Sociale huurwoningen zijn voorbehouden voor de doelgroep die er effectief recht op heeft. Wie een sociale woning huurt, mag niet tegelijkertijd een eigen woning bezitten. De controle op binnenlands onroerend bezit kan door de sociale verhuurder eenvoudig via de Kruispuntbank Sociale Zekerheid gecontroleerd worden. “Voor buitenlandse eigendommen is dat niet zo eenvoudig”, vertelt minister Diependaele. “De FOD Financiën beschikt vaak niet over de nodige gegevens, daarom is het noodzakelijk om ter plaatse in het buitenland na te gaan of iemand dergelijk bezit al dan niet heeft. Dat vereist niet enkel de effectieve controle in het buitenland, maar ook de kennis van de praktijken en de regelgeving van al die verschillende landen.”

Onderzoek mogelijk in 41 landen

Om praktische belemmeringen weg te nemen, heeft de Vlaamse overheid (VMSW) een raamovereenkomst afgesloten met private onderzoeksbureaus die gespecialiseerd zijn in het onderzoek naar onroerende goederen in het buitenland. “Eender welke sociale verhuurder zal vanaf medio maart, zonder administratieve rompslomp, een beroep kunnen doen op deze private onderzoeksbureaus”, laat Diependaele weten. “In totaal zullen de sociale verhuurders via de raamovereenkomst in maar liefst 41 landen onderzoeksopdrachten kunnen laten uitvoeren. Dankzij een aanvullende bepaling in het subsidiereglement zullen ze naast de raamovereenkomst ook in de andere landen zo’n onderzoek kunnen starten.”

5 miljoen euro subsidie

Om ook de financiële drempels maximaal weg te nemen, voorziet minister Diependaele een subsidie voor sociale verhuurders die beroep doen op het raamcontract. “Buitenlands eigendomsonderzoek is uiteraard niet gratis, en is voor kleinere sociale verhuurders een zware kost om te dragen”, weet minister Diependaele. “Daarom beslisten we vorig jaar al om vanaf 2021 jaarlijks een bedrag van 5 miljoen euro uit te trekken om het buitenlands fraudeonderzoek te stimuleren en financieel te ondersteunen.”

Vooronderzoek en volledig onderzoek

Een buitenlands eigendomsonderzoek verloopt in twee fasen: het vooronderzoek en het onderzoek ten gronde. “Tijdens het vooronderzoek gaat het onderzoeksbureau na of er sprake is van onroerend bezit in het buitenland”, verduidelijkt minister Diependaele. “Indien dat het geval is, loopt het onderzoek verder in een onderzoek ten gronde.”

Hoeveel kost zo’n onderzoek nu eigenlijk? “Dat hangt van dossier tot dossier en van land tot land af. Binnen de raamovereenkomst hebben we wel marges afgesproken. Een vooronderzoek kost minimum 150 euro en maximum 5.222 euro, en heeft een onderzoektijd van 3 tot 30 dagen”, laat minister Diependaele weten. “Bij een volledig onderzoek, met inbegrip van het vooronderzoek, zal de totaalfactuur minimum 2.275 euro en maximum 12.335 euro bedragen. De totale doorlooptijd varieert tussen 6 en 90 dagen. “Voor het vooronderzoek dat geen bewijs van buitenlands bezit oplevert, zullen we met de Vlaamse overheid 75 procent van het factuurbedrag terugbetalen. De overige 25 procent moet de sociale verhuurder zelf betalen. Indien het vooronderzoek wél een bewijs van buitenlands onroerend bezit oplevert, zal de Vlaamse overheid 100 procent van het totale factuurbedrag terugbetalen, zowel van het vooronderzoek als van het onderzoek ten gronde.”

Terugverdieneffect en meer rechtvaardigheid op sociale huurmarkt

Sociale woningen moeten terechtkomen bij huurders die er recht op hebben. “Niemand kan aanvaarden dat iemand die (meerdere) huizen of percelen bezit, toch nog aanspraak kan maken op een sociale woning”, gaat minister Diependaele verder. “Wie al een woning bezit, verliest daardoor zijn recht op een sociale woning. Deze vorm van fraude moet dan ook maximaal worden aangepakt.”

Elk dossier dat het onderzoek positief afrondt, zorgt bovendien voor meer rechtvaardigheid op de sociale huurmarkt. “Enerzijds komt er een woning vrij voor een andere sociale huurder die er wél recht op heeft, en anderzijds moet de fraudeur zijn, vaak jarenlange, onrechtmatig genoten sociale huurkorting, terugbetalen aan de sociale verhuurder. Dat zorgt bovendien voor een terugverdieneffect voor de sociale huisvestingsmaatschappijen, die dit geld kunnen herinvesteren in nieuwe woningen en/of renovaties.”