Vandaag staat de eerste plenaire vergadering van het nieuwe parlementaire jaar op de agenda. We trappen af in afwezigheid van de premier, twee vice-premiers en enkele ministers én bovendien in sterk afgeslankte opstelling. Wat traditioneel een hoogdag der democratie moet zijn, wordt weer een samenkomst in mineur. Voetbalstadions lopen vol, langs het WK-parcours zullen dit weekend grote horden mensen samentroepen, maar 150 parlementairen in één huis? Ho, maar. Het roept het idee ‘brood en spelen’ bijna letterlijk op. Het politieke debat vindt plaats op (sociale) media die als strijdtoneel het parlementaire halfrond nu wel heel verregaand aan het vervangen zijn.

We schrijven 23 september 2021, ruim anderhalf jaar ver in de pandemie, die gelukkig op z’n eind loopt. Vooral in Vlaanderen is de vaccinatiecampagne een eclatant succes gebleken, waardoor de laatste resterende beperkingen op de schop kunnen. Tijdelijk gebeurt dit in bijvoorbeeld het nachtleven nog met een coronapas, maar hopelijk kunnen we ook die zo snel mogelijk in de vuilnisbak van de geschiedenis deponeren.

De politieke discussiepunten spitsen zich in deze tijden van normalisering dan ook weer toe op de “gebruikelijke” onderwerpen. Die strijd is de laatste weken losgebarsten, en vreemd genoeg zijn het vooral de meerderheidspartijen die elkaar te lijf gaan. Naargelang het coronadoek verder valt wordt hetgeen zich afspeelt binnen de regering De Croo steeds minder fraai. Ministers en partijvoorzitters die in de media allerlei ballonnetjes oplaten en zonder overleg met de coalitiepartners, gevolgd door enkele vileine tweets heen en weer om vervolgens een beslissing uit te stellen en over te gaan tot de orde van de dag. Het zou amusant zijn, ware het niet dat de dreigende paars-groene stilstand de welvaart van de bevolking in het gevaar brengt.

Wat mij bij de kern van mijn betoog brengt: deze discussie zou zich in het parlement moeten afspelen. Vandaag mogen echter nog steeds maar maximum 39 van de 150 parlementsleden aanwezig zijn in de Kamer, een nochtans stevig uit de kluiten gewassen ruimte. De nota die door de diensten van Kamervoorzitster Tillieux (PS) werden opgesteld leert hoe warrig de juridische basis is waar we nu mee aan het werk moeten. Om de beslissing tot beperking van de parlementaire deelname te staven, verwijst de nota naar een verordening van de Brusselse politie, die nog een stuk verder gaat dan de zogenaamde “federale sokkel”. Het politiebesluit stelt dat ‘social distancing’ nog steeds geldt in een aantal scenario’s, al zijn die zeer vaag omschreven. Een zitting van de verkozenen des volks valt volgens de diensten onder een “activiteit uitgeoefend door overheidsinstellingen die diensten aanbieden aan consumenten.” Nogal bij de haren getrokken, als u het mij vraagt.

Daarnaast is het ook niet duidelijk wat men juist bedoelt met ‘social distancing’. In het politiebesluit wordt hier alvast geen uitleg verschaft. Dan maar eens het laatste ministerieel besluit van Annelies Verlinden (CD&V) opzoeken, die op haar beurt verwijst naar het originele “corona-MB” van 28 oktober 2020, waarin men gewag maakt van de gekende anderhalve meter. In de Kamer moeten we bovenop die afstand, (die zeer ruim wordt geïnterpreteerd), ook nog eens een mondkapje dragen. Waarop men deze beslissing baseert, Joost mag het weten. Wanneer zelfs de wetmakers het niet meer weten, hoe moeten de burgers er dan aan uit geraken? Waarmee ik overigens niet gezegd heb dat wij over een hoger intellect zouden beschikken, wel dat we ruimer omgeven worden door juristen, dat spreekt voor zich.

Om het helemaal absurd te maken: wanneer we met alle parlementsleden naar de koffiekamer vlak naast het halfrond zouden trekken, zouden we wél voltallig aanwezig mogen zijn. Daar gelden immers de horecaregels. Bij het oversteken van de gang naar een nochtans veel grotere ruimte, het doodbloedend hart van onze democratie, is 39 man/vrouw met mondmasker plotsklaps het absoluut maximaal aanvaardbare. Men wees lang naar de sanitaire situatie om het maximaal aantal aanwezigen te verklaren, maar die vlieger gaat niet langer op. Afgaand op sociale media is er geen bevolkingscategorie die zich gewilliger liet vaccineren dan politici, hoog tijd dus dat ook wij terug normaal kunnen functioneren.

De Kamer van Volksvertegenwoordigers is het belangrijkste orgaan van de wetgevende macht. Op papier vormt het de hoeksteen van onze democratie, de plaats waar de verkozenen van het volk bijeenkomen om wetten te stemmen in lijn met de wens van de kiezer. Het is dé plaats bij uitstek voor levendig debat, uitwisseling van standpunten, controle van de regering, soms met retorische kwinkslagen, occasionele pathos en sfeer op de banken. Vandaag is het een doodse, schaars gevulde ruimte vol gemaskerden waar met moeite applaus of tegenwerpingen waarneembaar zijn. Bij deze een warme oproep aan alle collega’s én ministers om per direct het volwaardige parlementair debat te herstellen en niet langer te verbannen naar al dan niet virtuele koffiekamers.