Het eerste beleidsidee voor het GEN dateert al van 1989. Sindsdien rijgt het project echter de vertragingen aan elkaar. Een maand voor het aantreden van de nieuwe regering in 2014 raakte bovendien bekend dat de financiële achterstand onder Jean-Pascal Labille (PS), de vorige minister van Overheidsbedrijven en Grootstedenbeleid, was opgelopen tot een miljard euro.

Nieuwe behoefteanalyse

Het Rekenhof heeft fundamentele vragen bij de nog uit te voeren werken. Zo was er voorzien om elke vijf jaar een update te maken van de verplaatsingsbehoeften rond Brussel, om de nieuwe lijnen zo goed mogelijk af te stemmen op de vraag. “Die studie is slechts één keer gebeurd, in 2009”, stelt De Coninck vast: “opnieuw een gemiste kans. Wij pleiten dan ook voor een nieuwe behoefteanalyse, zoals het Rekenhof voorstelt. Mogelijk is het efficiënter om de vervoersvraag ten zuiden van Brussel te beantwoorden met een versterkt aanbod van het regionaal vervoer.”

Foute politieke keuze

Het Rekenhof brengt ook de optie voor een hst-terminal in Schaarbeek nog eens onder de aandacht. Die had de Brusselse Noord-Zuidverbinding kunnen ontlasten en een snellere en goedkopere verbinding tussen het internationale hogesnelheidsverkeer en de luchthaven van Zaventem mogelijk gemaakt. Al bij de eerste studies werd immers opgemerkt dat de integrale uitvoering van het GEN-project, in combinatie met de ontwikkeling van dat hst-verkeer, zou leiden tot een totale verzadiging van de Brusselse Noord-Zuidverbinding. “Het is dan ook opmerkelijk dat die hst-terminal in Schaarbeek nooit gebouwd is, maar in Brussel-Zuid werd voorzien”, stelt De Coninck, die zelf ruimtelijk planner is. “Voor ons is dit een zoveelste resultaat van de typische PS-beslissingen in Brussel. Brussels PS-kopstuk Charles Picqué haalde de hst-terminal liever naar zijn eigen gemeente: Sint-Gillis. Want zo’n terminal brengt allerlei vastgoedontwikkelingen met zich mee, en daar heeft zijn gemeente mee van kunnen profiteren.”

Bodemloze put

Het Rekenhof merkt ten slotte op dat de initiële ramingen van de begroting voor het GEN-project heel optimistisch waren. “Waalse politici, met de PS op kop, hebben de voorbije jaren enorme budgetten gebruikt voor de bouw van megalomane stationsprojecten, zoals in Luik en Bergen. De aanleg van de GEN-lijnen heeft daaronder geleden”, merkt De Coninck op. “Maar dan moet men de consequenties van die keuze willen dragen. Nu beweren dat Vlaanderen dan maar moet opdraaien voor de achtergebleven GEN-werken, is de omgekeerde wereld. Dit is voor ons niet bespreekbaar”, aldus De Coninck, die wijst op de bestaande 60/40-verdeelsleutel. “Als deze vraag aanhoudt, is een regionalisering van de investeringsbudgetten de aangewezen optie. Dan kan elk gewest zelf de prioritaire infrastructuurinvesteringen selecteren”, besluit zij.