De vraag is echter of we te maken hebben met een omwenteling naar een duurzaam en alomvattend gezondheidsbeleid of met de spreekwoordelijke pleister op het houten been. Wij vrezen voor het laatste. Met daarbij het risico dat de plannen een feest voor de krekel en een ramp voor de mier betekenen.

Op iets meer dan twee jaar voor de volgende federale verkiezingen ligt er een breed therapeutisch arsenaal op de onderhandelingstafel. Alleen de meest essentiële ingreep, met name een evolutie naar een homogeen bevoegdheidspakket voor de hele gezondheidszorg, die blijft in de dokterstas. Maar een hervorming die de verschillen in de gezondheidszorg in de gemeenschappen uit de weg gaat, zaait de kiem voor nieuwe problemen.

Je kan Vandenbroucke er misschien niet van verdenken dat hij een zachte heelmeester is, maar als hij wil verder bouwen op de versnipperde bevoegdheden, dan zullen zijn plannen wel degelijk zorgen voor stinkende wonden.

Laten we om te beginnen eens kijken naar het Budget Financiële Middelen, een systeem dat in 2002 nota bene door dezelfde Vandenbroucke in het leven is geroepen. Dat financieringssysteem gaat volgens zijn plan op de schop. En terecht. Twintig jaar later is het aantal experten dat helemaal thuis is in dit onontwarbaar kluwen op één hand te tellen.

De financiering is ontoereikend om bijvoorbeeld de kosten voor verpleegkundigen te dekken. En het systeem remt innovatie af: betaling voor nieuwe initiatieven volgt pas jaren later en dat op grond van de prestaties van de hele sector.

Omdat het budget ontoereikend is, zoeken ziekenhuizen alternatieve financieringsbronnen. Die vinden ze in o.a. de ereloonsupplementen die via de afdrachten naar het ziekenhuis terugvloeien. Minister Vandenbroucke wil die ereloonsupplementen in zijn plannen helemaal afschaffen.

Dat die supplementen in sommige ziekenhuizen de pan uit swingen is een feit: 200 à 300 procent zijn in respectievelijk Wallonië en Brussel niet ongewoon. Dat betekent dat een stuk van de tekorten in de ziekenhuizen vandaag dus bijgepast wordt door de hospitalisatieverzekeringen. Zonder supplement is er ook geen reden meer om je te laten verzekeren. En zonder private verzekering verdwijnen er honderden miljoenen uit onze gezondheidszorg.

Ander probleem, voornamelijk in Franstalig België laten veel van die ziekenhuizen met hoge ereloonsupplementen toch bloedrode jaarcijfers optekenen. De vraag is dus wat er zal gebeuren wanneer die ereloonsupplementen simpelweg worden stopgezet?

We voorspellen dat de federale overheid geen ziekenhuizen failliet zal laten gaan en dus zal bijpassen. Maar dat geld komt uit de gesloten enveloppe van het budget voor de ziekenhuizen. En dat zal dus een nieuwe transfer van Vlaamse naar Franstalige ziekenhuizen betekenen.

De financiële situatie van de ziekenhuizen boven de taalgrens is over het algemeen trouwens beter dan ten zuiden ervan. Naar de reden hebben we het raden, maar de governance van de ziekenhuizen zal allicht een grote rol spelen.

Vandenbroucke heeft het ook heel expliciet over zogenaamde pathologieforfaits in zijn nota. Daarvoor wil hij een deel van het Budget Financiële Middelen gebruiken, samen met het bedrag dat de arts afstaat van zijn honorarium.

Een principe waar toch een aantal kanttekeningen bij passen. Want als een ziekenhuis in de toekomst puur vergoed wordt voor de kosten die het maakt, zonder enige marge, dan komt het financieel resultaat op het einde van de rit op "0" uit.

Maar hoe kan een ziekenhuis dan nog innovatie financieren? Of zelfs VIPA-subsidies, die uitgaan van minstens 20 procent eigen middelen, aanvragen voor nieuwe infrastructuur? En wanneer je processen optimaliseert, bestaat dan het risico dat die inspanningen worden afgeroomd en je in de volgende financieringsronde voor dezelfde pathologie minder wordt vergoed?

We mogen de zin voor ondernemerschap van en in onze ziekenhuizen niet fnuiken. En de patiënt mag niet eindigen met ziekenhuizen die allemaal een doorslag zijn van elkaar. Elke hervorming moet daarom uitgaan van cogovernance van artsen in de besturen en de dynamiek van ons Vlaamse ziekenhuislandschap koesteren.

Ander voorbeeld waar we ons zorgen maken over de neveneffecten: de evolutie naar meer dagopnames. Een goed idee, maar een aantal essentiële schakels ontbreken in het plan. Terwijl Vlaanderen al veel meer gebruik maakt van dagopnames, moeten de andere gewesten nog een flinke tand bijsteken. Responsabliseringsmechanismen om daghospitalisatie aan te moedigen zullen bijgevolg een transfer van federale, en dus vooral Vlaamse middelen tot gevolg hebben. De deelstaat die het meest geïnvesteerd heeft in de gezondheidszorg van de toekomst dreigt nu dus gestraft te worden.

Bovendien moet je bij dagopnames of kortere ziekenhuisopnames beroep kunnen doen op een netwerk dat zorg draagt voor de patiënt wanneer die thuis herstelt. En zolang de zorg versnipperd is, zolang er nog hoge muren staan tussen het ziekenhuis en de eerste lijn, is een efficiënte geïntegreerde zorg nog ver van ons bed. Vlaanderen heeft de Eerstelijnszones die hier een rol in kunnen spelen, maar daar lezen we niets over in de nota omdat die niet bestaan aan de andere kant van de taalgrens.

Over de artsenquota lezen we niets. Ook hier lijkt Vandenbroucke het niet te halen van het Franstalige overwicht binnen Vivaldi. De consciëntieuze Vlaming blijft dus het gelag betalen voor het Franstalige je m'en foutisme.

En dan hebben we het nog niet over het belang van een geïntegreerde preventie en gezondheidsvoorlichting. Pas als het hele zorgtraject in één hand zit, zal er meer worden ingezet op preventie - vandaag Vlaamse bevoegdheid - en minder op curatie - vandaag federale bevoegdheid, omdat dan het rendement van die preventie pas duidelijk en voelbaar wordt. Op die manier maak je middelen vrij voor de nieuwste therapieën, die steeds gesofisticeerder, maar ook duurder worden. En zo maak je een eind aan onzinzorg, die perfect te vermijden is.

Nu het ergste van de vijfde (!) golf achter de rug is, vinden we het spijtig om te moeten vaststellen dat de lessen uit de covidcrisis blijkbaar nog te weinig tot het kabinet zijn doorgedrongen. De versnippering van de gezondheidszorg, het belang van preventie, de nood aan een duurzaam zorgsysteem, waarbij de verschillende zorgactoren dicht bij elkaar staan en vlot met elkaar communiceren. We lezen daar niets over in het plan, zelfs niet in een voetnoot.

De eerstelijnszones in Vlaanderen hebben bewezen dat ze een grote sterkte zijn en dat we klaar zijn voor geïntegreerde zorg, voor populatiegeneeskunde, waar ziekenhuizen één schakel van zijn. Laat elke gemeenschap evolueren volgens eigen behoeften en tempo.

Geef Vlaanderen de kans om verder te gaan. Maar geef elke gemeenschap dus het hele pakket, met eigen keuzes en eigen verantwoordelijkheid.