Vandaag debatteert de Kamercommissie Economie over het uitstel van de soldenperiode tot augustus. Idee is om handelaars tegemoet te komen die de deuren moesten sluiten door corona. Maar Van Bossuyt en Houtmeyers betwijfelen of uitstel de juiste oplossing is.

Verliezen zoveel mogelijk goedmaken

Anneleen Van Bossuyt: “Het zijn moeilijke tijden voor handelaars en we begrijpen dat ze de geleden verliezen zoveel mogelijk willen goed maken. Een uitstel van de solden -en sperperiode kan daarom aantrekkelijk lijken. We vrezen echter dat voor een langere periode vaste prijzen hanteren meer kwaad dan goed zal doen. Het is niet omdat iets goed klinkt dat het ook goed is.”

Consument naar buitenland jagen

Katrien Houtmeyers vreest dat een uitstel van de soldenperiode naar augustus de consument enkel maar meer richting het (al dan niet elektronische) buitenland zal duwen. Ze wijst er op dat in Duitsland nu net stemmen opgaan om de soldenperiode een maand te vervroegen naar juni.

Cash en korting

Beide N-VA-Kamerleden zien liever een oplossing die handelaars toelaat om zoveel mogelijk van hun stock kunnen verkopen. “Veel, vooral kleine handelaars, zullen met betalingsmoeilijkheden geconfronteerd worden en zullen dus snel cash nodig hebben. Ook veel consumenten verloren koopkracht en zullen dus verkiezen om met korting hun aankopen te doen. Eerder dan de markt te bevriezen, lijkt het ons beter om de markt nu te laten spelen zodat de handelaars zo snel mogelijk opnieuw de nodige cash ter beschikking hebben”, zegt Anneleen Van Bossuyt.

Geen normale tijden

Houtmeyers en Van Bossuyt vrezen dat vooral de kleine handelaar de dupe dreigt te worden. “In normale parlementaire tijden zouden we alle betrokken partijen horen over dit voorstel, want onze contacten leren dat er allerminst een unisono pleidooi voor het uitstel van de soldenperiode is bij de verschillende handelaars. Dat dit geen normale tijden zijn, hoeft geen betoog. Bovendien willen handelaars terecht zo snel mogelijk duidelijkheid in deze onzekere tijden. Daarom verzetten we ons niet, maar niet zonder kritische noot”, zo besluiten Van Bossuyt en Houtmeyers.