Het viel nauwelijks op en ging dan ook nagenoeg onopgemerkt voorbij. In juli van dit jaar corrigeerde het IMF haar april-voorspelling voor de wereldeconomie in 2022 in opwaartse richting. Begin september liet de OESO, die andere toonaangevende internationale instelling inzake economische prognoses, optekenen dat zij haar mei-prognose voor 2022 bijstelde in neerwaartse richting. Wat veranderde er tussen juli en september van dit jaar zodanig dat twee instellingen die nagenoeg onveranderlijk op dezelfde sporen zitten en heel gelijkaardige prognoses presenteren plots aan het divergeren gingen? Wel, heel wat.

Laten we inzake de veranderingen die zich de jongste maanden doorgezet hebben in de conjunctuuromgeving beginnen met die factor die zelfs nauwelijks vervat zat in de prognose van de OESO en zeker niet in die van het IMF, namelijk de forse escalatie van de gas- en energieprijzen gedurende de voorbije maanden.

Die zwaardere energiefactuur is een stevige domper op de groeiperspectieven. De koopkracht van gezinnen en individuen wordt er behoorlijk tot stevig door aangetast. Wat we met z'n allen méér moeten besteden aan onze energievoorziening kunnen we per definitie niet uitgeven aan andere goederen en diensten. Volgens de jongste inschattingen ziet het er trouwens niet naar uit dat er op korte termijn een omslag komt in de evolutie van de energieprijzen. De negatieve impact op het groei-vermogen van de economie zal dus onvermijdelijk vrij substantieel zijn.

Bovendien tast de zwaardere energiefactuur ook het concurrentievermogen van onze ondernemingen aan. Zij moeten vaak opboksen tegen concurrenten uit landen waar om allerhande redenen de energiefactuur minder oploopt dan bij ons. Ons automatisch loonindexeringsmechanisme zal op dit vlak bovendien voor nadelige tweede ronde-effecten zorgen die elders minder spelen. Als zij het echt meent met haar herstelbeleid, dan zal de federale regering snel genoodzaakt zijn de indexkoppeling op tafel te leggen.

De tweede factor die de verwachtingen inzake economische groei de jongste weken danig negatief ging beïnvloeden is de opnieuw toegenomen onzekerheid, zowel voor consumenten als voor producenten en investeerders. Enkele maanden terug gingen we er van uit dat met het ergste van de coronacrisis duidelijk achter de rug de onzekerheidswolken stilaan gingen verdampen. Helaas. De onzekerheid nam recent terug toe als gevolg van diverse elementen.

Ten eerste is er de oplopende inflatie. In de VS stijgen de prijzen op jaarbasis nu met 5,3 procent en in de eurozone met 3 procent. Zowel voor de VS als voor de eurozone zit er verdere toename van de inflatie in de pijplijn. De verhaallijn dat het hier om een tijdelijke opstoot van inflatie gaat, houdt hoe langer hoe minder steek. Vertegenwoordigers van de Amerikaanse centrale bank, de Fed, tonen zich de jongste weken opvallend terughoudend om die verhaallijn nog ten berde te brengen. ECB-president Christine Lagarde blijft met grote halsstarrigheid het verhaaltje van de tijdelijk opstoot brengen maar binnen haar eigenste instelling neemt de twijfel over de correctheid van die lijn hand over hand toe. Centrale banken zien dus zeer snel het punt naderen waar zij zullen moeten kiezen: ofwel laten ze de inflatietrein echt vertrekken, ofwel grijpen ze in en komen er dus rentestijgingen. Hiermede belanden we automatisch bij het tweede element van toegenomen onzekerheid.

Aan het firmament van de financiële stabiliteit trekken heel duidelijk nieuwe onweerswolken samen. Die evolutie heeft allereerst te maken met een ongeziene toename van de schuldposities in de ganse wereld. Tussen midden 2020 en midden 2021 namen de uitstaande schulden wereldwijd toe met 25.000 miljard dollar, van 271.000 miljard naar 296.000 miljard dollar. De globale schuldenberg is nu equivalent aan 360 procent van het wereld BBP , een percentage dat nooit eerder zelfs nog maar bij benadering werd bereikt. De schulden van de overheden zijn even groot als die van de collectieve ondernemingssector, namelijk 86.000 miljard dollar elk. De financiële sector en de gezinnen zijn goed voor 69.000 miljard respectievelijk 55.000 miljard dollar.

