Naar jaarlijkse gewoonte vindt in de week voor de krokusvakantie de Vlaamse Week tegen Pesten plaats. Een hele week lang mobiliseren verschillende actoren alle krachten om deze hardnekkige problematiek meer onder de aandacht te brengen. Want blijvende aandacht voor het probleem is nodig. Naar schatting één op de vijf kinderen is ooit het slachtoffer geweest van pestgedrag. Dat cijfer is iets 'beter' dan een decennium geleden, toen dat nog voor één op de vier kinderen het geval was. Maar het is nog steeds een schandelijk probleem.

Al jaren wordt eraan gewerkt, maar er zijn dan ook meer blijvende inspanningen nodig. Want de cijfers geven niet altijd de verdoken vormen van pesten weer. Vaak zijn kinderen beschaamd om ermee naar buiten te komen, met een schuldgevoel en isolatiegedrag als gevolg. Het blijft een zware last op hun schouders, die ze zelfs moeilijk kwijt kunnen bij de ouders. Dikwijls hebben die gewoon geen weet dat hun kind gepest wordt. Dat creëert op termijn een vicieuze cirkel waaruit men moeilijk een uitweg kan vinden.

Preventief pestbeleid

Om een volledige gedragswijziging te bewerkstelligen, startte de Vlaamse Regering in 2016 met een actieplan om werk te maken van een alomvattend, preventief pestbeleid. De ministers van Welzijn, Volksgezondheid, Onderwijs, Sport en Jeugd bundelden de krachten om elk in hun eigen domein een concrete verandering te bereiken. We zijn momenteel in 2017 en we kunnen stellen dat er al heel wat gebeurt en dat er ook heel wat projecten gesubsidieerd worden om het pesten tegen te gaan. Kijken we naar het domein Jeugd, dan zien we bijvoorbeeld de oprichting van het kennisplatform 'Integriteit', dat moet helpen om jongeren meer te informeren. Daarnaast zijn er wetenschappelijke onderzoeken opgestart over geweld op kinderen tussen 10 en 18 jaar. Verder is er begonnen met het No Hate Speech Platform. Die campagne wordt mee ondersteund door 80 jeugdorganisaties.

Maar mag het nog wat meer zijn? Wat is de concrete output hiervan? Daar hebben we het gissen naar. Om de acties in alle sectoren nog meer te ondersteunen, zouden de beleidsdomeinen nog meer bij elkaar betrokken moeten worden dan nu het geval is. Vaak is er veel expertise en zijn er opgezette acties in één bepaalde sector, maar geraken die niet tot bij andere actoren, bijvoorbeeld van de scholen naar de jeugdbewegingen. Nochtans vormt deze samenwerking de kern van een degelijk preventief pestbeleid. Dat wordt vaak onderschat.

Zo kunnen er bijvoorbeeld op het vlak van kennisdeling nog serieuze stappen vooruit worden gezet. De expertise is aanwezig, maar het is vaak zaak om die tot op de juiste plaats te brengen. Communicatie is daarbij het sleutelwoord. Ik roep de ministers dan ook op om nog meer en intenser samen te werken om hun actieplan tot een goed einde te brengen.

Daarnaast mogen de opgezette acties elkaar niet in de weg lopen. Het starten van een communicatiecampagne tegen pesten in het jeugdbeleid is natuurlijk lovenswaardig. Maar als die tegelijk loopt met een campagne in welzijn en in het onderwijs, zijn we bezig met de creatie van een overaanbod. Goede communicatie is noodzakelijk, maar het stroomlijnen van die communicatie des te belangrijker.

Ik hoop dat alle beleidsdomeinen samen de schouders kunnen zetten onder een echt samenwerkingsverband. Want dat blijft nodig in de moeilijke, hardnekkige problematiek van pesten. De gemeenschap kan dit niet oplossen door de steun vanuit één beleidsdomein, maar enkel met een coherente, samenhangende aanpak. Op die manier mogen we toch de hoop uitdrukken om die twintig procent gepeste kinderen meer te helpen en in de toekomst dit probleem zo maximaal terug te drukken.