De regelmaat valt op. De voorbije decennia kregen we zowat om de tien jaar telkens opnieuw een stevige financiële crisis om de oren gemept. In oktober 1987 was er een zware beurscrash, in 1997-98 kregen we af te rekenen met de Aziatische en Russische crisis en in 2007-2009 denderde de zwaarste financiële crisis sinds de Tweede Wereldoorlog over ons heen. Ruim tien jaar na de acute fase van die jongste crisis rijst de vraag waar we vandaag staan. Hoewel hier en daar een zonnestraal op het financiële landschap valt - vooral de sterkere kapitaalpositie van de banksector - hoopt zich toch flink wat bewolking op.

Laten we beginnen met de situatie in China, samen met de VS de belangrijkste economie van de wereld. In het spoor van de grote financiële crisis van 2007-2009 begaf China zich in een schuldenverhaal dat adembenemende proporties heeft aangenomen. De globale schuldratio in de Chinese economie is in tien jaar tijd meer dan verdubbeld, tot nu ruim 300 procent van het bruto binnenlands product ( bbp). Een historisch ongeziene escalatie. Vooral in de privésector swingden de kredietverlening en de schuldopbouw de pan uit. China ging de jongste jaren steeds meer op een zeepbeleconomie lijken

Een dergelijke schuldopbouw kan onmogelijk blijven doorgaan, en dat blijkt nu ook. Wanbetalingen nemen fors toe. De obligaties die niet op vervaldag terugbetaald werden, beliepen in 2018 16,5 miljard dollar, drie keer zo veel als het vorige record. Voor dit jaar verwacht de Bank of China een verdere stijging. Een dergelijke uitzuivering is gezond en komt de weerstand van het systeem ten goede.

Maar er zit een adder onder het gras. De uitzuivering vindt enkel plaats in de privésector. De Chinese autoriteiten blijven staatsondernemingen afschermen. Veel van die bedrijven stapelen de verliezen op en jagen zo de schuldopbouw verder op. China heeft ruime financiële reserves om die schokken op te vangen, maar is zijn politieke systeem bestand tegen de sociale en maatschappelijke spanningen die onvermijdelijk volgen?

India

Ook in India, die andere gigantische opkomende economie, rommelt het stevig. India is naar koopkracht de derde economie van de wereld, na de VS en China, en groter dan de Japanse en Duitse economie samen. Toen ik eind augustus de econoom Raghuram Rajan in zijn kantoor op de University of Chicago bezocht, toonde hij zich zeer bezorgd over de financiële toestand in zijn geboorteland. Rajan weet waarover hij praat. Hij was gouverneur van de Indiase centrale bank van 2013 tot 2016.

In India implodeert - voorlopig nog geleidelijk - het schaduwbanksysteem, het geheel van instellingen die zich als banken gedragen maar aan de normale regelgeving en controle ontsnappen. Met IL&FS ging eind 2018 een grote schaduwbank failliet. Rajan omschreef dat als het ‘Lehman-moment’ voor de Indiase economie. Sindsdien grijpen de moeilijkheden in die sector gestaag om zich heen, met een stokkende kredietverlening en een bijna-recessie in de privésector als gevolg.

De Indiase economie blijft ogenschijnlijk mooie groeicijfers halen, maar dat komt vooral dankzij een onhoudbare toename van de overheidsbestedingen (+15 procent). Het staat in de sterren geschreven dat de Indiase schaduwbankcrisis nog lang niet haar volledig beslag gekregen heeft.

Een derde ontwikkeling die de aandacht trekt, betreft de leveraged loan market. Financiële instellingen brachten de voorbije jaren massaal verhandelbaar papier op de markt dat gebaseerd is op de forse wereldwijde groei van de kredietverlening aan ondernemingen, bekend als collateralized loan obligations (CLO). Door dat proces van effectisering kunnen bijvoorbeeld banken die kredieten van hun balansen halen en in de markt brengen.

Kettingreactie?

Zoals we bij de grote crisis van 2007-2009 pijnlijk konden ervaren met de geëffectiseerde hypothecaire leningen blijven de risico’s verbonden aan die kredieten onverkort bestaan. Ze zijn alleen wat minder zichtbaar. De markt van de CLO explodeerde de jongste jaren en slaat al op meer dan 3.000 miljard dollar. Onzekerheid over hoe groot de risico’s zijn en wie welke risico’s finaal aan boord heeft, kan pijlsnel tot een onaangename kettingreactie leiden.

Uiteindelijk ligt de zoektocht naar opbrengst aan de oorsprong van de exponentiële groei van die CLO-markt. En die onverdroten zoektocht vindt op zijn beurt zijn oorsprong in het beleid van zeer lage rentevoeten van de centrale banken. De Europese Centrale Bank (ECB) gaat daarbij de jongste tijd het verst, met zelfs negatieve beleidsrentes. Christine Lagarde, die enkele weken geleden Mario Draghi is opgevolgd aan het hoofd van die ECB, liet bij haar passage in het Europees Parlement vorige week duidelijk blijken dat daar niet direct verandering komt.

In de afweging of het tienjaarssyndroom van financiële crisissen zich al dan niet opnieuw doorzet, speelt het wereldwijde monetaire beleid, en in het bijzonder dat van de ECB, een centrale rol. Hoe langer nul- en negatieve rentes de norm blijven, hoe moeilijker het wordt de financiële stabiliteit te verzekeren.