De hervorming van het kunstenaarsstatuut (DM 5/5) maakt de kunstenaars rechter en partij van hun eigen voorkeursregeling, en biedt kunstenaars een resem nieuwe voordelen die andere werknemers niet krijgen. Tegelijkertijd wil de nieuwe regeling kunstenaars nóg minder aanmoedigen om een job buiten de kunstensector te overwegen. De hervormingen die vandaag op de regeringstafel liggen zijn ongepast en onrechtvaardig.

Vorig jaar kondigde minister van Werk Pierre-Yves Dermagne (PS) trots aan dat hij het kunstenaarsstatuut zou hervormen (DM 15/2/2021). Dat is een statuut dat in 1999 in het leven geroepen werd door ministers Vandenbroucke (Vooruit) en Laurette Onkelinx (PS) waardoor kunstenaars gelijkgesteld konden worden aan werknemers. In 2021 maakten 9.762 kunstenaars gebruik van de nu al soepele werkloosheidsregeling.

Ruim twintig jaar later zetten de federale ministers Vandenbroucke (Sociale Zaken), Dermagne (Werk) en Clarinval (Zelfstandigen, MR) dus nog een stap verder, een verdere hervorming met een prijskaartje van jaarlijks 75 miljoen euro. De helft daarvan wordt vrijgemaakt voor een verhoging van de RVA-uitkeringen. Niet bepaald een ingreep die kunstenaars vlotter aan het werk zou helpen en dus minder uitkeringsafhankelijk wil maken.

Vandaag is hun werkloosheidsregeling namelijk al een pak voordeliger dan die van andere werklozen. Zo zijn heel wat kunstenaars in de uitkeringsafhankelijkheid terechtgekomen. Als straks de toegangsvoorwaarden tot het statuut nog eens worden versoepeld én de uitkeringen fors de hoogte in gaan, zal het gild van werkloze, armoedige kunstenaars met andere woorden alleen maar groeien.

Minimumbedrag

Vandaag moeten kunstenaars namelijk minstens 312 dagen op 21 maanden gewerkt hebben om aanspraak te maken op een werkloosheidsuitkering. In de nieuwe regeling zullen voor diezelfde kunstenaars 156 dagen op 24 maanden volstaan. Dat is niet veel meer dan de helft. Daar bovenop wordt het minimumbedrag voor kunstenaars fors verhoogd, terwijl dat voor andere werklozen ongewijzigd blijft.

Daarnaast mogen kunstenaars, net zoals andere werklozen, vandaag een inkomen van maximaal 4.814,16 euro per jaar uit auteursrechten of een zelfstandige activiteit in bijberoep cumuleren met een werkloosheidsuitkering, zonder dat dit van de uitkering in mindering wordt gebracht. Voortaan zullen werkloze kunstenaars dus het dubbele van dat bedrag mogen cumuleren met een werkloosheidsuitkering.

Minder werken om meer te krijgen, het is niet iedereen gegeven. Maar waarom, vraag ik me af? Is de kunstenaar voor de federale overheid dan een eersterangsburger? En waarom die extra stimulans om nog wat langer, want comfortabeler, in de werkloosheid te blijven hangen? Want waar elke werkzoekende die een passende job weigert, wordt gesanctioneerd, worden kunstenaars dus voortaan met rust gelaten, op voorwaarde dat ze kunnen aantonen dat ze de voorbije drie jaar gemiddeld 75 (!) euro per maand hebben verdiend met hun artistieke activiteiten. Vandaag moeten ze daarvoor nog een schamele 400 euro per maand inkomsten kunnen aantonen.

Openstaande vacatures

O ja, wie zal bepalen wie een kunstenaar is? Dat bepaalt een nieuwe commissie waarin de kunstenaars zélf met hun vakbonden de meerderheid van de stemmen hebben. An accident waiting to happen...

Een overheid die de langdurige werkloosheid zelf organiseert, ze bestaat dus. En dat op een moment dat het aantal openstaande vacatures recordhoogtes bereikt. Nochtans worden werklozen die geen job vinden die aansluit bij hun eigen diploma of eigen voorkeuren steevast aangemoedigd om zich om te scholen en om een andere job te overwegen. Terecht, want door mensen uit de werkloosheid te halen, versterk je hun koopkracht en blijft de sociale zekerheid betaalbaar.

Deze hervorming bevestigt niet alleen de schadelijke clichés van kunstenaars als ‘luieriken’ en ‘subsidieslurpers’. Ze zal steeds meer kunstenaars ook afhankelijk van een uitkering, en dus arm houden. Dat is ontzettend jammer, want heel wat kunstenaars zijn net actieve en ondernemende mensen die geen boodschap hebben aan deze voorkeursbehandeling die voor velen van hen slechts een vergiftigd geschenk zal zijn.

Met dit voorstel introduceert de regering-De Croo de facto een beperkt basisinkomen voor kunstenaars waar nauwelijks verplichtingen tegenover staan. Ik wil dan ook graag het debat aangaan om dit soort regelingen fundamenteel in vraag te stellen.

Want vroeger was het vrij eenvoudig: kunst werd bedreven om den brode. En zo hoort het toch ook? Händel schreef zijn Water Music voor een evenement met King George I. En ook Michelangelo schilderde het plafond van de Sixtijnse Kapel niet voor de mooie ogen van de paus. De verregaande staatssteun maakt dat er vandaag nogal wat kunstenaars zijn voor wiers werk er nu eenmaal onvoldoende interesse is. Moet de overheid dan subsidiëren of de duidelijke boodschap geven dat men beter een andere stiel zoekt? Ik denk dat laatste.

Kortom, aan het handje van de overheid lopen, maakt de kunstenaar niet grootser.