Met het feminisme is iets raars aan de hand. Wat ooit een broodnodige strijd was, is veelal uitgegroeid tot een vat vol onverwerkte frustraties. Zo lang je die als vrouw voldoende hebt, behoor je tot de club. Anders weet je niet beter.

 Enkele jaren geleden stelde ik voor om eindelijk komaf te maken met de quota in de politiek, omdat vrouwen ondertussen hun weg gevonden hebben. Werd het niet tijd dat het terug zou gaan over de juiste persoon op de juiste plaats, ongeacht geslacht, afkomst of eender wat? Ook positieve discriminatie is en blijft discriminatie. De Vrouwenraad reageerde als door een wesp gestoken: “Jammer dat Valerie Van Peel, uitgerekend een vrouw, deze oproep doet”, klonk het. In hun ogen had ik dus het eigen clubje bezoedeld. Want vrouwen die geen aparte behandeling verlangen, die vertegenwoordigen ze liever niet. Wie gelijke kansen zeer belangrijk vindt, maar daarom geen gelijke uitkomst verwacht voor elke denkbare groep in de samenleving, ontkent de zon.

Elke mens moet vanzelfsprekend het recht en de mogelijkheid krijgen om het maximum uit zichzelf te halen, maar dat betekent niet dat we tot gelijke gemiddelden moeten komen. Wel dat je kansen moet creëren. Wist je dat in welvarende landen vrouwen vaker kiezen voor een ‘stereotiep’ carrièrepad? Het is als het ware een soort gendergelijkheidsparadox: hoe meer gelijke kansen, hoe meer keuzevrijheid, hoe minder gelijke uitkomsten en hoe meer vrouwen de carrières kiezen die hen simpelweg voldoening geven. Op je job koste wat het kost de grootste willen zijn, is iets dat meer mannen dan vrouwen ervaren. Testosteron weet je wel. Al mag het natuurlijk geen vrouw met ambitie tegenhouden. Maar zeggen dat ‘het vrouw zijn’ eigenlijk gewoon niet in je gedachten opkomt tijdens het werk en dat je dat hele quotagedoe eigenlijk zeer denigrerend vindt, is dus blijkbaar abnormaal. Een vrouw zonder complexen is er geen. Zo lijkt het wel.

Staatssecretaris voor Gendergelijkheid, Gelijke Kansen en Diversiteit Sarah Schlitz (Ecolo) kwam deze week voor de zoveelste keer in het nieuws met haar drang om mannen als reden voor alle kwaad te portretteren. Ze stapt mee in een mars tegen de sociale gevolgen van het coronavirus, maar mannen zijn er niet welkom. De mars met enkel vrouwen zorgt volgens Schlitz’ kabinet voor de nodige safe space. Kennelijk durven vrouwen zonder deze ‘veilige ruimte’ niet vrijuit spreken over – echt waar – de gevolgen van corona. Een veilige ruimte om te spreken over een virus waar vooral mannen aan bezwijken, zou een oplettende medeburger kunnen opmerken. Maar feiten passen niet in het dogmatisch discours van feministen. Waar bruggen geslagen zouden moeten worden, bouwen activistische feministen vandaag consequent muren en hokjes. Laten we deze kromme logica eens doortrekken op de arbeidsmarkt met een vacature ‘gereserveerd voor mannen’. Ik kan hun reactie al raden.

Schlitz staat allerminst alleen. Politieke partijen blijven vrouwenafdelingen maken, terwijl diezelfde vrouwen op hun achterste poten zouden staan als er ooit een mannenafdeling zou komen. Voor discriminatie omdat je vrouw bent, bestaat er naast Unia een aparte instantie, want blijkbaar is vrouw zijn toch het ergste dat je kan overkomen. Erger dan de tientallen discriminatievormen die vervat zitten binnen Unia dan toch. Ik stoor me oprecht aan zo’n krampachtige omgang met gendergelijkheid.

Het parlement heeft trouwens een adviescomité ‘Maatschappelijk Emancipatie’ dat onder de huidige staatssecretaris plots de titel ‘Gender’ kreeg. Om wie weet welke reden mag er daar sindsdien alleen nog over vrouwenproblemen gepraat worden. De vrouw is er het eeuwige slachtoffer, de man de eeuwige dader. Daar hoorde ik collega-parlementsleden verkondigen dat ze de manier waarop we zout strooien ervaren als discriminerend, want dat gebeurt eerst op de banen waar mannen rijden en dan pas op de voetpaden waar vooral vrouwen lopen. Of dat mobiele telefoons op maat van mannenhanden worden gemaakt. Er was zelfs ooit zelfs een collega die het debat over gescheiden sportwedstrijden wou aangaan, want dat is toch discriminerend? Wat is het volgende? Een quotum voor medailles als er geen enkele vrouw nog eentje haalt?

U vindt deze voorbeelden waarschijnlijk – en terecht – heel anekdotisch. Maar ze zijn ook tekenend voor de huidige sfeer in dit soort discussies: er is nog heel weinig ruimte voor nuance. En dat ook ten nadele van mannen in nood, want toen er een resolutie werd gemaakt over intrafamiliaal geweld, was het écht vechten om ook de mannelijke slachtoffers – één op de zeven mannen krijgt ermee te maken – erin te krijgen. Wees maar een van die mannen, het taboe wordt steeds groter.

Een ander droombeeld van heel wat feministen is dat het met een vrouw aan de macht veel beter zou zijn. Alsof de wereld morgen plots beter wordt als er overal vrouwen zijn die het voor het zeggen hebben. De vrouw is inherent goed, zo lijkt het vaak. Maar dat durf ik toch sterk te betwijfelen. Elk individu heeft zijn eigenheid, of dat nu een man of een vrouw is. Gelijkheid betekent in mijn boekje dan ook oordelen per individu en niet op basis van geslacht.

Wil dit zeggen dat er op bepaalde vlakken en zeker in bepaalde groepen en sectoren geen werk meer aan de winkel is op vlak van gelijke rechten voor vrouwen? Natuurlijk niet. Maar de vraag is hoe je die gelijkheid het beste bereikt. Door nieuwe hokjes te maken of door er samen voor te gaan en vooral op kansen te focussen? Mag een man ook wakker liggen van die ongelijkheid, eigenlijk? Voor mij is het simpel: wie niet apart behandeld wil worden, zet zich ook best niet apart. Dat geldt trouwens voor elke gelijkekansendiscussie. En overshooting heeft elke keer opnieuw het omgekeerde effect.

U hebt het misschien al door: in mij zal het activistisch feminisme niet snel een partner vinden. Maar goed, dit is maar één mening, een van een vrouw. En dat laatste is in deze en in de meeste andere zaken compleet onbelangrijk.