Is de soms nogal rigide manier waarop, ter bestrijding van corona, fundamentele vrijheden opzijgeschoven worden noodzakelijk? Zijn de maatregelen proportioneel? Kunnen slordigheden in de teksten verbeterd worden na een open parlementair debat? Sinds haar start vraag ik dat met de regelmaat van de klok aan de regering-De Croo in het parlement. Dat die de techniek van het ministerieel besluit gebruikt en blijft gebruiken, roept veel rechtsstatelijke vragen op.

Ik sta niet alleen met die kritiek. Begin november riep een groep grondwetsexperts de regering op om werk te maken van een pandemiewet (DS 2 november). Steeds meer journalisten en opiniemakers volgen. Op 27 december noemde Jogchum Vrielink de ministeriële besluiten van minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden (CD&V) – die rechtzoekenden ‘juridisch geneuzel’ verweet– ‘van eerder bedenkelijke legistieke kwaliteit’. Vorige week hekelde Carl Devos: ‘De vernedering van de parlementaire relevantie is een schande.’

Democratisch probleem

Midden januari kregen we steun uit de hoek van de parlementaire meerderheid. Op 16 januari vonden Egbert Lachaert en Patrick Dewael (Open VLD) een ‘doordachte pandemiewet’ noodzakelijk, want ‘het wringt uiteraard dat een regering met een eenvoudig besluit zonder parlementair debat maatregelen kan invoeren zoals een avondklok of verplichte sluiting’. Op 21 januari bevroeg Ecolo-collega Claire­ Hugon minister Verlinden behoorlijk scherp over het uitblijven van een wettelijk kader.

Die druk kwam nadat Verlinden op de radio had verklaard dat de regering een pandemiewet voorbereidt en dat de Kamer het ontwerp na Nieuwjaar zou bespreken. Begin januari schreven de kranten dat het werk klaar is (DS 5 januari). Intussen zijn we februari, maar heeft de Kamer nog geen letter over die wet ontvangen.

De federale regering weet het eigenlijk niet zo goed. Minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) zei in de commissie dat die pandemiewet niet meer voor deze coronacrisis zal dienen, enkele dagen later verklaarde minister Verlinden in de Kamer dat ze niet uitsluit dat het wel kan. Zondag vond premier Alexander De Croo (Open VLD) in De zevende dag dat er geen democratisch probleem bestaat. ‘De laatste onzekerheid die we willen toevoegen, is een juridische onzekerheid. Een nieuwe wet is een risico.’ Een wet vormt een risico?

Keurige principes

Onder meer Nederland koos voor een wettelijke onderbouwing met als verantwoording: ‘Noodverordeningen zijn bedoeld voor kortdurende (crisis)situaties. De dreiging van het coronavirus is van langere duur. Daarom blijven de maatregelen tegen het coro­navirus langer nodig. (…). Die moeten in een wet komen te staan.’

De Nederlandse coronawet geldt voor drie maanden, zo nodig te verlengen door het parlement. Maatregelen die de regering wil nemen, legt ze binnen de week voor aan het parlement. Dringende maatregelen kan ze meteen invoeren, maar vragen een parlementair akkoord achteraf, ook binnen de zeven dagen. Dat zijn keurige principes die een adequate aanpak verbinden met rechtsstatelijke waarborgen. Bij ons heet zoiets ‘een risico’. Beschikt premier De Croo niet meer over een meerderheid in de Kamer of wantrouwt hij die in een open parlementair debat?

Nu een pandemiewet laten goedkeuren kan, redeneert De Croo, de indruk wekken dat de tot nu gebruikte ministeriële besluiten als techniek niet volstaan. Hij verwacht dat genomen maatregelen dan betwist worden voor de rechtbank. De federale regering vreest duidelijk dat ze zich vastgereden heeft in de ongrondwettigheid.

Daar ging het ons ook over. Nu dreigt chaos. De regering durft haar fouten niet recht te trekken en hoopt dat iedereen de ‘logica’ van de Raad van State volgt waarachter ze zich voortdurend verschuilt. Volgens de genoemde grondwetexperts is de beleids­lijn van de Raad van State duidelijk: ‘We leggen de regering geen strobreed in de weg, zelfs als dat ten koste gaat van de grondwet en de demo­cratische rechtsstaat.’ Maar zelfs de Raad van State vond dat de minachting voor de grondwet te ver ging bij het verbod op erediensten.

Leestip voor regering

Tot nu toe durfden twee politierechters het aan om de juridische puntjes op de i te zetten. Vooral het arrest van het hof van beroep van Brussel (28 oktober 2020) vormt een leestip voor de regering, aangezien het over grondrechten gaat. De vrijheidsbeperkingen van het voorjaar werden ingevoerd in een ‘dringende noodsituatie’ en konden steunen op de wet Civiele Veiligheid. Maar, gaat dat hof verder: ‘Intussen heeft de Belgische staat de tijd gehad om aan een nieuw wettelijk kader te werken waarin de basisprincipes en de limieten van al de nieuwe en meer langdurige coronamaatregelen en de ermee gepaard gaande sancties worden uiteengezet.’

Waaronder rangschikken we deze taal van het hof van beroep: geneuzel, oppositiepraat of populisme? Noem het maar een waarschuwing die een verantwoordelijke regering niet negeert. Als een pandemiewet nodig is, zoals experts zeggen, dan is ze nu ­nodig, tijdens de pandemie. Is ze nu niet nodig, dan ook de volgende keer niet.

Ons aanbod om samen te werken om tot een tekst te komen die meerderheid en oppositie overstijgt, blijft gelden. Als het over basisrechten gaat, denken we het best niet in termen van meerderheid en oppositie.