Al meer dan zestien jaar daalt de onderwijskwaliteit in Vlaanderen. Vergeleken met andere landen tuimelen we peiling na peiling voor alle onderdelen van de absolute wereldtop naar de middenmoot of lager. Die evolutie moeten we dringend stoppen. Ambitieus onderwijs is nodig om onze collectieve welvaart veilig te stellen en om de talenten van alle leerlingen, en zeker van hen die niet het geluk van een stimulerende thuissituatie hebben, maximaal te ontwikkelen.
Als vader, leerkracht, pedagoog en verkozene des volks word ik boos als het maatschappelijk debat over de kwaliteit van ons onderwijs wordt herleid tot onderwijsvrijheid … de vrijheid van één koepel blijkbaar. Zestien jaar lang had die koepel onder de vlag van de onderwijsvrijheid de tijd om het tij te keren, de onderwijskwaliteit op te krikken en gehoor te geven aan de vraag van leerkrachten om de kennisbasis opnieuw te versterken.
Zestien jaar lang gebeurde er nauwelijks iets dat het tij keerde, integendeel. Met pijn in het hart heb ik dan ook moeten vaststellen dat de onderwijsvrijheid van weleer niet meer de turbo is van onze onderwijskwaliteit. Zaken die mee tot een daling van de onderwijskwaliteit hebben geleid, werden niet in vraag gesteld en soms nog versterkt. Al had ik het, als product van het katholiek onderwijs, graag anders gezien. Deze vaststellingen dwingen de overheid om zelf een ambitieuzer minimum te bepalen en dat duidelijk vast te leggen.
En dat deed deze Vlaamse Regering. Oude wijn in oude zakken was geen optie. En dus bieden de nieuwe eindtermen tweede en derde graad een antwoord op hedendaagse en toekomstige maatschappelijke uitdagingen én bepalen ze een ambitieus minimum voor alle leerlingen, afgestemd op de onderwijsvorm waar ze in studeren (aso, bso, kso, tso – alfabetische volgorde voor wie er andere bedoelingen in zou lezen). Zijn deze nieuwe eindtermen dé oplossing? Neen, maar ze maken er een onderdeel van uit.