“Door de koopmaatschappijen mee in het verhaal te betrekken, krijg je niet alleen één aanspreekpunt voor sociale huuractiviteiten, maar ontstaat er ook één sociale woonactor, waarbij de Vlaming terecht kan voor alle diensten rond sociaal wonen”, reageert Verheyen tevreden.

Veel spelers in sociale huisvesting

Het huidige sociale huisvestingsveld is zeer divers. Verschillende spelers bieden sociale woningen aan en vaak zijn meerdere spelers actief binnen eenzelfde gemeente. “Elke woonactor heeft zijn eigen ontstaansgeschiedenis, taakstelling en juridisch statuut, maar er zijn ook veel overlappingen, bijvoorbeeld tussen sociale huisvestingsmaatschappijen en sociale verhuurkantoren, tussen huurmaatschappijen en koopmaatschappijen,… Dit maakt de vlotte toegang van burgers tot die markt niet evident en daarenboven is het niet efficiënt”, aldus Verheyen.

Belangen van de huurder centraal

Het was om die reden dat Vlaams minister Diependaele al een traject had uitgezet om tegen eind 2022, ten laatste begin 2023 tot één woonactor te komen. Eén woonactor waarbij de activiteiten van SHM’s en SVK’s geïntegreerd worden en waarbij er maximaal maar één speler per gemeente is. “Als we in die beweging ook nog de sociale koopactiviteiten kunnen betrekken, ben ik ervan overtuigd dat dit het resultaat enkel ten goede kan komen”, vult minister Diependaele aan. “Op die manier wordt de dienstverlening onmiddellijk geoptimaliseerd én transparant. En zo stellen we de belangen van de sociale huurder en de kandidaat-sociale huurder centraal.”

Logisch verhaal, maar ook huzarenstuk

Vlaams Parlementslid Verheyen is blij met dat initiatief. “Het fusieverhaal is niet alleen een heel logisch verhaal maar tegelijk ook een huzarenstuk. Gelet op de zwaarte van deze oefening leek het mij logisch dat we die andere speler op de sociale huisvestingsmarkt, de koopmaatschappijen, mee in het fusieverhaal opnamen. Dat idee heb ik dus meegenomen heb naar de commissie Wonen van het Vlaams Parlement. Ik ben dan ook zeer verheugd dat de minister zich daar achter schaart en het gesprek met de sector hierover aangaat”, besluit Verheyen.