Gebrek aan democratische controle

De activering van de pandemiewet gebeurt in twee stappen. In eerste instantie wordt de epidemische noodsituatie afgekondigd door de regering, waarna die verreikende vrijheidsbeperkende maatregelen kan treffen naar eigen goeddunken. Binnen de 15 dagen moet het parlement de noodsituatie bekrachtigen, niet de afzonderlijke maatregelen. Daarna kan de uitvoerende macht tot drie maanden lang maatregelen treffen die ze nodig acht, zonder parlementaire inspraak.

“Het kan nooit de bedoeling zijn dat het parlement bij mogelijk ingrijpende beperkingen van burgerrechten drie maanden lang kan worden gereduceerd tot toeschouwer”, stelt De Roover. “Bij activering van de pandemiewet schakelt de wetgevende macht zelf haar wetgevende functie uit, zonder grondig parlementair debat. Dat is intussen gebleken. Een open bespreking van vrijheidsbeperkende maatregelen vergroot de transparantie en de kwaliteit, zoals we konden vaststellen in de behandeling van de vraag naar wenselijkheid van een vaccinatieverplichting. Mogelijk mildert het zelfs het grote wantrouwen bij de burgers jegens ‘the powers that be’.”

De Roover wil overigens benadrukken dat het niet zozeer gaat over de mate waarin we deze federale regering vertrouwen om altijd maatregelen te goeder trouw te nemen. “Ook toekomstige regeringen staat dit instrument ter beschikking. Je kan immers nooit uitsluiten dat op een bepaald moment figuren in de Wetstraat 16 belanden die van de pandemiewet misbruik maken om zich uitgebreide machten toe te eigenen. Ook om deze reden moet deze wet uit het juridisch instrumentarium verdwijnen.”

Vage criteria

“De definitie van een ‘epidemiologische noodsituatie’ is zo vaag omschreven dat er eigenlijk altijd aan voldaan is”, voegt De Roover toe. “Zelfs bij een stevig griepseizoen kan de pandemiewet mogelijk geactiveerd worden. Men spreekt over een noodsituatie, die meteen de activering van de pandemiewet onafwendbaar maakt, bij een gebeurtenis die een ernstige dreiging kan veroorzaken. Dit is slordige wetgeving die te veel ruimte laat voor interpretatie. De initiële verlenging van de pandemiewet eind januari voor drie maanden toont trouwens het failliet van die definitie aan”, stelt De Roover.

De afkondiging van een epidemische noodsituatie heeft verreikende gevolgen en zou volgens de N-VA enkel in zeer uitzonderlijke gevallen aangewend mogen worden. “Het mag niet zijn dat door al te vage criteria het begrip ‘noodsituatie’ wordt uitgehold met disproportionele maatregelen tot gevolg. Ik ben als de dood voor het doembeeld van een al te gemakkelijk in te voeren noodsituatie”, waarschuwt De Roover.

Strijdig met de Grondwet

Artikel 187 van de Grondwet bepaalt dat de Grondwet noch geheel, noch ten dele kan worden geschorst. “Een noodtoestand is in België grondwettelijk dus niet toegestaan”, argumenteert De Roover. Toch gaat de pandemiewet wel degelijk zo ver. Eerder diende de N-VA ook al een verzoekschrift ter vernietiging van de pandemiewet in bij het Grondwettelijk Hof.

Conclusie

Omdat een nieuwe opstoot van het coronavirus in het najaar niet is uit te sluiten, wil de N-VA geen dag langer dan nodig met de pandemiewet opgescheept zitten. “Tijdens een crisis moet er een evenwicht gevonden worden tussen daadkrachtig optreden en democratische controle als waarborg voor de bescherming van rechten en vrijheden. Maatregelen die grondrechten beperken, moeten na grondig debat waarbij de proportionaliteit wordt getoetst via wet genomen worden, en telkens het onderwerp uitmaken van een parlementair debat”, zegt De Roover. “Om al deze redenen moeten we komaf maken met de pandemiewet.”

“De pandemiewet was bij haar conceptie in augustus een slechte wet, was bij de activering in oktober een slechte wet, is vandaag een slechte wet en zal morgen nog steeds een slechte wet zijn. Weg ermee dus”, besluit De Roover.