Het jongste ministerieel besluit van minister van Binnenlandse zaken Annelies Verlinden bevat veel juridische onduidelijkheden en dreigt voor bijkomende verwarring te zorgen. Sommige onduidelijkheden hebben zelfs tot gevolg dat de draagwijdte van het verbod op niet-essentiële reizen een maat voor niets kan zijn. “De enige juridische betekenis van grensregio’s bijvoorbeeld heeft wellicht als gevolg dat vrijwel iedereen behalve inwoners van Brussel en Leuven nog steeds mogen reizen”, zegt Peter De Roover.

Grote inperkingen voor de burgers

De Roover verwacht dat de minister en de regering deze kritiek zullen afdoen als pietluttigheden en “geneuzel”. “Maar zulke zaken zouden niet mogen voorkomen in een tekst die toch weer grote inperkingen oplegt aan de burgers.”

Een korte greep in juridische slordigheden en onduidelijkheden:

  1. Grensregio’s
     “De reizen naar het aangrenzende land door inwoners van grensgemeenten en hun directe buurgemeenten als onderdeel van het dagdagelijkse leven voor de activiteiten die eveneens in het land van hoofdverblijfplaats toegelaten zijn en noodzakelijk zijn; reizen naar het aangrenzende land door inwoners van grensregio’s als onderdeel van het dagdagelijkse leven voor de activiteiten die eveneens in het land van hoofdverblijfplaats toegelaten zijn en noodzakelijk zijn, voor zover hiervan een aannemelijk bewijs geleverd kan worden..”
     Grensregio’s? Er staat nergens uitgelegd wat hiermee bedoeld wordt. Hoe kan men als burger weten of men in een grensregio woont? Dit wordt ook niet uitgelegd op de informatiewebsite van de overheid zelf (https://www.info-coronavirus.be/nl/reizen/). De Europese interpretatie van het begrip grensregio zou betekenen dat enkel Brussel en Leuven niet als grensregio aangemerkt zouden worden.
     Fractievoorzitter De Roover zal minister Verlinden vragen klaarheid te verschaffen over deze en andere onduidelijkheden, maar ziet hier toch een sterke illustratie waarom een parlementaire behandeling via commissiewerk een absolute inhoudelijke meerwaarde zou bieden.
     
  2. Reizen in kader van functie
     “De reizen van diplomaten, ministers, staats- en regeringsleiders; de reizen van het personeel van internationale organisaties en instellingen, en van personen uitgenodigd door deze internationale organisaties en instellingen waarvoor de fysieke aanwezigheid noodzakelijk is voor de goede werking van deze organisaties en instellingen; de reizen van het personeel van diplomatieke en consulaire posten en van personen uitgenodigd door deze posten waarvoor de fysieke aanwezigheid noodzakelijk is voor de goede werking van deze posten; de reizen van leden van het Europees Parlement in het kader van hun functies.”
     Enkel voor leden van het Europees Parlement geldt blijkbaar dat dat in het kader van hun functie moet zijn. A contrario kan men dus redeneren dat alle andere geviseerden kunnen reizen buiten het kader van hun functies.
     Er wordt ook verwezen naar staatsleiders, een term die in onze wetgeving niet voorkomt. “De gebruikelijke term is ‘staatshoofden’. Wordt hier een nieuwe categorie geïntroduceerd? Wellicht wordt dat niet bedoeld door dit MB”, besluit Peter De Roover.