Het aantal langdurig zieken bereikt recordhoogtes. Vandaag zijn zo’n 415.000 werknemers langer dan één jaar ziek thuis, dat zijn er 71.000 meer dan in 2014. Volgens de N-VA blijft minister De Block in gebreke bij het uitvoeren van het beslist beleid om dit te verhelpen.

Te vrijblijvend

De voorbije jaren werd wel gestart met ‘re-integratietrajecten voor langdurig zieken’. In zo’n traject onderzoekt de arbeidsgeneesheer samen met de langdurig zieke de resterende tewerkstellingsmogelijkheden bij de huidige werkgever. “Deze maatregel is een goede eerste stap. Maar het probleem is dat deze maatregel te vrijblijvend is en te sterk focust op hertewerkstelling bij de huidige werkgever, en de angst voor inkomensverlies bij de arbeidsongeschikten onvoldoende wegneemt”, benadrukt Kamerlid Spooren.

Constructief meewerken

Daarom werd na lang onderhandelen in de regering-Michel I in mei 2018 een finaal wetsontwerp goedgekeurd om werkgevers en werknemers te responsabiliseren. “De bedoeling was niet om werknemers te verplichten om terug aan het werk te gaan, maar wel om zowel werkgevers als werknemers te responsabiliseren om constructief mee te werken aan het onderzoek naar hertewerkstelling. Maar minister De Block heeft dit goedgekeurde wetsontwerp nooit ingediend in het parlement, al was dit voor 200 miljoen euro per jaar ingeschreven in de begroting. Ondertussen is de deelname aan de re-integratietrajecten nog steeds te vrijblijvend”, stelt Spooren.

Te lang getalmd

Bovendien werd reeds in het ‘Zomerakkoord’ van 2017 overeengekomen om werk te maken van de invoering van arbeidsintegratiejobs, een voorstel van de N-VA-fractie. De arbeidsintegratiejobs creëren een nieuwe mogelijkheid voor langdurig zieken om tijdelijk, en met behoud van hun uitkering, terug aan het werk te gaan. “Op die manier verlaagt deze maatregel de drempel voor langdurig zieken om terug de stap te zetten naar de arbeidsmarkt. Maar De Block heeft te lang getalmd met de uitvoering van deze afspraak, en inmiddels is er nog steeds niets van in huis gekomen”, concludeert Jan Spooren.