Iedereen is het erover eens dat het gebruik van fossiele energie finaal helemaal afgebouwd moet worden. De gevolgen voor klimaat en milieu zijn genoegzaam bekend. De omschakeling om via innovatie tot duurzame oplossingen te komen is lang geleden al gemaakt. Het is de nieuwe norm, die stevig ingeburgerd is, bij overheden, mensen én bedrijven. En toch voelt men blijkbaar de noodzaak om achterhaalde gevechten aan te gaan.

Baarlijke duivel?

Het is opmerkelijk hoe gemakkelijk Shell, ooit het kroonjuweel van de Nederlandse economie dat voor veel jobs en welvaart zorgde, nu afgeschilderd wordt als de baarlijke duivel. Ook Shell werkt aan de transitie door in te zetten op alternatieve brandstoffen. Het is ook in de waterstofmarkt erg actief en neemt deel aan het innovatieve Porthos-project in de haven van Rotterdam.

Laat het duidelijk zijn: het is niet onze ambitie om hier de verdediging van Shell te voeren. Wel vinden we dat er iets te licht over dit verdict wordt gegaan. Met de Urgenda-zaak en Shell is er een evolutie op gang gekomen die niet alleen maar positieve gevolgen heeft. Het stoort ons dat belangengroepen voorspiegelen dat de industrie de oorzaak van alle kwaad is, en dat ze eigenlijk volledig gebannen moet worden. Dat soort simplismen komen noch het debat, noch het klimaat ten goede. ‘De industrie wordt vogelvrij verklaard’, reageerde Professor Deketelaere terecht.

Dit terwijl we de industrie eigenlijk als bondgenoot nodig hebben om de noodzakelijke innovatieve technologieën in de strijd tegen klimaatverandering te ontwikkelen. Het is een mythe dat we zonder industrie naar een klimaatneutrale samenleving kunnen gaan. Dat bedrijven die zorgen voor toegevoegde waarde, jobs, welvaart én innovatie worden gereduceerd tot ‘grote vervuilers’ is een gevaarlijke trend.

Het is ook niet aan een rechter om te bepalen op welke manier bedrijven de door politici bepaalde doelstellingen moeten bereiken. Het zijn politici en overheden die verantwoording moeten afleggen aan hun burgers voor het beleid dat nodig is om de doelstellingen te bereiken waartoe ze zich op internationaal en Europees niveau hebben verbonden.

Realiteitszin

Het klimaat is een zaak van iedereen. Over de nood aan een duurzame transformatie en de hoogdringendheid van de klimaatuitdagingen is een brede consensus. De vraag is wat de toenemende strijd om symbolen, zoals de scalp van Shell, en de aanzwellende slogans en doelstellingen eigenlijk bijdragen aan de oplossing.

Die realiteit begint ook door te sijpelen bij de uitvoering van de Europese kilmaatdoelstellingen. De plannen barsten van de ambitie, maar op het moment dat ze uitgevoerd moeten worden, begint menig Europese leider zich in het haar te krabben.

De staats- en regeringsleiders geraakten deze week niet verder dan een bevestiging van hun eerdere conclusies, omdat ze het niet eens raakten over de parameters om de inspanningen te verdelen tussen de lidstaten. Dat zijn geen details, want op basis daarvan moeten lidstaten aan de slag om maatregelen uit te werken om de ambitieuze doelstelling van minstens 55% uitstootvermindering tegen 2030 te bereiken. En daar hangt een prijskaartje aan vast.

We varen blind

Wij vragen al lang om de sociale en economische impact van de Europese klimaatplannen op de lidstaten en regio’s in kaart te brengen. Zonder die analyse varen we blind en zonder kompas, en zal het draagvlak voor de plannen even snel smelten als het ijs op de poolkappen. We komen stilaan terecht in een situatie waarin, na opbod en zonder grondige analyse, onhaalbare doelstellingen worden geformuleerd, die dan vervolgens door rechters worden afgedwongen.

De keuze voor klimaatmaatregelen moet gebeuren via een democratisch besluitvormingsproces, wetgevers moeten verantwoordelijkheid opnemen. Wij pleiten voor een realistisch klimaatbeleid, dat haalbaar en betaalbaar is. Dat mag gerust ambitieus zijn, maar het moet wel onderbouwd worden. De valse tegenstelling tussen industrie en klimaat en het negeren van sociale- en economische impact zijn het debat ernstig aan het besmetten.