In een wereld die dus als nooit voorheen in de geschiedenis gebukt gaat onder loodzware schuldenlasten, in de publieke zowel als in de private sector, vormt na jaren van nulrentes en zelfs negatieve rentevoeten een potentiële stijging van de rentevoeten een echte game changer. Er kan niet de minste twijfel over bestaan dat er in dat geval heel wat constructies gekenmerkt door extreme leverage-toestanden (zeer veel geleend geld in combinatie met zeer weinig eigen financiële inbreng) tegen de vlakte zullen gaan. Stijgende rentes zullen ook de nu al zwaar gehavende publieke financiën van vele landen helemaal in het dieprood jagen. De schokgolven als gevolg van dergelijke ontwikkelingen zullen zich doorheen de ganse economie laten voelen.

We dienden trouwens geen renteverhogingen vanwege centrale banken te ondergaan om zwaar door schulden beladen constructies in last te zien komen. De gigantische Chinese vastgoedgroep Evergrande zwalpt op de rand van het bankroet. De groep gaat kopje onder in een tsunami veroorzaakt door 300 miljard dollar aan schulden. De aarzelende aanpak van de Chinese autoriteiten zorgt voor veel onzekerheid - niet in het minst in China zelf, waar de bouw- en vastgoedsector bijna éénderde van de hele economie uitmaakt. In de meeste andere landen ligt dat aandeel ongeveer de helft lager.

Er heerst over de risico's besloten in het schaduwbank-systeem grote onzekerheid, net als trouwens over de bindingen tussen dat schaduwgebeuren en de traditionele bancaire sector. Schaduwbanken vormen een duistere vlek in het hele financiële gebeuren, zeker in China maar ook elders. Verena Ross, de nieuwe voorzitster van het Europese financiële toezichtsorgaan ESMA stelde vorige week in het Europese Parlement dat het schaduwbankieren "a big gap" in het toezicht en de regulering vertegenwoordigt. Doembeelden die iets te nadrukkelijk herinneren aan 2008 zijn dezer dagen terug aan de orde.

Derde element van nieuwe onzekerheid betreft de internationale aanbodketens van goederen en diensten. Als gevolg van corona raakten die fors verstoort met als gevolg tekorten alom en stijgende prijzen. Tot voor kort ging men er van uit dat deze aanbodketens zich snel zouden herstellen in een al dan niet gewijzigde configuratie. Dat herstel lijkt echter veel moeilijker en trager tot stand te komen dan tot voor kort verwacht werd. In een gezamenlijke verklaring eind september benadrukten de gouverneurs van de Amerikaanse, Europese, Britse en Japanse centrale banken dat de verstoring van de aanbodketens zwaar blijft wegen op het herstelpotentieel van de Westerse economieën. Een verdere uitbraak van de Delta-coronavariant zal de aanbodverstoringen enkel maar verder aanscherpen.

Om de onzekerheidslijst compleet te maken blijft er tot slot nog een allegaartje van bekommernissen. Zo bakkeleien de Amerikanen nog maar eens over de al dan niet verhoging van het schuldenplafond voor de Amerikaanse overheid. Vaste prik in het chaotische politieke gebeuren in de VS maar toch telkens weer goed voor een ongezonde dosis zenuwachtigheid en onzekerheid. Ook vaste prik zijn de pleiade aan geopolitieke onzekerheden. China staat daarbij steeds nadrukkelijker centraal zeker nu het Amerikaanse beleid gericht tegen de Chinese opmars nu iets meer raffinement en geloofwaardigheid uitstraalt dan ten tijde van Donald T.

Geeft de toegenomen onzekerheid, tezamen met de opstoot van de gas- en energieprijzen, aanleiding tot niet meer dan een dipje in het post-corona herstel of lopen we een nieuwe dreun inzake groeiperspectieven tegemoet? Op dit moment valt geen klaar en duidelijk antwoord op deze vraag te formuleren al kan niet verheeld worden dat de kans dat we er met een dipje vanaf komen toch behoorlijk slonk de jongste weken. In een wereld beladen met nooit eerder geziene schuldenlasten hebben we elke procentje economische groei broodnodig om alsnog zonder al te veel kleurscheuren uit die debt trap te geraken. Wie argumenteert dat centrale banken die schulden kunnen blijven absorberen, raaskallen. Niemand beseft dit beter dan de centrale bankiers zelf al kunnen zij dat publiekelijk nooit toegeven. Het is daarom broodnodig dat zeker België en de EU eindelijk tot ernstige groei- en tewerkstellingsbevorderende structurele hervormingen overgaan.