Momenteel volstaat een administratieve verklaring (op eer) om aan te geven welk vermogen uw windturbine heeft. Hierop is geen controle en bij een verklaring van een ander vermogen dan het nominaal vermogen is ook geen boete voorzien.
Aangezien een windturbine van bv 2.95 MW commercieel niet bestaat, wordt bv een machine van 3,0MW of 3,45 MW of zelfs meer gekocht.
Voor het ondersteuningsdossier wordt deze machine als 2,99 MW aangemeld, maar het is dus niet uitgesloten dat deze machine in de werkelijkheid met een hoger vermogen draait.
Via de controle op injectie in het net kan men het maximaal vermogen van de windturbine echter elektronisch inregelen, zodat het opgegeven maximum niet overschreden wordt.
Maar bij minder wind, draait de winturbine op deellast. Deellast op 3,2 MW brengt meer stroom op dan diezelfde deellast bij 2,99 MW. Omgerekend krijg je dus meer vollasturen 2,99 MW met een turbine van 3,2 MW, meer groenestroomcertificaten en bovendien een hogere ondersteuning qua €/MWh. In alle gevallen worden op deze wijze veel meer subsidies verkregen dan nodig is.
Dit is dus oneigenlijk gebruik van een administratieve verklaring op eer. Hier stellen we paal en perk aan. Een verklaring op eer telt niet meer, enkel het kenplaatje op de motor of het getal zoals vermeld op het internationale IEC-certificaat.