Het nieuwe ondersteuningsmodel past in de verdere uitvoering van het M-decreet. Met dat decreet kunnen meer kinderen met specifieke noden in het gewone onderwijs les volgen. De nieuwe manier van werken moet zorgen voor meer flexibele ondersteuning op maat van elke leerling. “We hebben nu decretaal vastgelegd dat de ondersteuningsmiddelen echt moeten worden gebruikt in de klas en op school voor de leerling en de leerkracht. Ze mogen dus niet naar extra structuren gaan die ver weg staan van die leerling en leerkracht”, verduidelijkt Koen Daniëls.

Rugzakfinanciering                                                                                                        

Wat de verdeling van die middelen betreft, zal er een ‘voorafname’ gebeuren voor welbepaalde groepen leerlingen. Het gaat dan specifiek om leerlingen met een verstandelijke of motorische beperking en voor blinde of dove leerlingen. “Voor hen wordt gewerkt met een zogenoemde rugzakfinanciering: een budget voor ondersteuning dat ze als een rugzakje kunnen meedragen”, legt Daniëls uit. “Dat zorgt voor een sterk verband tussen de specifieke onderwijsnood van de leerling en de extra middelen voor ondersteuning die hij nodig heeft.”

Voor de andere leerlingen met een zorg- of ondersteuningsnood worden de middelen verdeeld volgens een 70/30-verdeelsleutel: 30 procent op basis van het aantal geattesteerde zorgnoden en 70 procent op basis van de leerlingenaantallen. “Zo garanderen we dat ook de vele leerlingen zonder attest die ondersteuning nodig hebben die steun ook krijgen, en dat de ondersteuning flexibeler kan worden ingezet. Nu is die immers beperkt is tot twee uur per week gedurende twee jaar”, vult Kathleen Krekels aan.

Netoverschrijdend

De N-VA heeft decretaal laten vastleggen dat de ondersteuning bij voorkeur netoverschrijdend wordt georganiseerd. Dat is niet alleen het efficiëntst, zo kan elke school ook zelf beslissen met wie ze samenwerkt. “Scholen vertellen ons dat bepaalde instanties druk uitoefenen om de samenwerkingsnetwetwerken netgebonden te organiseren”, zegt Krekels. “De N-VA zorgde er daarom voor dat bestaande netwerken kunnen blijven bestaan én dat ze geen financieel nadeel mogen ondervinden. Netoverschrijdende netwerken binnen het officieel onderwijs worden de norm, maar dat sluit samenwerkingen met het vrije net niet uit.”

Voor alle duidelijkheid: de ondersteuningsnetwerken komen er voor de ondersteuning van leerlingen met zorgnoden en hun leerkrachten in het gewone onderwijs. Daarnaast blijft uiteraard het buitengewone onderwijs bestaan voor die leerlingen die het nodig hebben. “Gewoon onderwijs waar het kan, buitengewoon onderwijs waar het moet: dat is het principe waar wij voor gaan”, besluiten Koen Daniëls en Kathleen Krekels.