Met bovenstaande koppen hield de pers een feestje na de voorstelling van het federale jaarboek armoede. Het regeringsbeleid werd tegen de muur gezet en iedereen mocht er eens op schieten. Na de executie waren er nog een paar kletsen voor Demir, enerzijds. Een paar trappen tegen de kont van Kris Peeters, anderzijds. (Hoewel dat laatste door de enkele kwaliteitsmedia angstvallig werd verzwegen. Puur toeval natuurlijk.)

Kortom, de hele regering bakt er niks van en iedereen mag het weten. En het allermooiste was dat de pers niet eens moeite hoefde te doen. Aan de tafel zaten immers geen verzuurde oppositieleden à la Calvo. Er zat een groepje armoedespecialisten. Betaald door de federale overheid om wetenschappelijk te oordelen. Ernstige vorsers die het beleid onder de loep houden, kritiek leveren en aanbevelingen doen. Zelden was er zoveel eensgezindheid onder wetenschappers.

De experten vatten het beleid van Kris en mezelf samen als “een strijd tegen mensen in armoede en niet als armoedebestrijding.” En nog: “De overheid maakt het eeuwenoude onderscheid tussen ‘goede’ en ‘slechte’ mensen in armoede.” U kent dat. Allemaal geijkte wetenschappelijke omschrijvingen met als doel constructief bij te dragen tot het debat.

En allemaal waren de wetenschappers ‘verontwaardigd’ over de afwezigheid van de staatssecretaris op de persconferentie. Hoe kon Demir zich bezig houden met de ‘European disability Card’ als er net een wetenschappelijke scheldpartij voor haar was voorbereid? Echt waar? Let wel, ik ga het jaarboek wel lezen en bestuderen. Nieuwe inzichten zijn nuttig en een verpakking zegt niet alles. “Never judge a book by its cover”, zegt het spreekwoord. Maar als wetenschappers schelden als politici, wil deze politica wel eens de wetenschap wegen.

De parabel van de wonderbaarlijke cijfers

Eén van medeauteurs van het jaarboek is Ides Nicaise. Alle respect voor de expertise van de man, maar mag ik het hebben over hoe hij die expertise gebruikt? In een opiniestuk in De Tijd (7/07/2017), stelt hij dat het aantal ‘werkende armen’ dramatisch is toegenomen. Van 3,9 procent in 2005 tot 4,7 procent in 2016. In absolute cijfers gaat dat om maar liefst 40.000 mensen. Dat is bijna het Koning Boudewijn Stadion gevuld. Het nieuws sloeg in als een bom en werd gretig overgenomen door de media. Hét bewijs dat er iets scheelde aan het beleid. De laatste keer dat we met dit cijfer geconfronteerd werden, was deze week. Sp.a-fractieleidster Meryem Kitir wreef het de regering in het gezicht. Ik heb die cijfers even opgezocht. Een stijging van 40.000 is nu eenmaal niet niks en verdient aandacht.

Na een klein onderzoekje, op basis van exact dezelfde cijfers, heb ik echter zeer heuglijk nieuws. Ik vat het even voor u samen: sinds de regering van sp.a, groen en Open Vld aan de macht was, is het aantal ‘werkende armen’ scherp gedaald, van 6,5 procent in 2003 naar amper 4,7 procent vandaag. Dat is een daling van 100.000 ‘werkende armen’ of maar liefst twee keer het Koning Boudewijn Stadion tot de nok gevuld. De daling werd pas mogelijk gemaakt toen Verhofstadt II de groenen uit de regering weerde. Twee jaar nadat het nefaste beleid van groen was uitgewerkt, daalde het aantal ‘werkende armen’ tot 3,9 procent. Het klopt evenwel dat onder de regering Di Rupo, dat cijfer opnieuw drastisch steeg, tot een bedroevende 4,8 procent in 2014. Met de regering Michel I is de daling gelukkig opnieuw ingezet tot 4,7 procent vandaag. Dezelfde cijfers. Maar het is wat je ermee doet. (De realiteit is dat deze cijfers stabiel zijn binnen de statistische marge)

Brave Monica, stoute Liesbeth

Een ander gevierd auteur en samensteller van dit jaarboek is professor op rust, Jan Vranken. Ik schets de man even voor u. Een wetenschapper die een 'analyse' en 'evaluatie' maakte van het beleid van - toen nog - Antwerps schepen Liesbeth Homans nog voor het goed en wel was opgestart. Maar wel ruim op tijd voor de verkiezingen van 2014. Het boek kreeg de wetenschappelijke titel 'Thatcher aan de Schelde' mee, stond bol van feitelijke fouten en werd in dat bewuste verkiezingsjaar uitgegeven op vraag van de huisuitgeverij van de PVDA.

Toen de professor er in een interview werd op gewezen dat Liesbeth Homans en voormalig sp.a-schepen Monica De Coninck een gelijkaardige visie hadden op leefloon en activering, reageerde Vranken, geheel wetenschappelijk uiteraard: “Monica De Coninck was streng, maar vanuit de bekommernis de armen te emanciperen. Homans is niet emanciperend, maar disciplinerend: ze straft wie niet braaf is, eigen schuld dikke bult.” Denkt u daar maar eens over na.

Iets minder dan een jaar geleden liet de professor in een interview met Knack het volgende optekenen: “Op mijn veertigste had ik al te veel verantwoordelijkheden om te zeggen en te schrijven wat ik echt dacht. Ik moest de financiering van mijn onderzoekseenheid rond krijgen, ik moest ervoor zorgen dat mijn rapporten gelezen werden en in de politiek een zeker draagvlak hadden enzovoort. Ongetwijfeld heb ik mij toen wat gecensureerd. Nu ik met emeritaat ben, draag ik die lasten niet meer. Het enige wat mij nog ter harte gaat, is de waarheid. En dus zeg ik waar het op staat. En als ik met die ongemakkelijke waarheden vooral de rechterzijde tegen de haren instrijk, dan is dat maar zo.”

Wetenschappers die verklaren de wetenschap te kleuren om hun financiering rond te krijgen en op rust ‘hun waarheid’ lossen op de wereld. Sta me toe om daarvoor geen dagje Plopsaland te laten vallen waarbij ik mensen met een handicap kan helpen. Noem me gerust ouderwets.

Maar ik kan best tegen een stootje. Even goede vrienden. Of slechte in uw geval, mijnheer Vranken. We onthouden de wetenschap en de scheldpartijen filteren we er gewoon uit. Nu ik er aan denk, het omgekeerde van uw discours eigenlijk.