Bij het aantreden van de regering-De Croo eind 2020 werd een grote pensioenhervorming aangekondigd tegen september 2021. Het regeerakkoord stelde dat het voorstel als doelstelling zou hebben om de voorziene kost van de vergrijzing te beheersen. Intussen weten we dat er tegen september 2021 helemaal geen hervormingsplan ten gronde werd voorbereid. In september werden wel enkele rode ballonnetjes de wereld ingestuurd: makkelijker met vervroegd pensioen vanaf 42 gewerkte jaren en een minimumpensioen vanaf tien gewerkte jaren.

Tweede zit voor minister van Pensioenen

Maar zelfs die ballonnetjes waren niet doorgesproken met de andere regeringspartners en zowat alle partijen vielen uit de lucht. Ballonnetjes die bovendien budgetneutraal zouden zijn maar ook daar kreeg het parlement geen nota van. De premier is zélf moeten tussenkomen en beloofde een tweede zit voor zijn collega-minister in de ‘late herfst’. “Nu dus, want binnen minder dan een maand begint de winter”, merkt Kamerlid Wim Van der Donckt op, ”Om die reden keek ik reikhalzend uit naar de beleidsnota 2022. Ik had verwacht dat de pensioenminister de voorbije twee maanden gebruikt zou hebben om alsnog de beloofde structurele pensioenhervorming uit te werken, samen met sociale partners, experts en instellingen. Een blik op de beleidsnota toont echter aan dat we daar nog heel ver van af zitten.”

Nietszeggend proza

In de beleidsnota schetst de minister een pensioenhervorming die uit drie fases bestaat. De eerste fase werd overeengekomen en uitgevoerd eind 2020. Toen is overeengekomen om de minimumpensioenen en het IGO aanzienlijk te verhogen met circa 11 procent in de periode 2021-2024. Ook een aantal berekeningsplafonds werd opgetrokken en de correctiecoëfficiënt voor zelfstandigen werd afgeschaft. De tweede en de derde fases, net de fases die een duurzame financiering mogelijk moeten maken, bestaan uit weinig meer dan nietszeggende lijntjes proza: ‘De tweede fase zal eerst besproken worden binnen de regering en daarna voor advies worden voorgelegd aan de betrokken adviesorganen. De derde fase van deze hervorming zal meer structurerende thema’s behandelen en dat binnen de schoot van het Nationaal Pensioencomité.’

Geen beheersing van de vergrijzingskosten

“De eerste fase kan bezwaarlijk gezien worden als een fase die bijdraagt aan de beheersing van de vergrijzingskosten”, legt Van der Donckt uit, “Dankzij het rapport van de vergrijzingscommissie van voorbije zomer hebben we geleerd dat vooral op korte termijn – lees: tussen 2019 en 2026 – de kosten van de vergrijzing sterk zullen toenemen met 3,2 procent van het bbp, wat zo’n 15 miljard euro is. Het aandeel pure pensioenuitkeringen is verantwoordelijk voor 1,8 procent van de toegenomen vergrijzingskost van 3,2 procent, dat is bijna 9 miljard euro. De gestegen kosten zijn voor een groot deel het gevolg van de niet gedekte kost van die eerste fase.”

De omgekeerde wereld

Dit maakt van dit projectplan de omgekeerde wereld. Hervormingen in de pensioenen en arbeidsmarkt zijn er niet, tenzij om de passieven – ongeveer de helft van het aantal mensen met een nieuw minimumpensioen heeft géén 20 effectief gewerkte jaren op de teller – nog meer te belonen.

“Over hoe dat allemaal zal betaald worden lezen we weinig of niets. Alweer een gemiste kans.  De zogezegde pensioenhervorming van de regering-De Croo blijft zo een ‘fata morgana’”, besluit Wim Van der Donckt.