Vorige week beslisten sp.a, CD&V en Groen in Leuven dat het OCMW-personeel religieuze symbolen mocht dragen. “Onze neutraliteit blijkt uit de daden van onze medewerkers en niet uit hun voorkomen”, heette het. De tekst die werd goedgekeurd, vermeldt ook nog dat “een medewerker zijn religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging niet met zijn klant bespreekt, tenzij de medewerker in de thuisomgeving van de klant religieuze handelingen wenst te stellen tijdens zijn pauze. Dit dient de medewerker op voorhand te bespreken en is enkel mogelijk na akkoord van de klant en op een discrete manier”.

Daar sta je dan als aanhanger van de verlichting. Sommige van dezelfde partijen die decennia op de barricaden hebben gestaan om ons overheidsoptreden te scheiden van de invloed van het katholicisme, keren nu hun kar in de naam van diversiteit. Dat is niet progressief maar conservatief. Als er een zuster met kapje aan het loket zou zitten, kreeg je geheid een rel op links. En terecht. Als er een devote moslima met hoofddoek zit, volgt er applaus, want dan vormt ze het bewijs dat de superdiverse samenleving werkt.

Het principe is simpel. De dienstverlening van de overheid moet neutraal zijn en ook zo ervaren worden. Een klant van het OCMW heeft geen andere keuze. Voor ons geen kruisbeeld, keppeltje of vergiet van de pastafari aan het loket. En dus ook geen hoofddoek. Want wat moet iemand met een homoseksuele geaardheid denken als hij aan de balie komt en zijn probleem moet uitleggen aan iemand die middels haar kleding de indruk wekt dat ze homoseksualiteit niet tolereert? Zo maak je het moeilijker om hulp te zoeken.

Die uitspraak leverde me de banbliksems op van de linkse goegemeente. Ze zou namelijk getuigen van een “flagrant vooroordeel”. Op sociale media werd ik weggezet als een racist en natuurlijk ook als homofoob. Mijn echtgenoot moest erom lachen. Onze dochter met haar prachtige bruine huidskleur had het te druk met Bumba om er zich druk over te maken.

Eerlijk, Fourat, ik begrijp nog steeds de commotie niet. Een meerderheid van de strekkingen binnen de islam beschouwt homoseksualiteit als een zonde. Dat betwist niemand. Homo -seksualiteit wordt in vele islamitische landen dan ook zwaar vervolgd en bestraft. Een vrouw die een hoofddoek draagt, hangt de islam aan. Bijgevolg is het geen vooroordeel maar een legitieme aanname dat een vrouw met hoofddoek homo’s als zondig beschouwt. Natuurlijk zal dat niet voor elke moslima met hoofddoek gelden. Misschien zelfs maar voor een klein deel. Maar is het aan de OCMW-klant om dat uit te vissen?

Ons hele dagelijkse leven is gebaseerd op logische veronderstellingen. Zo mag je ervan uitgaan dat iemand die lid is van Groen opkomt voor het milieu. Dat een devote katholiek in god gelooft. En dat een aanhanger van het communisme het niet op het grootkapitaal begrepen heeft.

“Waarschijnlijk is dit breaking news voor je”, schrijf je, “maar er zijn ook lesbische moslima’s mét hoofddoek”. Voor iemand die in het parlement al twee keer een interreligieuze dialoog over homoseksualiteit heeft georganiseerd, was dat geen nieuws. Maar hoe die uitzonderingen de these moeten schragen dat het onredelijk zou zijn dat een OCMW-klant vertrekt van een gerechtvaardigde premisse, ontgaat me.

“Laten we vooral ophouden met het opbod tussen minderheden”, ga je voort. Je vindt dat we vragen aan mensen om onzichtbaar te zijn. Het gaat hier om een principe van de rechtstaat, niet om minderheden tegen elkaar. En niemand hoeft onzichtbaar te zijn. Maar als je je onzichtbaar voelt omdat je niet op elk moment uiting kunt geven aan je religie, dan is een job als ambtenaar aan het loket van het OCMW misschien niks voor jou. Links bedoelt het goed, maar begraaft zonder het zelf te beseffen het kompas van de verlichting onder het mantra van de diversiteit.