De uitgesponnen verkiezingscampagne, die vrij warrig begonnen was, krijgt dan toch een heldere ontknoping. De kiezer staat ten langen leste op 26 mei voor een duidelijke keuze: de voortzetting van het centrumrechtse beleid dat we de jongste 5 jaar gevoerd hebben, of... een groen-rode griezelfilm. De voorbije weken is immers duidelijk geworden dat onder de groene schil van nieuw-links een vrucht blijkt te zitten die nog roder is dan het diepste rood van traditionele socialisten. Geen masker kan dat nog verhullen. De Vlaamse Groenen hollen de jongste weken hun Franstalige tegenvoeters van Ecolo steeds opzichtiger achterna. Hun discours doet voor de gemiddelde Vlaming pijn aan de oren, maar je leest en hoort het tegenwoordig wel elke dag in de pers. Het is een discours dat in Franstalig België veel gangbaarder is.

Je hoeft namelijk geen professor te zijn om te zien dat de politieke kaarten anno 2019 in Vlaanderen heel anders liggen dan in Franstalig België. Ten noorden van de taalgrens is er traditioneel weinig animo voor linkse recepten, maar in Brussel en Wallonië lijkt het enthousiasme voor een links volksfront met de week aan te zwellen. Ik zeg het al langer: België is een optelsom van twee democratieën die almaar sterker uit elkaar groeien. Dat is vervelend, omdat de Belgische constructie zo in elkaar steekt dat je een federale regering alleen maar kan vormen door één democratie ostentatief buitenspel te zetten. Onder Elio Di Rupo was Vlaanderen de klos, onder Charles Michel was dat Wallonië.

De omvorming van België naar een confederale staat is op termijn de enige juiste weg om dat probleem structureel op te lossen. De twee gemeenschappen kunnen vanaf dan namelijk zelf beslissen wat ze samen nog willen doen.

Of, en in welke mate, we na 26 mei stappen in deze richting zullen kunnen zetten, hangt af van hoe de kiezer de kaarten schudt. Dat valt vandaag niet te voorspellen. Maar confederalisme of niet, laten we onze burgers en bedrijven in elk geval voor wilde verhalen behoeden. Onder geen beding mogen we de komende jaren onder het juk van een Franstalig groen-rood front terecht komen. In dat geval wacht ons onder het mom van klimaatmaatregelen een tsunami aan nieuwe belastingen die onze broze economie kapot zal blazen.

Dat soort van groen-rode avonturen kunnen we ons echt niet veroorloven. Om ze te vermijden, zal een duidelijk signaal van de Vlaamse kiezer nodig zijn. Een signaal voor een ambitieus, maar realistisch centrumrechts beleid. Een beleid dat ervoor zorgt dat meer mensen aan de slag gaan, dat de migratie in banen leidt en dat de vinger op de knip houdt. Dit soort van beleid kan er alleen maar komen, als ook mijn voormalige coalitiepartners kleur bekennen en zich duidelijk uitspreken voor een centrumrechts project. Zonder gekkigheden als vermogensregisters die onze ondernemers naar het buitenland wegjagen en op het eind de hele middenklasse viseren.

Ik huiver van partijen die vermogende mensen bij voorbaat als verdacht beschouwen. Laat me duidelijk zijn: ook ik wil een vangnet voor mensen die door pech in financiële ademnood geraken of uit de maatschappelijke boot vallen. Sterker nog: voor hen kan, wat mij betreft, een budgetverhoging niet hoog genoeg zijn! Maar het kan niet de bedoeling zijn dat we overheidsmiddelen wetens willens inefficiënt inzetten of - zoals nog wel eens gebeurt - kwijtspelen aan onterechte uitkeringen. Zeker niet, als we ondertussen een heksenjacht gaan organiseren op mensen die zuurverdiende spaarcenten op hun rekening hebben. Ik pas voor nieuwe belastingen op inkomsten waar de mensen hard voor gewerkt hebben.

Daarom ben ik, nadrukkelijker dan ooit, kandidaat om premier te zijn van een regering die zich achter een ambitieus, maar haalbaar én betaalbaar centrumrechts project schaart. Maar dat kan alleen van een regering waarin ik 100 procent geloof. Op basis van een helder regeerakkoord. Zonder wazige afspraken die ertoe leiden dat de regering halfweg uit elkaar valt. Als ik ploegleider word, dan zal dat zijn van een regering die in staat is om grondige hervormingen tot op het eind door te voeren. Een regering die een herstelbeleid voert dat ons naar de kop van Europa brengt, die innovatiegericht is, en verder werkt aan een volwassen veiligheidscultuur, een regering die een realistisch klimaat- en energiebeleid voert.

Als ik straks premier word, dan zal dat zijn van een regering die eruit haalt wat er in zit. Minder kunnen we onszelf niet permitteren.