewandelen waarbij diversiteit wordt geëerd waar ze verrijkt, en  we tegelijk onze collectieve autonomie en identiteit opeisen op het niveau waar een natie wel nog mogelijk is waarin iedereen de hogergenoemde rollen kan spelen.